De kot'ond en het 'ondekot Siergras geeft wintertuin romantiek k PZC biiïtengebie Bedreigde weelde op de wallen van Retranchement t *%yjL:- jW ma TER PLEKKE 34 woensdag 8 december 1999 door Gerard W.Smallegange Er is geen dier naast het paard en de koe dat zo vanzelfsprekend op het Zeeuwse boerenerf thuishoort als de hond. De hond heeft altijd en in verschillende functies zijn vaste plaats gehad op ons boerenerf. Natuurlijk - vooral historisch gezien - als de waakhond die vanaf zijn vaste plaats in en rond het hondenhok het erf bewaakte en de bewoners bij nacht en ontij door zijn geblaf waarschuwde voor naderend ongewenst volk. Maar naast deze zogenaamde hofhonden zijn er ook altijd andere honden op het erf geweest. Terriërs, meestal boerenfoxjes genoemd omdat het kruisingen waren/zijn van foxterriërs en andere rassen, werden gehouden vooral om ratten en muizen te vangen in en rond de schuur. Een goeie boerenf ox was/is ontzaglijk fel op ratten en muizen maar ook op bijvoorbeeld bunzingen (boensoek) en graaft zonodig een lange gang om bij de prooi te komen. De fox leefde en leeft in de schuur en is alleen al door z'n aanwezigheid een waarschuwing voor ongedierte. Zijn presentie werkt preventief. Boeren die jagen hebben en hadden ook een jachthond op het erf. Zo'n beest vervult meestal (niet altijd) ook de waakfunctie. Maar jachthonden zijn zelden of nooit goede rattenvangers. Heel lang zijn er ook karnhonden geweest; grote bastaardhonden die de karnton (om boter te maken draaiend moesten houden. Vanouds leefde de 'of ond of de kot'ond in z'n eigen behuizing: t ondekot oftewel het hondenhok. Vooral op wat grotere hofstedes nam dat hok een prominente plaats in ergens voor op het erf, meestal vlakbij het huis en de schuur aan het eind van de oprit; de dreve of hofbaan. In ieder geval op een plaats waar je langs moest als je het erf op kwam en tevens op een plaats zichtbaar vanuit het boerenhuis. Het hondenhok was niet zomaar een miezerige oude ton of zoiets: nee het was vaak een sierlijk hok, gemaakt door een ambachtelijke timmerman. Soms was zo'n hok rond met een puntdakje erboven. Bij Axel, op de boerderij Eben Haezer staan zelfs nog twee van die ronde hondenhokken. Soms was het hok gebouwd als een miniatuur van een Zeeuwse schuur. Bij een hoeve bij Zaamslag-Veer waarvan de schuur is afgebroken, maar waar het huis pas is gerestaureerd, vond ik afgelopen zomer tussen de oude bomen en tussen het meterhoge, bloeiende fluitekruid een scheefgezakt hondenhok in schuurvorm, roodgeverfd met witte randjes om de ingang. De schuur destijds op deze hoeve was ook in die kleur - ossebloedrood of Brugs rood - en uniek m Zeeland. De huidige bewoners koesteren het plan zo'n zelfde schuur in Brugs rood te laten bouwen. Ze verdienen mijns inziens een flinke subsidie. Zeemijnen Naast ronde en schuurvormige hondenhokken zij er nog wel enkele andere vormen bekend. Als klein huisje, en soms zelfs wordt een oude zeemijn (uit de le wereldoorlog) gebruikt. Zo'n zeemijn, ton- of ellipsvormig, werd dan uiteraard geheel gedemonteerd en uitgehold. Van binnen kwam er een vloertje in, en in vrolijke kleuren geschilderd was het dan een erg opvallende behuizing voor Fik of Bello. In Sint Philipsland op een boerderij niet ver van de molen is zo'n zeemijnhondenhok heel lang te zien geweest. Maar de meeste hondenhokken op de Zeeuwse erven waren en zijn zes- of achthoekig. Meestal van hout en met een sierlijke pinakel bovenop het spit toelopende dak. Soms staat het bouwjaar en de naam van de boerderij ook nog boven de ingang van het hok. Niet de naam van de hond, die werd nooit veel ouder dan een jaar of twaalf a veertien, en het hok ging een mensenleven of langer mee. Het hok stond meestal op een verhoging en kon draaien om z'n as. In het hok hing een touw of een ketting waarmee de hond zelf (met z'n poot) het hok kon laten draaien; in of uit de zon, in of uit de door Alex van Hoof De tuin lijkt gestorven in de aanloop tot de winter, maar toch valt er nog wat leven in te brengen. Met siergrassen. Uitgedroogd zien deze planten er het fraaiste uit, zo vindt althans een groeiende groep liefhebbers, gezien de al geruime tijd stijgende verkoopcijfers van deze plantensoorten. Om nu nog een mooi wïntersilhouet achter het huis te creëren, mag echter niet te lang worden getreuzeld: siergrassen dienen voor de eerste strenge nachtvorst de grond in te „De ranke, dunne stengels met hun ragfijne of dikke aren bewegen in de wind luchtig en nonchalant op en neer." Het zijn bijna dichterlijke woorden waarmee kwekers hun enthousiasme voor siergrassen kenbaar maken. De strogele kleur van de zogenoemde molinia en zilverwitte tint van het Chinees riet bijvoorbeeld, creëren tijdens herfst en winter een romantisch silhouet. Na een plensbui veranderen deze siergrassen in een openstaande bos met overhangende sprieten waar regendruppels als diamanten op glinsteren. In het vrij recentelijk verschenen boek 'Meer Droomplanten' verklaren de auteurs Piet Oudolf en Henk Gerritsen hun fascinatie. Ze schrijven: „Door hun luchtige verschijning kunnen ze zelfs aan de zwaarste en heftigst gekleurde bloemencombinaties een wild cachet geven en - heel belangrijk - veel soorten zorgen er met hun wintersilhouetten voor dat de tuin ook in de winter nog te pruimen is." Aandacht De fraaie loftuitingen zijn opvallend voor een grassoort waar de gemiddelde wandelaar in de natuur zijn pas niet voor inhoudt. Staan siergrassen eenmaal in de tuin, dan trekken ze wel de Panicum ofwel vingergras bloeit pas laat in het seizoen. De piepkleine aren leveren in de winter een mooie herfstkleur. aandacht. „Dat komt, omdat gecultiveerde siergrassen toch nog veel lijken op hun wilde soortgenoten, waardoor de tuin een natuurlijk uiterlijk krijgt. Dank zij de toegenomen belangstelling voor natuurlijk tuinieren, neemt de verkoop van siergrassen fors toe. Bij de meeste andere vaste planten leggen kwekers hoofdzakelijk de nadruk op mooie zichtbare eigenschappen. Van margrietjes die in mei volop uit de grond schieten, bestaat bijvoorbeeld een gecultiveerd ras ofwel variëteit met forse bloemen van vijftien centimeter doorsnede: in kwekerskringen heel toepasselijk Manhattan genoemd. De namen van de meeste siergrassen zijn een stuk bescheidener. Het bekendst zijn onder meer helmgras (dat in de duinen groeit), pampagras. vingergras, blauwgras, liefdegras, bochtige smele en struisriet. In totaal bestaan er in de natuur en verspreid over de hele wereld honderden soorten siergrassen en van nogal wat rassen hebben kwekers vervolgens weer duizenden gecultiveerde en afwijkende variëteiten gemaakt. In Nederland komen ongeveer dertig rassen en honderden variëteiten voor. Alle siergrassen behoren tot de familie van grassen, waaronder ook riet, bamboe, granen en de groene gazonsprieten vallen. Opvallend familietrekje is de snelle groei: sommige siergrassen die in het voorjaar tot tien centimeter boven de grond worden weggeknipt, kunnen een klein half jaar later al weer metershoog zijn. Voor al die lange stengels ofwel halmen bestaat overigens geen praktische toepassing. „Van bamboe en riet zijn allerlei voorwerpen te maken, maar siergras heeft alleen een PW T- f i s wind, al naar believen. In een cirkel om het hok heen lag een keurig straatje of een strookje beton. Vaak is dat laatste element nu nog op boerderijen te vinden terwijl het hondenhok allang verdwenen is. Erfbewaker De hond zelf is heel vaak nog wel aanwezig op de boerderij. Hij of zij leeft nu in de schuur, in het varkenshok of gewoon in huis bij de familie. Zijn taak als erfbewaker heeft hij nooit verloren. Nu tijdens de laatste twintig jaar de veiligheid ten plattelande aan sterke erosie onderhevig is, neemt zijn belang als waker zelfs nog toe. De rol van de hond op het Zeeuwse erf blijkt tenslotte ook uit allerlei Zeeuwse gezegdes. Een bonten 'ond is een verschoppeling, iemand die laag geacht wordt. Iemand die leid az 'n 'ond an z'n ko" is erg honkvast. En iemand die deur 'n 'ond in een braembos ezêêkt is, is en blijft een onecht kind. Als u karakteristieke hondenhokken op boerenerven ergens in Zeeland weet, dan s.v.p. doorgeven aanmr. G.W.Smallegange, Zuidweg 3, 4443 AA Nisse. De wilde kruisdistel komt veel voor op de Wallen van Retranchement. Het stroomgebied van het Zwin herbergt een geïsoleerde populatie van deze typsche dijkplant. foto Chiel Jacobusse decoratieve functie,", zegt kweker, boekenschrijver en tuinarchitect Piet Oudolf. „Van oudsher is siergras een steppeplant, maar de soort gedijt in vrijwel iedere grondkwaliteit. Belangrijk is om weinig bemesting toe te passen, want daarvan krijgen ze lange, slappe cellen en stugge stengels. Staat de plant op een goede plek en krijgt hij niet al te veel mest en water, dan kan een exemplaar een levenlang meegaan." Dat leven begint voor een gecultiveerd siergraszaadje doorgaans in een pot. Na een jaar of twee is het tot ongeveer vijftig centimeter hoogte uitgegroeide siergrasexemplaar voor tussen de vijf en vijftien gulden bij tuinwinkels en gespecialiseerde kwekers te koop. Kwekers hebben meestal een veel ruimer aanbod van onder meer schaduwminnende soorten. In de pot Het verstandigste is het siergras tussen maart en oktober te planten. Zolang er nog geen strenge vorst is, kan die klus ook nog de komende weken worden geklaard. Daalt de temperatuur ver onder nul, dan moet het exemplaar in de pot blijven staan. Belangrijk is bovendien om de pot in een oude deken te wikkelen, zodat de grond niet bevriest. De bloeiperiode start ongeveer tegen het einde van de zomer en begin van de herfst. Dat is weliswaar laat, maar de plant blijft tot zeer diep in de winter fier overeind staan. Pas in januari en februari knappen de halmen van de meeste soorten en blijven dode, bruine stengels over. Die moet de tuinier overigens laten liggen, want vogels en insecten schuilen er onder. In het voorjaar is het zaak om de dode exemplaren weg te knippen, waardoor er weer groene en rode halmen kunnen uitlopen. In de herfst en winter zien de siergrassen er echter het mooist uit; dan ontstaat het romantische tuinsilhouet. door Chiel Jacobusse De Wallen van Retranchement zijn bij floristen beroemd om de vele bijzondere planten die er groeien. Afgelopen zomer werd het gebied minutieus onderzocht op het voorkomen van wilde planten en dezer dagen kwam een rapportage van de vegetatie gereed. Medewerker Awie de Zwart van het Zeeuws Landschap trof totaal 293 verschillende soorten hogere planten aan en daarnaast ook nog eens vier verschillende soorten krans wieren. Onder de hogere planten werden niet minder dan 24 soorten gevonden die voorkomen op de Rode Lijst van bedreigde plantensoorten. Dat is allemaal uitzonderlijk veel. Het wil bijvoorbeeld zeggen dat meer dan 20 procent van alle in Nederland voorkomende wilde planten op de Wallen voorkomt. Zoiets is alleen maar mogelijk bij een grote variatie in het terrein zelf. En die is er op de Wallen van Retranchement. Nat en droog, zout en zoet, zware klei en lichte zavel, doorzonde hellingen en permanent beschaduwde plekken; op een oppervlakte van slechts enkele tientallen hectaren is het allemaal voorhanden. Bij een vluchtige kennisname zijn het de dijkplanten die er het eerst uitspringen als je de plantenlijst van het gebied doorneemt. Kattendoorn en aardaker, agrimonie en glad walstro en - niet te vergeten de gewone kruisdistel; ze staan er allemaal. Met die kruisdistel is trouwens iets bijzonders aan de hand. Het is een dijkplant die in Zeeland geconcentreerd is op de dijken rond de Oosterschelde, terwijl de soort rond de Westerschelde nooit te vinden is. Dat ze in het stroomgebied van het Zwin weer wel opduikt is opmerkelijk. Wellicht heeft het te maken met het rijkelijk voorkomen van zandige gedeelten op de betreffende dijken. Rond de Westerschelde komen zandige dijken nauwelijks voor. Aan de zandige bodem is zeker ook het voorkomen van een fiks aantal soorten van droge schraallanden te danken. De vier roemruchte klavertjes: onderaardse, gestreepte-, ruwe-, en kleine rupsklaver zijn niet zelden het enige reisdoel van floristen die 'Truzement' bezoeken. Maar er zijn veel meer soorten van droog schraalland die zeldzaam zijn. Zo groeit op de wallen de beemdhaver; en grassoort die slechts van een enkele andere groeiplaats in Zeeland bekend is. En ook de kleverige reigersbek is buiten de dumen uiterst zeldzaam. Maar de exclusiefste in de sfeer van de duinplanten is wel de malrove, een flink uit de kluiten gewassen lipbloemige die in Nederland verder slechts van enkele groeiplaatsen in de duinen bekend is. Waarschijnlijk vormen de Wallen van Retranchement de enige Nederlandse groeiplaats buiten de duinen. Zout en zoet De tegenpool van al die dijk en duinplanten vormen de water- en oeverplanten en de kranswieren. De laatstgenoemde zijn in Zeeland sowieso zeldzaam omdat ze in het algemeen alleen in tamelijk voedselarm, kristalhelder water groeien. Ook andere zoet waterplanten als tenger fonteinkruid, smalle waterpest en vooral krabbescheer komen maar zelden voor. Het komt doordat vrijwel overal de invloed van de zee zich doet gelden, waardoor ons binnenwater bijna altijd min of meer brak is. Ook in Retranchement is dat plaatselijk het geval. Uitgesporken zoutplanten als de zeeaster of zulte, het melkkruid en de zilte rus zijn binnen het bolwerk te vinden, geflankeerd door soorten uit de overgang zout-zoet als aardbeiklaver, moeraszoutgras, waterpunge en duizendguldenkruid. Schaduwplanten Struwelen vormen vaak het stiefkindje waar het de aandacht van plantenliefhebbers betreft. Dat ook daaronder bijzonder aardige dingen kunnen schuilen bewijzen de vondsten van bosplanten als nagelkruid, maarts viooltje en dolle kervel. Trouwens, de vele knotbomen die op het wallencomplex voorkomen vormen op hun beurt ook weer een prima groeiplaats voor planten die voor de rest helemaal ontbreken. Kruisbes, aalbes en muurleeuwebek zijn vooral in de knotbomen te vinden. Het wordt natuurlijk een uitdaging van jewelste om de komende jaren de 300 soorten vol te maken. Dat kan niet al te veel moeite kosten. Het begin is er in ieder geval: het in de tekst van het rapport genoemde tenger fonteinkruid ontbreekt op de gepresenteerde totaallijst. De stand is dus 294. Wie volgt? foto's Charles Strijd Hondenhok op het erf van de boerderij Eben Haezer bij Axel. Hondenhok bij Zaamslagveer. .4\ ff-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 34