Het boze oog trof Kashmir
Ruhrgebied neemt afscheid van rokende schoorstenen
PZC
Leven om te overleven
reportage
31
Va
zaterdag 16 oktober 1999
Monument voor een officier op de Zoji La Pas tussen Srinagar en Kargil.
Paramilitaire controlepost in het centrum van Srinagar, de hoofdstad van Kashmir.
De situatie in de deelstaat Jammu en
Kashmir, meldt de Indiase regering,
keert terug naar normaal. Bewijs moeten
de filmploegen uit Bombay leveren die
forse pakketten dollars krijgen
toegeschoven om er hun camera's te laten
draaien. Want als sterren uit 'Bollywood'
zich in Kashmir wagen, moet het er wel
veilig zijn. „Maar hoe kun je van normaal
spreken als er iedere dag minstens tien
doden vallen?", zegt de verzetsleider.
Hoofdstad Srinagar oogt als paramilitaire
veste. En in het hooggebergte van Kargil,
dit voorjaar toneel van de laatste slag
tussen India en Pakistan, graaft het
Indiase leger zich in voor de winter.
Tussen de bergtoppen van de Himalaya
kronkelt 'Highway 1' van legerbasis
naar legerbasis. Overal langs de smalle
weg met de grootse naam soldaten: in de
rijstvelden, op muurtjes, verscholen ach
ter rotsen of, machinegeweer in de aan
slag, in uitkijkposten boven de kleine
kiosken in dorpjes. De weg voert van Sri
nagar naar Kargil, en vandaar verder het
naar het 'klein-Tibet' van Ladakh. Groe
pen zigeuners, de ezels en paarden zwaar-
bepakt, komen het verkeer tegemoet. Ze
dalen af naar het zuiden voor eind okto
ber de meters sneeuw vallen en de door
gang wordt afgesloten. Bontgeschilderde
vrachtwagens rijden af en aan om Ladakh
nog tijdig te bevoorraden. De soldaten la
ten nomaden en trucks ongemoeid, hun
taak is de eindeloze legerkonvooien te be
waken die het verkeer op de eenbaans-
snelweg soms urenlang klemzetten. Kra
ters van granaatinslagen op de route even
buiten Kargil getuigen van Pakistans po
gingen de troepenaanvoer van het Indiase
leger te verlammen.
Registratie van het wegverkeer vindt
plaats bij tientallen controleposten op de
tweehonderd kilometer van Srinagar
naar Kargil, in dit berggebied een dagrit.
Het leger waakt continu voor de moslim
militanten van Kashmir die met steun van
Pakistan, Afghanistan en andere islami
tische landen vanuit de bergen een guer
rillaoorlog voeren voor afscheiding van
India. Bij terugkeer naar Srinagar wor
den in een buitenwijk alle jeeps, vracht
wagens en bussen naar de kant gediri
geerd, de passagiers stuk voor stuk
gefouilleerd. Er is informatie dat militan
ten via Highway 1 op weg zijn naar de
stad. Later die middag worden, bij een
urenlang vuurgevecht met de militaire
politie, op het controlepunt twee guerril
lastrijders doodgeschoten.
Steun aan de militanten zal in Indiaas
Kashmir vrijwel niemand openlijk belij
den uit angst voor geheime diensten en le
ger. Maar wel spreken de bewoners van
Sonamargh aan de voet van de Zoji La on
verholen hun afkeer uit van de Indiase
troepen die hun stadje zo goed als hebben
ingenomen. „Ze slaan iedereen", zegt
men, en tijdens de Kargil-crisis werden
jonge mannen door de soldaten naar het
front afgevoerd voor 'dwangarbeid'.
„Nonsens, absolute propaganda", rea
geert in een tentenkamp enkele kilome
ters verderop een kolonel, zijn voeten
warmend aan een gaskacheltje. „Die
mensen werden er keurig voor betaald, en
alles is gedocumenteerd." Zijn naam mag
niet genoemd, de basis niet geïdentifi
ceerd, officieel hebben alle militairen een
spreekverbod.
Lijn
In voorafgaande jaren, praat de kolonel
zijn mond voorbij, trok het Indiase leger
zich 's winters vrijwel geheel terug uit het
hooggebergte waar een bestandslijn
Kashmir verdeelt tussen India en Pakis
tan. „Maar we realiseren ons nu dat dit
fout was." Pakistaanse troepen bleken af
gelopen winter heimelijk de lijn vlakbij
Kargil te zijn overgestoken. „Dit jaar blij
ven onze troepen boven, we kunnen geen
enkel risico lopen." Passeerden de infil
tranten inderdaad onopgemerkt? De ko
lonel: „Het gebied is zo moeilijk, de
sneeuwval is er zo zwaar." Maar in Srina
gar beweren boze stemmen dat de paar
patrouilles die vorige winter 'boven' ble
ven, omkoopbaar waren. De corruptie
binnen het Indiase leger is ontegenzegge
lijk. Bij controleposten heffen de militai
ren niet-bestaande tol, 's nachts in Kargil
wordt de diesel uit legertanks verhan
deld. En dat zijn nog maar de soldaten, is
de reactie, kun j e nagaan wat de officieren
doen.
Ondergrondse basis
Spreekverbod of niet, officier S.C. Dass
uit Calcutta accepteert graag de aangebo
den lift. „Hier hebben we drie Pakistanen
begraven", zegt hij rijdend door de Drass-
vallei. „En hier graven we een onder
grondse basis voor de winter, inclusief
hospitaal." Geschut onder camouflage-
netten. kisten ammunitie en olievaten
openlijk in de velden. De pieken Tololing
en Tiger Hill, waar vandaan de Pakista
nen de vallei onder vuur hielden, zijn nu
weer in Indiase handen. Druppelsgewijs
keerden de dorpsbewoners eind augustus
uit ballingschap terug om de schade door
de granaten te herstellen. Veertig kilome
ter verderop hebben de huizen van Kargil
de beschietingen vrijwel ongeschonden
doorstaan. Pakistan haat Kargil, zo luidt
het, omdat het stadje tijdens de oorlog van
'71 infiltranten aan het Indiase leger heeft
verlinkt. „Kargil ke he pile shetan", zeg
gen de Pakistanen. „De inwoners van
Kargil zijn het gele kwaad."
Voornaamste doelwit was in mei de olie
opslag van het Indiase leger even buiten
Kargil. De zwaar beschadigde legerba-
rakken zijn nu verlaten, het pompstation
van Indian Oil is in onbruik. De knallen
die nog weergalmen in Kargil worden ver-
oorzaakt door de explosieven waarmee
het leger rotsen opblaast voor de aanleg
van nieuwe bunkers. „De militanten zijn
slecht voor de arme mensen, slecht voor
de zaken", vinden de Kashmiri van Drass
en Kargil.
Na jaren van strijd zijn zij de cultuur van
geweren meer dan moe. Oprecht of niet,
hier klinkt steun voorindia algemeen. De
oogst is verloren, hout voor de winter heb
ben de mensen niet kunnen verzamelen.
De regering verstrekt een kleine toelage
en een paar kilo rijst en meel per maand.
Bij lange na niet genoeg, klagen sommi
gen. Maar, zeggen anderen, wat maakt het
uit als we het Indiase leger kunnen helpen
tegen de Pakistanen die iedereen willen
vermoorden?
Yasin Malik leeft in een andere werkelij k-
heid. „Iedere Kashmiri steunt de onaf
hankelijkheidsstrijd", stelt hij met een
hautain lachje vast. „De mensen hebben
enorme offers gebracht. Ze willen vrede,
INDIA
maar niet ten koste van de vrijheidsbewe
ging." Discreet informeren bij de winkel
tjes rond de grote moskee in Srinagar
voert naar de leiders van het verzet in
Kashmir. De meesten zijn ondergedoken
omdat de politie jacht op hen maakt na de
verkiezingsboycot die ze vorige maand
organiseerden. Tientallen wachtposten
van de militaii-e politie zijn er in de oude
binnenstad, waar moslimfundamentalis
me domineert en veel vrouwen zwart ge
sluierd gaan.
Malik, 33 jaar. is oprichter van het be
ruchte bevrijdingsfront JKLF dat eind ja
ren tachtig de wapens opnam tegen de In
diase 'bezetter'.
Een jarenlange golf van terreur en mili
taire repressie volgde. „Het boze oog trof
Kashmir", zegt journalist Surinder Singh
Oberoi, sinds tien jaar in de deelstaat
werkzaam. Duizenden mensen kwamen
om het leven, meer dan 250.000 Kashmiri
sloegen op de vlucht.
Corrupt
Begonnen in de steden, spreidde het ge
wapend verzet zijn tentakels over het
platteland tot in de bergen. „Die jongens
met geweren werden helden voor de
Kashmiri, die altijd hadden moeten slik
ken dat Delhi de lakens uitdeelde", aldus
Oberoi.
„Toen anderen dat zagen, wilden zij ook.
En Pakistan stond aan het hek te wachten
om hen te trainen en te bewapenen."
Opportunisten sloten zich aan, zoals 'Na-
sir' uit het stadje Gulmagh, die tot zijn ar
restatie in 1995 als huurling vocht om snel
binnen te lopen. „Alle Kashmiri houden
van geld", verklaart hij, „En de weg naar
Pakistan is kort." Waar veel verzetslei
ders door getoonde inhaligheid de afgelo
pen jaren aan populariteit hebben inge
boet, blijft Yasin Malik geliefd - volgens
Oberoi omdat hij als een van de weinigen
niet corrupt is.
„Vastberaden, op het suïcidale af", wordt
foto's Marjolein de Cocq
hij gekenschetst. Met harde strafcampag-
nes en massa-arrestaties bedwong het In
diase leger midden jaren negentig de ge
wapende strijd.
Malik, hartpatiënt, bracht sinds '89 meer
jaren binnen dan buiten de cel door, waar
van vier in eenzame opsluiting. Hij maakt
een broze indruk, zijn stem is zonder
kracht. In de gevangenis worden Kashmi
ri 'erger dan beesten' behandeld, zegt hij,
zijn ogen brandend. Maar: „Geen pro
bleem, ik heb mijn leven aan deze bewe
ging gewijd, dit is deel van mijn leven."
Paradijs
In Srinagar zijn de sporen van verwoes
tingen die begin jaren negentig werden
aangericht talrijk. Afgebrande huizen, de
nooit gerestaureerde Palladium-bio-
scoop hartje nieuwe stad. Uniformen be
palen het straatbeeld: de grensveilig-
heidsdienst, de politie van Kashmir, de
deelstaatpolitie van J ammu en Kasmir, de
reservepolitie. „Yep, dat is hier normaal",
zegt een VN-medewerker in de stad. De
cementmolens malen voor herstel van de
paviljoens die Moghulheersers er ooit
voor hun koninginnen aanlegden.
„Schrijf op: mensen kom naar Kashmir,
kom naar Kashmir", beveelt de toeristen
industrie. Maar kogelvrije vesten en ma
chinegeweren duiken in de tuinparadij-
zen op tussen flirtende stelletjes. In het
Dal-meer, waar de woonarken die als ho
tels dienen vrijwel leeg staan, varen para
militairen rond tussen drijvende tuinen
van lotusbloemen's Nachts patrouilleren
ze over de wankele steigertjes.
„Het is onze pech", zucht een meerbewo-
ner. „Vroeger werd Kashmir het paradijs
op aarde genoemd." Toch, constateert Su
rinder Singh Oberoi, zijn de Kashmiri tot
op zekere hoogte aan deze staat van beleg
gewend geraakt Van een 'normale situa
tie' zou ik niet willen spreken, maar wel
van aanpassingsvermogen", zegt hij. „De
mensen klagen niet meer over mensen
rechtenschendingen, al vinden die op gro
te schaal plaats. Ze rennen niet meer bij
iedere granaat die ontploft hun huizen
binnen. Het is overlevingstactiek: de
Kashmiri buigen met de wind mee."
Marjolein de Cocq
Is er leven na de dood? Kan een gebied van
ruim vierduizend vierkante kilometer dat 150
jaarlang volledig is opgeofferd aan
industrialisatie en stedenbouw worden
omgevormd tot iets anders? Het Ruhrgebied,
synoniem voor oneindige rijen rokende
schoorstenen en open riolen, doet een
opzienbarende poging.
In het noordelijk deel van 'der Pott' strekt zich
een gebied uit over 800 vierkante kilometer
rond de rivier de Emscher. De afgelopen 10 jaar
investeerde men hier 5 miljard Dmark in 120
projecten die samen de Internationale 1
Bauausstellung Emscher Park (IBA) vormen.
Niet alleen kregen fabriekshallen een
tweede leven en werden de voor de
arbeiders aangelegde tuinsteden gesa
neerd, ook het landschap moest opnieuw
worden uitgevonden. Echter: met behoud
van herkenningspunten. En dus mochten
kunstenaars kolenbergen een bijna sacra
le uitstraling geven, werden verlaten fa
brieksterreinen omgevormd tot 'indu
strie-parken' en kreeg zelfs 'industrie-
natuur' een kans. „De mensen ontlenen
hun identiteit aan kolen en cokes. Je kunt
niet zo maar alles afbreken of weghalen."
Het heeft iets van een religieuze ervaring,
en zo is het ook bedoeld. De enorme zwar
te berg, net als alle bergen in het van oor
sprong platte Ruhrgebied ontstaan uit het
afval dat bij kolenwinnning vrijkomt,
laat zich beklimmen via een langzaam
stijgend wit kiezelpad. De bezoeker volgt
de cirkel die in steeds kleinere lussen naar
zijn eigen middelpunt draait op 10 0 meter
hoogte en krijgt zo de kans de omgeving
volledig in zich op te nemen. Essen, Gel-
senkirchen, Bochum, Bottrop en in de
verte Oberhausen en Duisburg. Aan el
kaar gegroeide steden doorsneden met
autobanen, spoorwegen en boven alles en
iedereen uittorenende Hoogovens en Co-
kesfabrieken. Een enkele rookt. Op de top
van de berg, te bereiken via een stijl om
hooglopende betonnen trap, heeft de
beeldhouwer Hermann Prigann een 12
meter hoog kunstwerk neergezet van gro
te blokken steen dat associaties met de
Azteken oproept. 'Trap naar de Hemel' is
de naam.
„De berg is één van de Landmarken, of
beter oriënteringspunten", zegt Anette
Kolkeu. Ze werkt samen met 30 collega's
fulltime voor het IBA-project en onder
streept dat schoorstenen, gashouders en
kolenbergen een onlosmakelijk deel zijn
van dit gebied. „Toen in de jaren '60 de
crisis zich aftekende in de kolen- en staal
industrie, zijn we begonnen na te denken
over wat te doen. Zo snel mogelijk afbre
ken en opruimen, was lange tijd het idee.
Pas de laatste 10 jaar zijn we tot andere
inzichten gekomen. Het gebied heeft een
eigen identiteit ontwikkeld. Die kan niet
zo maar overboord worden gezet."
Thyssen
En clus werd in 1989, toen besloten werd
om de streek rond de extreem vervuilde ri
vier de Emscher in alle opzichten te sane
ren, industriële monumenten een plaats
te geven en industrieparken in te richten.
Kolkeu gaat voor in zo'n park, midden in
de stad Gelsenkirchen. Eens stond hier.
verspreid over een oppervlakte van 35
hectare, de mijn Rhein-Elbe en de eerste
staalgieterij van Thyssen. Veel is in de ja
ren '80 cifgebroken, maar veel is ook be
houden en gerenoveerd. In het uit de jaren
twintig stammende complex waarin de
hoofdkantoren van Thyssen waren on
dergebracht, maar ook een machinehal,
telefooncentrale en transformatoren, zijn
nu kantoren, opleidingscentra en een ho
tel te vinden. Aan de noordkant staat een
'onderzoekscentrum voor techniek' met
een 300 meter lange, schuin geplaatste
glazen mum- die ervoor zorgt dat in het ge
bouw geen airco of verwarming nodig is.
Op het vlakke dak bevindt zich een groep
zonnecollectoren, goed voor 0,3 Mega-
De hemeltrap op een oude kolenberg.
watt. „Ecologie staat centraal bij alles
wat we doen", zegt Kolkeu. Veel gemeen
tebesturen rekenen er zelfs op dat het ge
bied een Silicon Valley gaat worden van
de ecologische industrie.
Het omliggende terrein aan de zuidkant
mag 'onder begeleiding verwilderen'. Een
stuk rails raakt overwoekerd met gras en
mos. Langs de paden die door een heuvel
achtig stuk bos slingeren, herinneren een
stuk van een graafmachine en brokken
van een cementen muur aan het verleden.
Een archeologisch park waar joggers en
hondenbezitters hun gang kunnen gaan.
De kunstenaar Prigann heeft het archeo
logische aspect versterkt door sommige
brokstukken zo te leggen dat je even aan
de resten van Griekse tempel moet den
ken.
Paradoxaal genoeg mikt de regio nu al op
natuurtoerisme. Er zijn parkoersen uitge
stippeld, zowel voor wandelaars als fiet
sers. Er is een noordroute van 130 kilome
ter van Duisburg naar Hamm en een zuid
route van Duisburg naar Kamen. Onder
weg, zo benadrukt Anette Kolkeu, is
natuurlijk veel industrieel-archeologisch
schoons te zien. Bijvoorbeeld in het park
Duisburg-Nord, met een oppervlakte van
200 hectare een van de grootste gebieden.
„Hier zijn oude industrie en nieuwe na
tuur misschien wel het meest in even
wicht", zégt Kolkeu glunderend. De cen
traal gelegen hoogoven Meiderich, die
nog volledig intact is, blijkt een enorme
attractie. Kolkeu wijst op een man die aan
de muren van een vroegere opslagplaats
van ijzererts zijn free-climbkunsten eta
leert. „Je kunt hier van alles doen: letter
lijk dwalen door industriële geschiedenis,
maar ook bier drinken in een van de cafés
of een tentoonstelling bezoeken." In de
belendende fabrieksgebouwen gedijt het
experimenteel theater. Ook blijken klas
sieke concerten mogelijk.
Christo
Het industrie-toerisme, zo bleek deze zo
mer, heeft wel degelijk toekomst. Boven
op de 116 meter hoge Gashouder van
Oberhausen, memoreert Kolkeu dat
200.000 personen het onder ons staande
kunstwerk van Christo en zijn vrouw
Jeanne-Claude hebben bekeken. Christo,
die zich als landschapskunstenaar als een
vis in het water voelt in het nieuwe Ruhr
gebied, bouwde een 40 meter hoge muur
van veelkleurige olievaten in het midden
van de gashouder. Kolkeu: „Het gebouw
stond enkele jaren geleden nog op de no
minatie afgebroken te worden. Toen bleek
dat de bewoners teveel gehecht waren aan
deze reus, is men gaan kijken wat er mee te
doen valt. Nu floreert de gashouder - de
grootste van Europa - als expositie- en
theaterruimte.
Eelco van der Linden