De Noordzee is ziek, ernstig ziek
y
25
-
Zwaar weer
voor de visserij
t/SlP1
in deze bijlage
p reportage
zaterdag 25 september 1999
illustratie Wim Hofman
De stilte is voorbij. De Nederlandse zeevisserij
wacht zwaar weer. De Europese Commissie
eist een forse inkrimping van de vloot. En
deskundigen waarschuwen voor het leegvissen
van de Noordzee.
Tegelijkertijd lijkt niemand zich erover te
verbazen dat een belangrijk doel van het Europese
visserijbeleid, de instandhouding van
visbestanden, niet is gehaald.
Gaat de visserij de varkenssector achterna?
•"«St.-
fSjË;
- r
Johan Nooitgedagt, voorzitter van de Ne
derlandse Vissersbond, wordt er zo lang
zamerhand erg moe van. „Ja, natuurlijk",
reageert hij, „de omstandigheden waarin de
Nederlandse visserij verkeert, zijn ernstig,
zeer ernstig zelfs."
Hij doet er dan ook het liefst het zwijgen toe.
Elk bericht kan weer negatief worden opge
vat. Vorige week bijvoorbeeld. Ross Stotton
van de wereldvoedselorganisatie FAO hield
in Urk een speech op het prestigieuze Natio
naal Visserij Forum. „Ik ben daar doelbe
wust niet heengegaan. Wat moet ik daar?
Zulke zogenaamde deskundigen als die
Stotton horen praten? Brulapen zijn het, die
geen verstand hebben van visserij op de
Noordzee."
De boodschap die Stotton in Urk verkon
digde, was lastig voor de Nederlandse kot-
tervisserij. Hij luidde de noodklok. De
Noordzee dreigt naar zijn mening in ijltem
po te worden leeggevist. Om een rendabele
visserijsector in stand te houden, zijn vol
gens hem drastische ingrepen nodig.
Voorzitter Ben Daalder van de Federatie
van Visserijverenigingen, de organisatie
van de grote kotters, was wel in Urk. Hem is
het visserijsymposium ook behoorlijk te
gengevallen. „Zo'n Stotton weet vast en ze
ker heel veel van visserij over de hele wereld,
maar van de Noordzeevisserij heeft hij geen
kaas gegeten. Het idee dat wij erop los vis
sen, is al zo lang achterhaald."
Quotasysteem
Nederlandse vissers weten zich inderdaad
gebonden aan vaste hoeveelheden vis die zij
mogen aanvoeren. Jaarlijks worden die
vastgesteld door de Europese ministers van
Visserij, waarbij adviezen van visserijbiolo
gen als leidraad dienen. Zij onderzoeken
hoeveel vis in de Noordzee rondzwemt en
wat daarvan kan worden opgevist zonder de
soort in gevaar te brengen. Al sinds de jaren
zeventig bestaat dit quotasysteem, althans
voor de vissoorten waarin Nederlandse vis
sers met name geïnteresseerd zijn: schol en
tong. Naar de geest is dit systeem ideaal. Het
garandeert het voortbestaan van vissoorten
en biedt vissers uitzicht op een constant be
legde boterham. Visquota beschermen vis
en vissers.
Het heeft tot het einde van de jaren tachtig
geduurd, voordat de Nederlandse vissers
dat door hadden. Het overschrijden van vis
quota was voor die tijd de gewoonste zaak
van de wereld, waarbij de visserij contro
leurs een oogje toeknepen. Tot de politiek
opeens ingreep, mede onder druk van Brus
sel. „Dat hebben wij wel gehad", zegt vis
sersvoorman Daalder over die onstuimige
periode. „Met vechtpartijen en vissers in de
bak kom je er natuurlijk niet. Die tijd mag
nooit meer terugkeren en keert ook nooit
meer terug. Wij hebben onze verantwoorde
lijkheid genomen. Wij staan ervoor dat de
visquota worden nageleefd."
Toch gaat het nog niet goed. Nee, het gaat
zelfs de verkeerde kant op. Zo wil een des
kundige als Stotton doen geloven. Aan zijn
verhaal kan schouderophalend voorbij
worden gegaan, als hij de enige was die dit
beweerde. Maar hij is niet de enige.
Staatssecretaris Geke Faber van Land
bouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) is
minder boud in haar uitspraken over het ge
meenschappelijke visserijbeleid van Brus
sel. Zij telt de zegeningen: het beleid heeft
gezorgd voor continuïteit en stabiliteit in de
sector. Het heeft duidelijkheid geschapen in
de verhoudingen tussen Noordzeelanden.
Ze vechten niet meer om eikaars vis. „Dat
zijn grote verdiensten", constateert Faber,
„maar het Europese visserijbeleid heeft he-
■""SCOro -
Rijksinstituut voor Visserijonderzoek (RI-
VÓ), voelt zich toch niet aangesproken. He
lemaal niet zelfs. Hij verklaart broodnuch
ter: „Visserij biologen hadden vroeger het
idee dat zij zelf het beleid maakten. Iedereen
weet nu dat dit in Brussel gebeurt, door de
Europese visserijministers. Als je daar geen
vrede mee hebt, kun je dit werk niet doen.
Wij zijn droge waarnemers aan de kant."
Verbaasd over de opmerking van staatsse
cretaris Faber dat het visserijbeleid gedeel
telijk heeft gefaald, is Heessen dan ook niet.
„Dat is niks nieuws. Dat wordt al heel wat
jaren geroepen. Wij zijn als visserijbiologen
ongelukkig met het quotasysteem. Het
werkt niet. Je zult meer aan de inspanning
van de visserij moeten doen, aan de visserij-
capaciteit, aan het vermogen om vis te van
gen."
De Europese Commissie denkt daar net zo
over. Zij wil met meerjarenprogramma's de
vangstcapaciteit van de verschillende lid
staten aanpassen aan de hoeveelheid vis die
mag worden gevangen. Overbevissing
laas niet kunnen voorkomen dat een aantal
commerciële visbestanden de afgelopen
tien j aar een historisch laag niveau heeft be
reikt. Andere visbestanden bevinden zich
dichtbij zo'n historisch laag niveau."
Als een groep wetenschappers zich dit zou
moeten aantrekken, zijn het wel de visserij
biologen. Zij zijndegenen die jaarlijks de ef
fecten van het Europese visserijbeleid in
beeld brengen. Zij zijn degenen die in wer
kelijkheid, op zee, signaleren hoe de visbe
standen zich ontwikkelen. En ondanks hun
inspanningen niet vooruitgaan.
De kabeljauwstand bevindt zich ver onder
het biologisch minimum. Het aantal vol
wassen kabeljauwen in de Noordzee is te
klein om voldoende jonge vis te produceren
en de stand op peil te houden. Met de schol
stand is het iets beter gesteld, maar ook die
zit onder het biologisch minimum. Tong zit
daar net boven.
Henk Heessen, plaatsvervangend hoofd
biologie en ecologie bij het gerenommeerde
verdwijnt dan vanzelf, is de gedachte.
De resultaten van de meerjarenprogram
ma's zijn door de Europese Commissie tot
eind 1997 op een rijtje gezet. En die zien er
met name voor Nederland slecht uit. „De
mate waarin de programma's zijn gevolgd,
vertoont zeer grote verschillen", stelt de
Commissie.,Toch waren er slechts twee lid
staten die de doelstellingen eind 1997 niet
hadden gehaald; Frankrijk en Nederland."
Inkrimping
Als het bureaucratische Brussel zoiets in
een rapport meldt, gaan de belletjes rinke
len in Den Haag. Het is in ambtelijke krin
gen niet niks om zo op je nummer te worden
gezet. Zeker als de Europese Commissie ver
volgens een procedure aanhangig maakt bij
het Europese Hof van Justitie. Om Neder
land zo nodig te dwingen de kottervloot met
maar liefst 45 procent in te krimpen, althans
dat percentage noemt Faber in haar begro
ting voor volgend jaar.
Voorzitter Nooitgedagt doelt daar ook op,
als hij de situatie in de Nederlandse visserij
'ernstig' noemt. Al is hij niet in paniek. Een
ambtelijk stuk vraagt om een ambtelijke be
nadering, een voorzichtige dus. „Het gaat
om cijfers. Hoe die zijn berekend? Hoe je die
kunt uitleggen? Bij het ministerie zijn ze er
volop mee bezig. Maar hoe dan ook: ik sta er
niet bij te juichen."
Nooitgedagts collega Daalder van de Fede
ratie van Visserijverenigingen doet dat
evenmin. „Als de Europese Commissie haar
zin krijgt, kan de laatste visserman over en
kele jaren het licht uitdoen. Dan valt er niet
meer te vissen. Bovendien: onze vloot is de
laatste jaren wel degelijk teruggebracht. In
1990 hadden we nog zo'n vijfhonderd vis-
kotters, tegen ruim vierhonderd nu. Da's
toch niet niks."
Visserijorganisaties en het ministerie van
LNV hechten eigenlijk ook niet zoveel
waarde aan de omvang van de vloot. Als er
maar binnen de vastgestelde visquota wordt
gevist.
1 'iwjwk.
„Fout", vindtHan Lindeboom, onderzoeker
van Nederlands Instituut voor Onderzoek
der Zee (NIOZ), die ooit door een Vlissingse
visserman gekscherend werd betiteld als
'grootste vijand van de vissers'. Lindeboom
kiest een heel andere invalshoek. Als het aan
hem ligt, gaat het quotasysteem morgen
overboord. Hij plaatst eerst enkele kantte
keningen. Dat het met verschillende vis
soorten in de Noordzee slecht gaat, hoeft
niet uitsluitend aan de visserij te liggen.
„Visbestanden fluctueren van nature. Door
natuurlijke omstandigheden kan een visbe
stand in een paar jaar tijd in elkaar klappen.
Stromingen en warm of koud weer hebben
grote invloed op het productievermogen van
de zee. En Nederlandse vissers hebben nog
het geluk dat zij vooral op schol en tong vis
sen. Die leggen heel veel eieren. Die vissoor
ten zullen niet snel uitsterven."
Met die opmerkingen wil Lindeboom maar
aangeven dat het vaststellen van visquota
ontzettend ingewikkeld is. „Ik vraag me
zelfs af of die quota optimaal berekend kun
nen worden."
De relatief grote visserijdruk op de Noord
zee - en dat is Lindebooms stokpaardje -
heeft bovendien geleid tot een verarming
van het milieu. Grote schelpdieren zijn
praktisch van de bodem verdwenen. Lang
levende vissen, zoals doornhaaien en honds
haaien, zijn verdrongen door kortlevende
soorten, waaronder tong en schol.
Volgens Lindeboom trekt de Nederlandse
overheid zich te weinig aan van die ontwik
keling, terwijl de Noordzee officieel wel een
beschermd natuurgebied is. „Ik wil de visse
rij niet weg hebben, zeker niet, maar het kan
met veel minder schepen. Met de helft van de
huidige inspanning is het mogelijk dezelfde
hoeveelheid vis te vangen. Dat is vanuit be
drijfseconomisch oogpunt ook interessan
ter, want je maakt minder onkosten. En het
levert minder schade aan het milieu op."
Woestenij
Lindeboom trekt een vergelijking, tussen de
varkens- en visserijsector. „Die bedrijfstak
ken hebben hetzelfde probleem: ze hebben
een onevenredig effect op hun omgeving.
Alleen, de gevolgen van de visserij blijven
verborgen onder water. Dat er een woestenij
is ontstaan van platvissen en wormen, zie je
niet. De zee is blauw en golft mooi door."
Kom niet aan met zulke verhalen bij Daal
der of Nooitgedagt. De visserijsector heeft
zich niet voor niets ingespannen om binnen
de regels te vissen. En hoezo slechte visbe
standen? „Waarom zijn de vangsthoeveel-
heden van schol en tong dit jaar dan ver
hoogd?", stelt Daalder. „Er zijn al schepen
voor de kant gegaan, omdat ze hun tongquo
tum te snel dreigden vol te vissen. Zoveel zit
er."
De grote vangsten zijn vooral te danken aan
één sterke jaarklasse, die van 1996. Scholen
tong uit 1996 zijn dit jaar voor het eerst in de
vangst gekomen. Z o kan het van j aar tot j aar
enorm verschillen. „Maar ook wij zitten
daar niet op te wachten", toont Daalder zijn
mede-verantwoordelijkheid. „Wij moeten
er verstandig mee omspringen, al was het al
leen al om de prijzen in stand te houden."
Met zulke goede tong- en scholvangsten zit
de Nederlandse visserij helemaal niet te
wachten op een stevige inkrimping, zoals de
Europese Unie wil. Of toch, als er boter bij
de vis komt? Een wetenschapper van het
Landbouw-Economisch Instituut, afdeling
visserijbetwijfelt dat hartgrondig. „Je gaat
toch geen rendabele bedrijven sluiten."
Harmen van der Werf
MM
'.V - y,v
Tieri jaar zegeningen van RTL4
Fotorubriek: luchtig
Arduin-directeur Van den Beemt bejubeld en verguisd
Vrijheid, blijheid in het studiehuis
Rienks en Florijn vormden een gouden roeiduo
Kind van de volgende eeuw: Delara
De grote danspaleizen lopen leeg
Wie kan het aantal nieuwe drugs nog bijhouden?