pzc lt7
De Oostwal
zag heel
wat plannen
bultengeblsd^r
Goese
linde
hervindt
evenwicht
Natuurwacht is op
S chou wen-Dui veland
niet voor niks geweest
door het oog van Wim Riemens
woensdag 1 december 1999
Een boom is een levend
wezen, een organisme dat,
net als mens en dier wil
overleven. En net als alle andere
levende wezens zoekt een boom
naar evenwicht, naar harmonie
met z'n omgeving. De
vergelijking met mensen gaat
nog verder op: hoe ouder hoe
interessanter en lijden maakt er
ook een boom niet lelijker op. De
lindeboom, halverwege het
rechte stuk van de Oostwal, de
'langendiek' in de Goese
volksmond, heeft het zwaar te
verduren gehad maar de boom
heeft het gered. Hij heeft
geprobeerd de verwonding te
genezen maar ingezien dat het
onbegonnen werk was. Daarna
is de boom aan het compenseren
gegaan, heeft bypasses gemaakt
en een zeker evenwicht
hervonden. Waar vroeger een
dergelijk gemutuleerd
exemplaar zou zijn verwijderd,
wordt het nu gekoesterd.
Inzichten veranderen. Mooi
wordt lelijk en andersom.
foto's Willem Mieras
Een van de oude opnamen uit het jubileumboek van de Vogelwacht
Schouwen-Duiveland: vogelwachter Piet den Haan uit Burgh.
door Marcel Modde
Het aantal boeren is sterk
afgenomen en de ruimte is
opnieuw verdeeld. Gelukkig geen
windmolens. Leeg landschap,
imponerend. Overal vogels. In
de verte de Moriaan. Ik knijp mijn
ogen dicht. Ik ben niet op deze
wereld.
John Beijersbergen, medewerker
van de Natuur- en Vogelwacht
Schouwen-Duiveland, droomt
hardop. Over 25 jaar zal het
perfecte evenwicht zijn bereikt.
Tussen hoop en werkelijkheid
gaapt evenwel nog een groot gat.
Al is er in sinds 1949 veel ten goede
veranderd, zoveel wordt duidelijk
uit het boek van de jubilerende
organisatie. Het werk geeft een
aardig overzicht van hoe het was,
wat er aan gedaan is (de
wapenfeiten van Schouwse
natuurvorsers worden breed
uitgemeten) en hoe het kan
worden. Het vertrouwen in de
toekomst is in ieder geval groot,
mag worden afgeleid uit de elf
verschillende verhalen van de
hand van 'eigen' vogel wachters én
het voorwoord van oud
burgemeester mr. ET.
Dijckmeester van Zierikzee.
De 97 pagina's tellende
jubileumuitgave van het
verenigingstijdschrift Sterna is
een leuk hebbedingetje voor
iedereen met belangstelling voor
de natuur- en
landschapsontwikkeling op
Schouwen-Duiveland. De
verhalen worden verfraaid met tal
van plaatjes uit de oude doos
(onder meer van excursies en de
aanleg van de Brouwersdam)
luchtfoto's, tekeningen en
vogelkiekjes.
Het boek begint met een weergave
van de situatie op het eiland kort
na de Tweede Wereldoorlog. De
toen aanwezige vogelpracht kon
slechts weinigen bekoren,
voorvechters van de gevederde
vrienden zijn in die dagen weinig
geliefd. Frans Beekman schetst
een wereld van eierrapers en
plundering van reigersnesten in
Schuddebeurs. In de Koudekerkse
inlaag steken schoolkinderen
jonge kluten in him zakken. De
familie Quist trekt zich het lot van
de inlaag aan. Dat wordt hen niet
in dank afgenomen. Op een kwade
dag vinden ze, bij wijze van
waarschuwing, kapot gesneden
eieren voor him deur. Die
ontwikkelingen doen N. Lysen,
opziener van de Domaniale
Duinen op Schouwen, en zijn
vrouw (de onderwijzers) D.
Beerens besluiten tot oprichting
van de Vogelbeschermingswacht
Schouwen-Duiveland op 10 mei
1949. Drie jaar later wordt die
naam veranderd in de Vogelwacht
en wanneer in 1970 onder de
toenmalige voorzitter J.P.C. Boot
de doelstelling van de organisatie
wordt verbreed, wordt het aspect
natuur aan de naamgeving
toegevoegd.
Invloed
In de tussenliggende jaren groeit
de achterban van de organisatie
snel. De Natuur- en Vogelwacht
wint ook aan invloed. Een bewijs
daarvoor, dat in het boek wordt
aangevoerd, is onder meer het
bezoek van prinses Beatrix in
1951 aan de meeuwenkolonie. Een
keerpunt in de geschiedenis is,
zoals op zoveel andere fronten, de
watersnoodramp. Door
herverkaveling verandert het
eiland. Bepalend voor de
ontwikkelingen was ook de aanleg
van de Zeelandbrug in 1965,
waardoor een voor de
natuurliefhebbers bedreigende
toeristenstroom op gang werd
gebracht.
Maar het tij kon uiteindelijk ten
gunste van de natuur worden
gekeerd, zo concluderen alle
schrijvers onafhankelijk van
elkaar in hun bijdragen. Het werk
van de Natuur- en Vogelwacht
blijkt de afgelopen vijftig jaar
allerminst voor niks te zijn
geweest, met als voorlopig
hoogtepunt de aanleg van het plan
Tureluur langs de
Oosterscheldekust. En het wordt
nog beter, waagt Beijersbergen in
zijn bijdrage voorzichtig te
voorspellen. Daarmee is een
nieuwe uitdaging geboren.
Het jubileumboek Natuur, Landschap,
Mensen is uitgegeven in een oplage van
1350 exemplaren. Niet-leden van de
vereniging kunnen de uitgave
bestellen via het secretariaat van de
Natuur- en Vogelwacht Schouwen-
Duiveland.
houtleveranciers en ook nog eens
mooi om te zien.
Het is aan F. G. C. Rothuizen,
directeur gemeentewerken in het
begin van deze eeuw, te danken
dat de Goese wallen een inrichting
volgens de, toen zeer moderne,
Engelse landschapsstijl hebben
gekregen. Aan hem, èn aan de
grote werkloosheid als gevolg van
de demobilisatie na de Eerste
Wereldoorlog en de
landbouwcrisis die tot in de jaren
'20 doorwerkte in Zeeland.
Rothuizen deed de gemeenteraad
het voorstel om een deskundig
ontwerper in te huren voor de
wallen tussen de Ganzepoortbrug
en de stadgevangenis, voor de
Oostwal, dus. Als project voor
werkverschaffing en om Goes
aantrekkelijker te maken. Daarbij
moet. hij allang Springer in het
hoofd hebben gehad omdat deze
ook de hand had gehad in het
zogenaamde Bouwplan 1, de
uitbreiding van Goes naar het
oosten.
Koopje
Springer, die in Breda, Deventer
en Coevorden naam had gemaakt
met de beplanting van
stadswallen, nam de opdracht
graag aan en schatte de kosten op
een Ideine 10.000 gulden. Een
koopje, bleek uiteindelijk, want
de verkoop van de gerooide iepen
leverde zowat het dubbele op.
Werklozen legden paden aan,
plantten veel verschillende
soorten bomen en gevarieerde
clusters van struikgewas,
waarmee Springer
verrassingseffecten wist te
bereiken. Springer wilde de
wandelaar telkens iets nieuws
laten zien en kreeg dat voor elkaar
door onder meer
hoogteverschillen en
richtingsveranderingen uit te
buiten. Door de inplant van
bossages zorgde hij ervoor dat de
passant het uitzicht pas kreeg als
het op z'n mooist was. Zichtlijnen
openden en sloten zich
afwisselend voor het oog van de
wandelaar, alsof hij door een
gevarieerd landschap liep.
Van die bossages is veel
gesneuveld sinds Springer zich
met Goes bemoeide. Kapoen wijt
dat aan de veranderende inzichten
maar ook aan een veranderd
gebruik. Vroeger waren er geen
draaiende auto's die struiken
kapot reden, en verschillende
stukken plantsoen moesten aan
het verkeer worden opgeofferd.
,Toch willen we die plukken
lagere struiken opnieuw
terugbrengen", zegt Kapoen.
„Maar zo één-twee-drie zal dat
niet gaan. In tijden dat men er
anders over dacht, zijn laantjes
ingeplant en bomen die eigenlijk
niet in het concept van Springers
plan passen. Die gaan we niet
meteen kappen. Het plan dat we
nu hebben, moet over een periode
van vele jaren worden uitgevoerd,
maar het volgt wel de
oorspronkelijke lijnen van
Springer. Op sommige plaatsen is
het heel moeilijk te
verwezenlijken, omdat de bomen
al zo groot zijn. Ze laten niet
genoeg licht door voor jonge
aanplant eronder." In zo'n geval
gaat Groenbeheer niet aan een
dood paard trekken maar past de
plannen aan zodat de nieuwe
aanplant meer kansen heeft.
door Mieke van der Jagt
Is het landschap aan mode
onderhevig? Je zou zeggen van
niet. Het kost nogal een paar
centen om iedere klip-klap met
grond te gaan rijden, paden te
verleggen en beplanting te
vervangen. Toch heerst ook in de
landschapsarchitectuur telkens
een andere mode. „Noem het maar
bomen
veranderende inzichten", zegt T.
Kapoen, hoofd van de afdeling
Groenbeheer in Goes.
„Terugkijkend in de tijd, kun je
het zien: aan de ontwerpen van de
bekende landschapsarchitect L. A
Springer voor de wallen in Goes, is
in de loop der jaren best veel
veranderd. Nu proberen we
langzaamaan het oude ontwerp
weer terug te krijgen. Maar daar
gaan echt wel wat jaren
overheen."
De Goese wallen zijn in de
zeventiende eeuw aangelegd om
de stad tegen oorlogszuchtigen en
andere indringers te beschermen.
Bij langdurige ontstentenis van
oorlogszuchtigen, verloren ze die
functie al snel en werden ze
ingeplant met iepen: goede
De foto van Wim Riemens in
Buitengebied van 24
november toont het huis
Houtmarkt 9 in Hulst, waar in het
begin van de negentiende eeuw
bierbrouwer Fassaert woonde.
Brouwers behoorden vroeger tot
de notabelen van het dorp. Ze
zorgden voor werkgelegenheid en
bezaten vaak ook zelf een groot
aantal cafés. Andere eigenaren
werden aan hen verplicht via een
zogenaamd keldercontract.
Daarin verklaarden de
kroegbazen geen bier van andere
brouwerijen te zullen tappen.
Zeeuws-Vlaanderen telde begin
deze eeuw nog vijftien
brouwerijen. Die waren allemaal
gevestigd op zandgronden, omdat
alleen die gebieden goed water
bezaten; een basisvoorwaarde
voor het maken van bier.
Hulst was vijf brouwerijen rijk.
De oudste was De Roode Leeuw op
de Houtmarkt. Die is nog steeds
duidelijk te herkennen dankzij de
hoge eestovens, vierkante torens
waarin het mouten plaatsvond.
De gerst werd daarin tot kiemen
gebracht, waardoor het zetmeel
werd omgezet in vergistbare
suiker. Na een paar dagen werden
de kiempjes van de korrels
verwijderd.
De Staten Generaal der Verenigde
Nederlanden verleenden op 30
april 1726 een octrooi aan het
stadsbestuur van Hulst, waarbij
een te stichten brouwerij voor
vijftien jaar zou worden
vrijgesteld van belasting. Het
octrooi werd uiteindelijk gegund
aan Paulus van Kercklioven, die
beloofde wekelijks minimaal
zestig tonnen bier te brouwen.
Het bedrijf werd geen groot
succes, bleek uit een brief van de
latere eigenaresse Catherina, een
nicht van Paulus. De afzet was te
klein doordat welgestelden hun
bier van buiten Hulst
importeerden, de armen zich het
gerstennat niet konden
permitteren, het garnizoen te
gering van omvang was en de
kosten van verkoop op het
platteland te hoog waren door het
transport. Bovendien moest het
water worden gehaald uit de
Gentsevaart, een half uur buiten
de stad.
De Hulstenaren Neyt en Fassaert
kochten in 1821 het voormalige
minderbroederklooster en
vestigden daarin brouwerij De
Halve Maan. Die kwam later in
handen van de familie Wauters.
Tot 1968. Toen werd de laatste
zelfstandige brouwerij van
Zeeland gesloten.
Achter de woning van de
bemiddelde Fassaert aan de
Houtmarkt lag een grote tuin. De
huidige Tuinstraat is
waarschijnlijk vernoemd naar dat
schaduwrijke perceel.
De goede oplossingen kwamen
deze keer vooral uit Zeeuws-
Vlaanderen. De drie
waardebonnen zijn voor
G.Dekker in Zaamslag, M. M.
Leidinger in Hoofdplaat en R. J.
Scheele in Hulst.
De vraag voor de nieuwe opgave:
in welke plaats stond dit complex,
dat Wim Riemens in 1987
fotografeerde?
Oplossingen kunnen tot en met
uiterlijk zaterdag 4 december
worden gezonden naar: Redactie
PZC Buitengebied, Postbus 18,
43S0 AA Vlissingen, fax 0118-
470102, e-mail redactie@pzc.nl.
Onder de inzenders van goede
oplossingen worden opnieuw drie
waardebonnen verloot.