Arts gokte
met planten
en kruiden
pzc
Muskusrat floreert
in brak en zoet
Een zorgenloze verjaardag
buitengebied
37
r-
T Tet was in 1795 ongetwijfeld
JT1 een gewaardeerde vraagbaak
voor geneesheren. Maar twee
eeuwen later is Artsenij
gewassen, in facsimile opnieuw
uitgegeven, een collector's item.
Interessant voor liefhebbers van
plantgeneeskunde, en niet minder
om het oude taalgebruik, vanwege
het drukwerk en de fraaie
tekeningen. Zelfs voor Latinisten;
want het is tweetalig. Eigenlijk
gaat het om het eerste van zes
delen, twee eeuwen geleden
geschreven door de Amsterdamse
Doctor in de Geneeskunde en
Wijsbegeerte D.L. Oskamp.
door Ondine van der Vleuten
In elk deel staan tekeningen van
honderd planten. Met namen en
een beschrijving (zowel in
Nederlands als in Latijn),
vermelding van vindplaats en van
het gebruik. Duidelijk wordt dat
de i'ytotherapie
(plantengeneeskunde) toentertijd
de nodige gevaren met zich
meebracht. Er waren amper
methoden om te bepalen wat nu de
werkzame - of giftige - stoffen in
een plant waren. In feite was elke
patiënt een proefkonijn en leerden
heelmeesters in de praktijk wat
wel en niet werkte, waarbij hun
ervaringen dienden ter lering van
anderen. Zo staat dan bij de giftige
Atropa belladonna te lezen:
Verscheidene Geneesheren
hebben reeds zeer vele proeven, tot
het genezen der Kanker, en
Hondsdolheid, met de Bladen en
de Wortel, zowel uit- als inwendig
genomen; doch altoos met eene
bedriegelijke uitkomst
weshalven zij tegenwoordig
zelden worden voorgeschreven
Ziek zijn en op de koop toe
vergiftigd worden; dat risico was
niet denkbeeldig.
Oskamp wilde met Artsenij
gewassen een 'nuttig,
noodzakelijk en gerieflijk'
handboek schrijven. Of het boek
als handleiding voor medici zo
nuttig is geweest, valt te
betwijfelen. De aanwijzingen bij
'gebruik' zijn erg beknopt, blijven
vaak vaag en - weten wij nu - zijn
niet altijd ongevaarlijk. De enige
toelichting bij Paris quadrifolia of
vierbladige wolfs-bezie (nu
bekend onder de naam eenbes):
Het Kruid en de Wortel kan men
zomwijlen, maar zeer zelden, en
altoos noch met de grooste
voorzichtigheid in de
Geneeskunde aanwenden. De
eenbes, en met name de zwarte
vrucht, is echter uitzonderlijk
giftig en Oskamp liet open op
tf?/y //7i7riJ-72 a,
donderdag 23 september 1999
welke wijze en waarvoor er dan
wel gebruik van kon worden
gemaakt. Bij Convallaria majalis
ofwel lelietje-van-dalen blijft
elke waarschuwing voor
giftigheid zelfs achterwege en
moet de lezer het doen met de
mededeling dat het eertijds
dikwerf, doch thans bijna niet
meer in de Geneeskunde
voorgeschreeven wordt.
Maar of het boek als medisch
naslagwerk betrouwbaar was, is
nu niet meer van belang. Het biedt
een intrigerende blik op de
geneeskunst en inzichten van die
tijd. De taal is bekoorlijk
archaïsch: dochwegens
deszelfs onaangenaame smaak is 't
uittrekzel (extractum) in Water of
Wijngeest opgelost, en met
Middel-zouten en Honig, of in de
gedaante van pillen met het
uittrekzel der Koortsbast,
oplossende Gommen, Zeep,
Zwavel van Spiesglas vereenigd
veel beter aan te wenden. Ook aan
de plantennamen valt plezier te
beleven. Atropa belladonna heet
dreigend doodkruid of schoone
dame, chicorei wildesuikerij en de
cyclamen Europisch varkens
brood (want de knol was voedsel
voor de zwijnen). Bij Tamme viool
en tamme goudsbloem geeft de
naam aan dat het om gekweekte
soorten gaat, De naam gemeene
monnikskap dankt het kruid niet
aan zijn slechte karakter of
giftigheid (getuige andere
volksnamen als duivelskruid en
wolfsdood), maar aan-het feit dat
het een zeer al gemeen in het wild
voorkomende plant was. Bij elke
plant is aangegeven waar deze
gevonden kan worden. Waarbij
Oskamp soms heel precies wordt,
zoals bij de tuinzuring:
overvloedig b.v. aan de Muur van 't
huis te Bronkhorst in 't
Graafschap Zutphen.
Kroontjespen
De typografie is interessant op
zich. Op één plaats verschijnt
opeens een handgeschreven tekst
tussen de regels, waar met
kroontj espen in zwierige letters
een vergeten plantennaam is
ingevuld. Het drukwerk 'leeft'
door de onregelmatigheden van
het ambachtelijke zetwerk;
scheve lijntjes, vlekjes en
ontbrekende stukjes in de fraaie
letters. En mooi zijn ook de
afbeeldingen, die bij de
oorspronkelijke druk nog met de
hand zijn ingekleurd. Die
oorspronkelijke druk verscheen in
1796 in beperkte oplage bij
uitgeverij J.C. Sepp Zoon in
Amsterdam en is intussen uiterst
zeldzaam en kostbaar.
Zoals uit de 'naamlijst dei-
Intekening' blijkt, voorin het
boek, tekenden in 1794 ook
Zeeuwen in. Onder anderen de
chirurgijn F. André uit Domburg;
mr. G. van Citters, oud
burgemeester, Schepen en Raad
der Stad Middelburg; W.A le
Cointre, Apothecar te
Middelburg; Pieter Andr.
Hochart, chirurg te Aardenburg;
en Thuijl van Zeerooskerken,
Heer van Zuijlen te Zuijlen.
Achterin het boek staat de
intekenlijst voor de facsimile
heruitgave. Ook hier zijn naast de
namen de beroepen gemeld, en
wat opvalt is het grote aantal
drogisten en ondernemers. De
heruitgave is namelijk een
relatiegeschenk van Indros,
producent van
plantengeneesmiddelen onder de
naam Vitelle. Directeur G.H.
Oskamp - die zijn mogelijke
verwantschap met de achttiende-
eeuwse auteur onderzoekt -
koestert de originele serie van zes
boeken in zijn eigen bibliotheek.
Die zijn uiteraard niet te koop.
Maar het relatiegeschenk is in een
wat ruimere oplage gedrukt en in
de boekhandel te bestellen.
Afbeeldingen der Artseny-gewassen
met derzelver Nederduitsche en
Latijnsche beschrijvingen, door D.L.
Oskamp; facsimile uitgave van Indros
bv in Almere, ISBN 90-76558-01-9,
gebonden, met kleurplaten.
Prijs 79,50.
door Ben Jansen
Max Geuze wijst op de kast in
zijn werkkamer in het
kantoor van waterschap Zeeuwse
Eilanden in Goes. „Kijk", zegt hij
alsof hij.het over twee
prijskonijnen heeft waarvan hij de
trotse bezitter is, „dat zijn de
beestjes." Die beestjes zijn twee
opgezette muskus- of
bisamratten. Attente houding,
grote stompe kop, dikke bruine
vacht, ongeveer 35 cm groot (de
kale beschubde staart niet
meegerekend) en Theo-en-Thea
tanden - echt gezellig ziet een
muskusrat er niet uit.
De milde koestering waarmee
Geuze over zijn beestjes spreekt,
doet een beetje vreemd aan. Hij
coördineert de
muskusrattenbestrijding in
Zeeland. In die functie is hij
verantwoordelijk voor de 25.599
muskusratten die vorig jaar in
klemmen en fuiken om het leven
zijn gekomen. „Een dier doden is
nooit leuk", weet hij dan ook als
geen ander. „Als je het doet, moet
je het goed doen."
Geuzes muskusrattenbestrijders
zijn dan ook vaklieden. Dertien
(binnenkort vijftien) man sterk
zijn ze dagelijks met klemmen en
fuiken aan oevers van sloten en
watergangen in de weer om de
populatie van de muskusrat
binnen de perken te houden.
Vooral in West-Zeeuws-
Vlaanderen lijkt dat dweilen met
de kraan open. Ongeveer vier
vijfde van de vorig jaar gevangen
muskusratten huisde in dit deel
van de provincie. Het aantal
bestrijders moet voortdurend
worden aangepast: de vijf die er nu
actief zijn krijgen versterking van
twee extra krachten.
Al die inspanningen zijn nodig
omdat muskusratten over twee
hinderlijke eigenschappen
beschikken: een meer dan gezonde
geslachtsdrift en een
buitengewoon groot
graafvermogen. Een paartje
muskusratten krijgt drie keer per
jaar gemiddeld zes jongen; de
wijfjes uit het eerste nest zijn in
het najaar al geslachtsrijp. In
Noord-Amerika, waar de dieren
oorspronkelijk vandaan komen,
zijn voldoende natuurlijke
vijanden om te voorkomen dat de
soort explosief groeit. Die
ontbreken in Europa, waar de
muskusrat begin deze eeuw dooi
de Poolse graaf Collereda-
Mannsfeld is geïmporteerd om
zijn pels. Enkele ontsnapte
exemplaren zorgden dankzij hun
gestage voortplantingstempo en
de neiging twee keer per jaar naar
nieuwe vestigingsplaatsen te
trekken voor een snelle
verspreiding. In 1941 werd bij
Valkenswaard de eerste
Nederlandse muskusrat
gevangen. Het eerste exemplaar in
Zeeland werd begin jaren '50 bij
Kloosterzande gesignaleerd.
Nestkamer
Ondiepe sloten, kreken en
watergangen met zoet of brak
water, weinig stroming en een
constant waterpeil vormen een
ideaal leefgebied voor de
muskusrat. Hij graaft onder water
gangen in de oever, die uitkomen
in een nestkamer boven de
waterspiegel. Dat graafwerk kan
tien meter landinwaarts voeren.
Als de muskusratten ongehinderd
hun gang gaan, kunnen
landbouwvoertuigen en vee op
bouw- en weiland wegzakken.
Ook wegen op het platteland
vertonen soms kuilen die op
muskusratten zijn terug te voeren.
Sloten en watergangen raken
verstopt door de ingezakte grond,
waardoor de afwatering wordt
Grote stompe kop, dikke bruine vacht en Theo-en-Thea tanden: echt ge
zellig ziet een muskusrat er niet uit. foto Willem Mieras
belemmerd.
De waterschappen zijn dan ook
zeer gebeten op de muskusrat. In
Zeeland hebben ze een
samenwerkingsverband voor de
bestrijding opgericht. Op een
prikbord in Geuzes kamer hangen
kaarten, waarop in kleuren is
aangegeven hoeveel
muskusratten in de verschillende
delen van Zeeland zijn gevangen.
Wit betekent geen ratten
gesignaleerd, groen duidt
concentraties aan die onder de
knie te houden zijn, rood en zwart
wijst op duizelingwekkende
aantallen muskusratten.
Schouwen-Duiveland, Tholen,
Sint-Philipsland en Walcheren
zijn wit op enkele groene vlekjes
na. Op Geuzes kaarten is te zien
dat de bestrijding ondanks de
voortplantingsdrift van de
muskusrat resultaat heeft. Enkele
jaren geleden vertoonden het
smalste gedeelte van Zuid-
Beveland nog volop zwarte en
rode vlekken. Extra inspanningen
van de rattenbestrijders hebben
ertoe geleid dat de kleur nu
overwegend groen is. West-
Zeeuws-Vlaanderen blijft door de
jaren heen echter vrijwel zwart.
Het Zeeuws Biologisch heeft in
opdracht van de Zeeuwse
waterschappen een presentatie
gemaakt over de muskusrat en de
noodzaak het dier te bestrijden. Deze
presentatie is tot eind oktober te zien in
het kantoor van waterschap Zeeuwse
Eilanden in Goes.
door Maurits Sep
Wilco Verhage heeft zich
terecht geen zorgen
gemaakt over het nieuwe
mestplan van minister
Brinkhorst van Landbouw. Zoals
hij vorige week al verwachtte,
hebben de nieuwe normen geen
verstrekkende gevolgen voor zijn
gemengd bedrijf.
Brinkhorsts voorstel behelst voor
bouwland een norm van
maximaal 160 kilogram stikstof
uit dierlijke mest. Voor grasland
wordt de lat gelegd op 250 kilo.
Daar kan Wilco, voor zijn bedrijf,
mee leven. Wat hij echter niet
snapt, is dat de minister
tegelijkertijd het mineralen
aangiftesysteem (minas) in stand
houdt. Dat is bedoeld om het
verlies aan mineralen door
bemesting met kunstmest te
beperken.
„Brinkhorst geeft in feite toe dat
dierlijke mest niet de enige
vervuiler is. Als we minder
dierlijke mest mogen uitrijden,
zal het gebruik van kunstmest
toenemen om een gelijke
opbrengst te krijgen. Maar
kunstmest kan ook slecht zijn.
Daarom wil de minister dat
minas niet loslaten. Maar normen
zijn geen garantie voor een beter
milieu. Veel belangrijker is hoe
boeren omgaan met mest. Dat
verander je niet met dit
mestplan. Dat lukt wel met het
minas. Dan moeten ze veel meer
nadenken over de gevolgen van
het gebruik van kunstmest en dus
gaan ze zoeken naar
alternatieven."
Verjaardag
De scherpere richtlijnen zullen
Zeeuwse akkerbouwers
overigens niet onwelkom zijn,
vermoedt Wilco. „Hoe minder
mest mag worden uitgereden, hoe
groter het overschot wordt.
Vooral Brabantse veeboeren
zullen hun mest in Zeeland kwijt
willen. Ze sluiten daarvoor
contracten af met de
akkerbouwers. Vroeger moesten
die geld betalen om mest te
krijgen, door het mestoverschot
krijgen ze er nu geld bij."
Veel tijd om bij het mestplan stil
te staan, heeft Wilco niet gehad.
Het was een drukke week. Zo
druk zelfs dat hij zijn verjaardag
een paar dagen later moest
vieren. Vrijdag de zeventiende
september werd hij 27, zondag
gaf hij een feestje. „Ach, zo gaat
dat altijd. Ik vier mijn verjaardag
tussen de uien en de aardappelen
door."
Over uien gesproken, die waren
er de oorzaak van dat het zo'n
drukke week was. De drie hectare
die eerder moesten blijven liggen
omdat de grond te hard was, zijn
nu wel gerooid. Dinsdag viel
negen millimeter regen. Niet te
veel, niet te weinig, precies
genoeg.
Voor het rooien van die percelen
heeft Wilco ruim de tijd genomen.
Door de slechte structuur van de
bodem zaten er nogal wat kluiten
tussen de uien. Nadat deze en de
al gerooide uien twee dagen
buiten hadden gedroogd, zijn ze
naar binnen gereden. Die klus
was zaterdagavond geklaard.
Voor het binnenhalen van de uien
wordt de zogenoemde
inschuurlijnin werking
gebracht. Die lijn begint met de
aardappelrooier, waarmee de
uien van het land worden
opgeraapt en op de kiepwagens
worden geladen. Die gooien ze in
een stortbak, waarin overtollige
grond wordt gezeefd. Een
duoband transporteert de uien
uiteindelijk naar de schuur.
Menskracht
Wilco heeft deze machines met
een collega-landbouwer
aangeschaft. „Heel veel boeren
kopen samen hun machines. Dan
moet je wel grotere aanschaffen,
omdat je ook twee keer zo veel
grond moet bewerken. Maar
uiteindelijk ben je toch
goedkoper uit, want door samen
te werken bespaar je tevens op
menskracht. Die machines
moeten immers wel worden
bediend. Als elke boer zijn eigen
spullen koopt, moet hij extra
mensen in dienst nemen. Nu
helpen we elkaar."
Wilco Verhage (27) heeft, in maatschap met zijn vader, nabij Koude-
kerke een gemengd bedrijf. Hij doet wekelijks in deze rubriek verslag
van zijn werk en wedervaren.