Kijk maar eens hoe Sjouk zich beweegt Horen, zien en rijden Microsoft knalt eruit PZC Directiechauffeur is professional reportage 31 zaterdag 18 september 1999 Sjoukje Dijkstra had een enorme drang om zich te bewijzen. Sjoukje Dijkstra - op 28 januari 1942 geboren in het Friese Akkrum - presteerde in haar laatste officiële wedstrijd wat tot dan toe alleen de wereldvermaarde Noorse Sonja Henie was gelukt. Voor vijftienduizend Nederlanders, die speciaal voor Dijkstra naar de Westfalenhalle in Dortmund waren gekomen, won zij als tweede kunstrijdster de drie belangrijkste titels in een jaar tijd: ze werd Europees, Olympisch en Wereldkampioen. Het leverde haar een koninklijke onderscheiding op en een knuffel van Koningin Juliana, vergezeld met de woorden 'geweldige meid'. De zucht die vader Lou Dijk stra in de zomer van 1962 slaakte, moet heel diep zijn ge weest toen hij met Sjoukje sprak over voortzetting van haar loop baan. Met moeite kon de huisarts de eindjes nog aan elkaar knopen. Veel, heel veel geld had hij al in de carrière van zijn dochter gesto ken. De huur van de ijsbaan, de vergoedingen van toptrainer Ger- schwiler en het kost- en reisgeld zorgden ervoor dat de bodem van de schatkist in zicht was. Door de strenge regels van de internatio nale schaatsunie (ISU) mocht Sjoukje met demonstraties op het ijs geen rooie cent bijverdienen. En met de cadeaus, zoals een Frie se stoeltjesklok, een zelfgeknoopt boodschappennet, een zeilboot en een DAF, die zij na internationale successen ontving, kon de familie de gaten ook niet dichten. Lou Dijkstra had dan ook graag gezien dat zijn dochter, die enkele maan den daarvoor in Praag haar eerste wereldtitel pakte, zou kiezen voor de lucratieve ijsrevues. Sjoukje begreep hem, maar zij wilde nu eenmaal de beste van de wereld worden en daar hoorde in haar ogen een olympische titel bij. Lou Dijkstra zwichtte. Twee jaar later bewees Neder lands beste kunstrijdster ooit dat haar keuze de juiste was geweest. Sjoukje had de leidende'rol van Carol Heiss - winnares van de Spe len van '60. voor Dijkstra, en ko ningin van de vrije kür - overtui gend overgenomen. Ze was zo goed, dat de media in haar de enige kandidaat voor goud zagen. Sjoukje kreeg in 1956 met moeite toestemming om haar olympische debuut te maken in Cortina d'Am pezzo, omdat het olympisch comi té haar aanvankelijk niet goed genoeg vond. Acht jaar later als gelouterde rijdster bleek zij be stand tegen de druk en de zenu wen. Al na de verplichte figuren nam ze een onaantastbare positie in, zodat ze als eerste Nederlandse - Kees Verkerk won pasinl968 het eerste goud op de lange baan - bij de winterspelen de titel pakte. Met de woorden 'geweldig meid' sloot koningin Juliana haar in Inns bruck in de armen. Sjoukje Dijkstra, die vlak daarna Honderd jaar sport, hon derd jaar sporthelden. Nu de twintigste eeuw ten einde loopt publiceert de PZC portretten van Ne derlandse topsporters, die de laatste honderd jaar van zich hebben doen spreken. Vandaag nummer 15: Sjouk je Dijkstra. Discipline tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau werd benoemd op een mo ment dat haar pas overleden vader nog begraven moest worden, ver anderde er niet door. Hoogmoed was haar vreemd. Tijdens het EK van 1963 mocht alleen zij trainen op de baan van Boedapest. Maar Gerschwiler en Dijkstra reageer den prompt: „Geen privileges." Sjoukje toonde een enorme drang om zich te bewijzen. Kwam er kri tiek van haar concurrentes of kampioenenmaker Gerschwiler dan zou ze hen de volgende keer wel wat laten zien. Een karakter trek die haar ouders op 4-jarige leeftijd aanvankelijk nog niet konden waarnemen. Aan de hand van haar vader, die zelf als lange baan-schaatser deelnam aan de Olympische Spelen van Garmisch Partenkirchen (1936), maakte zij op IJlster Nooitgedachtjes haar eerste schreden op het ijs. Huilend hield ze het na een val voor gezien. Beter verging het haar op de kunstschaatsen die ze van haar opa kreeg. Sjoukje liet zich zelfs door een gebroken been - een pas toor was tijdens oefenen in de Am sterdamse Apollohal op haar ge vallen - niet meer uit het veld slaan. Al snel had Lou Dijkstra door dat zijn dochter over het no dige talent beschikte en hij zocht in Amsterdam een trainer. Toen de Apollohal de deuren sloot bracht hij zijn dochter keer op Ooit was hij de weggereorganiseerde portier of man van de postkamer die een pet en autosleutels kreeg en vanaf dan directiechauffeur heette. Inmiddels is hij een echte professional, die niet alleen de fijne kneepjes van het autorijden beheerst, maar ook de etiquettes van de diplomatie kent. Hij is ook een beetje een James Bond die kidnappers, journalisten en demonstranten van zich af weet te schudden. Als de statige Audi A8 Diesel van Jan Kwast geruisloos over de weg zoeft, geeft de compu terstem van het navigatiesysteem aan dat hij weldra rechtsaf moet slaan. Handig, maar de directie chauffeur van topman André Olijslager van Friesland Coberco Dairy Foods uit Meppel kan de wegenkaart van Nederland in middels wel dromen. De 49-jarige Fries zit dan ook al dertig jaar op de weg, waarvan de laatste zes jaar als chauffeur van de zuivelt- opman. „Zo'n navigator kent alle straten in Nederland, maar ik moet er niet aan denken blind te varen op de computer, want als die uitvalt sta je machteloos en me neer moet toch ten alle tijde op mij kunnen vertrouwen." Kwast is officieel in dienst van Jonkman Chauffeursservice in Harlingen, maar rijdt fulltime voor de Friesland Coberco-top- man. Per jaar tikt de teller een slordige 110.000 kilometer aan en daar komen dan nog enkele tien duizenden bovenop van 'het Vect- raatje' waarmee hij zichzelf ver plaatst naar zijn vakantieadres en supermarkt. „Autorijden is altijd mijn hobby geweest en dat moet het ook wel zijn als je dit beroep kiest. Het leuke van dit werk is dat elke dag weer anders is en dat je op plekken komt waar j e anders nooit komt. Zo sta je voor het Tweede- Kamergebouw en even later loop je lekker op het strand van Sche- veningen, want ik hoef natuurlijk niet mee naar binnen." keer naar de Hokij-baan in Den Haag. Een weinig vreugdevolle periode. Steeds botste vader Dijk stra met de voorzitter van de Haagse IJsclub Houtrust Jo Haan appel. Maar hoeveel ruzies de vaders van Sjoukje en Joan Haan appel ook uitvochten, de goede verstandhouding tussen beide rijdsters leed er niet onder. Al rea geerde de Amstelveense familie meer dan eens teleurgesteld als Jo an tijdens de Nederlandse kampi oenschappen door een 'partijdige' jury werd voorgetrokken. Zo be schrijft Jan Hof in de biografie van Dijkstra hoe de altijd rustige moe der van Sjoukje tijdens de natio nale titelstrijd van 1957 volledig door het lint ging. Ze gaf de scheidsrechter een klap en beet de juryleden toe: „Hebben jullie nou allemaal prut in de ogen?" Onder de ijzeren discipline van Gerschwiler - hij eiste van al zijn pupillen dat ze een retourticktet bij zich hadden zodat hij eigenwij ze kinderen op elk moment naar huis kon stui'en - kwam ze lang zaam maar zeker uit de schaduw van Joan Haanappel. Sjoukje Dijkstra won driemaal op rij de Richmond Trofee, en brak in 1959 op definitief door met een tweede plaats tijdens het EK van Davos. In de daaropvolgende jaren zorg de ze er alleen voor - Haanappel stopte na de winter van 1960 - dat Nederland op de kaart kwam van het internationale kunstrijden. Vijf keer achtereen (1960 - 1964) eiste ze de Europese titel voor zich op en drie keer (1962 - 1964) werd ze wereldkampioene. Dat had vier keer kunnen zijn, maar in 1961 werd het WK van Praag gecanceld nadat de Amerikaanse ploeg bij een vliegtuigramp omkwam. Een jaar later kon Tsjechoslowakije alsnog kennismaken met pu bliekslieveling 'Dijkstrova', die met haar hoge sprongen in de tot dan toe door 'ijsdansers' gedomi neerde sport voor een cultuurom slag zorgde. In de media ontstond daardoor al snel het beeld dat de 'atlete' Dijk stra niets te zoeken zou hebben in glamourwereld van de ijsrevues. Sjoukje rekende daarmee af door acht jaar achtereen met Holiday on Ice van wereldstad naar we reldstad te trekken. In die periode leerde ze ook de 25 jaar oudere Karl Kosmayer kennen, met wie ze op 22 december 1972 trouwde. Samen probeerden ze het 'Circus Sjoukje Dijkstra' van de grond te tillen. Het liep uit op een grote te leurstelling. Het is wellicht ook daarom dat ze in de herinnering blijft voortleven als de kunstrijdster die begin jaren zestig het publiek aan de voeten kreeg. Na die laatste wedstrijd in 1964 sprak zelfs trainer Arnold Gerschwiler zijn waardering uit. Tot dan toe was het 'niet slechten 'het kon beter', maar op zaterdag 29 februari besefte ook de Zwitser 'dat het zo goed was geweest'. Peter van der Hulst Directiechauffeur Jan Kwast: „Je familie mag wel weten voor wie je rijdt, maar verder houd je je mond." foto Gerard Hassing daag naartoe gazeg ik: dat weet ik niet", beaamt chauffeur Jan Kwast. Hij krijgt elke week een af- sprakenplanning, maar daar kan nog van alles in veranderen en 'als ze meneer willen bereiken dan doen ze dat maar via zijn secreta resse.' „Heel verstandig", compli menteert Swamborn. „Want je kunt nooit weten wat er met die in formatie gebeurt. Er waren de af gelopen weken bijvoorbeeld heel wat journalisten die maar wat graag wilden weten waar meneer Brentjens van de VNU zo al naar toe reed." Werktijden De werktijden van Kwast golven mee met die van zijn werkgever. „Ik begin meestal om een uur of acht 's ochtends als ik meneer thuis ophaal, 's Avonds kan het zes, maar ook wel elf uur worden na een vergadering van melkvee houders. Toch zit je in drukke we ken natuurlijk geen zeventig uur achter het stuur. Ongeveer de helft van mijn werktijd bestaat uit on derhoud en schoonmaken van de auto en wachten." Vervelen doet Kwast zich nooit. Diverse kranten gaan elke dag mee in de auto, evenals de studieboeken, want ook een directiechauffeur raakt tegenwoordig nooit uitgeleerd. Kwast is momenteel bezig met het zogeheten VIP II diploma, een cer tificaat van een van Nederlands grootste opleiders van directie chauffeurs, International Securi ty Partners in Lelystad. Van de 2500 fulltime directiechauffeurs die momenteel in ons land rondrij den, hebben er ruim 500 hun oplei ding bij dit instituut gevolgd. Zo als de toevoeging 'Security' al doet vermoeden, houdt de beroepsop leiding meer in dan goed leren au torijden. Account-manager Tim Swamborn van ISP somt de be langrijkste vereisten op: voertuig- beheersing, verkeersdeelname, omgangsvormen en topografische kennis. De basisopleiding bij ISP bestaat uit een theorie- en praktijkgedeel te die samen zes dagdelen in be slag nemen, maar de meeste chauffeurs gaan daarna door in de voortgezette opleidingen, waarin dieper wordt ingegaan op zaken als rijden bij risicovolle situaties, levensreddende handelingen, on opvallend rij den, beroepshouding en observatie van verdachte indi viduen. „En dat is nog maar een grove opsomming. Er komt heel wat bij kijken voor je je echt direc tiechauffeur mag noemen. Ik weet het, er hangt een waas van valse romantiek om het vak: lekker rondtuffen in een dikke auto en tussendoor krantjes lezen, dat denkt iedereen wel te kunnen. Ik durf te wedden dat ik na dit artikel wel driehonderd telefoontjes krijg van mensen die het vak willen le ren. Maar lang niet iedereen is er geschikt voor. Je moet servicege- richt zijn, flexibel, discreet, solis tisch en door en door betrouwbaar. Je rijdt mensen rond die beslissen over duizenden anderen en over miljoenen guldens. Dan gaat het soms om kleine dingen. Dat je bij het openhouden de deur je baas af schermt. Maar ook dat je bij een zebrapad altijd voorrang geeft aan overstekers, want de heren achterin houden er niet van dat ze als arrogante patsers worden na gekeken. Dan rollen we naar het zebrapad", doceert hij verder. „Nooit stoppen. Dan ben je een sitting duck. En kijk uw auto nou eens", wijst Swamborn naar de parkeerplaats bij het ISP-kan- toor. „Met de neus naar het ge bouw toe gereden. Alle andere au to's staan precies andersom, zoals het hoort. Niet zozeer om snel weg te kunnen scheuren, maar wel om veilig weg te gaan. Want achteruit wegrijdend heb je slecht zicht, de achterruit is straks bevroren en bovendien zie je vooruit inrijdend niet wat er om je heen gebeurt. Verloop Het is duidelijk: niet iedereen is geboren voor dit vak. Van de be langstellenden vallen bij de intake al velen af en een kwart zakt voor het examen bij ISP. Is men een maal privé-chauffeur, dan blijft men dat zijn hele loopbaan wel, is de ervaring van de ISP-man.,Er is wel veel verloop, maar dan binnen de sector. Toplieden in het be drijfsleven wisselen om de paar jaar van zetel en het is niet onge bruikelijk dat de chauffeur dan meeverhuist." Ondanks de moder nisering en verjonging van het vak, blijft het wel een mannenbe roep. „Er zijn wel vrouwelijke chauffeurs, maar veel mannen vinden het toch een beetje gênant als 's avonds na een vergadering iedereen door een man in een keu rig pak wordt opgewacht, terwijl jij met een mooie blondine in de auto stapt. Men wil vooral geen verkeerde indruk wekken." Bij de chauffeurs zelf staat het woord discretie op het voorhoofd geschreven. „Je familie mag wel weten voor wie je rijdt, maar ver der houd je je mond. Op verjaar dagsfeestjes ga je geen anekdotes vertellen. Zoiets zingt snel rond en de reputatie van je baas gaat voor alles." „Als ze mij vragen waar ik van- De omgangsvormen en etiquettes van het vak tellen zwaar mee als Kwast met veertig collega-chauf feurs meedingt naar de titel Direc tiechauffeur van het jaar 1999. De verkiezing is voor de tweede keer uitgeschreven door opleidingsin stituut ISP en Randstad Trans portdiensten, dat directiechauf feurs uitzendt en detacheert. Met de competitie wil de organisatie niet alleen de kwaliteit van het be roep stimuleren, maar ook het imago van de directiechauffeur opkrikken. De jury zal het doop ceel van de heren chauffeurs lich ten op verkeersovertredingen en schadevrije jaren en langs een au tocircuit staan te noteren hoe de kandidaten langs pylonen slalom men en hun bochtjes nemen. Want hoe belangrijk de beveiliging, het keurige pak en de conversatienor men ook zijn, veilig en comforta bel rijgedrag blijft prioriteit num mer één. En in de auto is de chauffeur de baas, hoe zeer zijn superieur hem ook maant tot opschieten. Dat be vestigt Kwast: „Ik ga net zo ver tot ik het verantwoord vind, want niet de auto, maar ik moet nog kunnen bepalen waar we heen rij den." Opleider Swamborn: „Een chauffeur mag zich nooit in een verkeersonveilige situatie ma noeuvreren. Een directeur wil op tijd zijn, maar arriveert liever te laat dan helemaal niet." Jan Ruesink Opvallend is dat van de onderne mingen waarin particulieren om streeks het begin van deze eeuw konden participeren, vele maat schappijen het aandelenkapitaal ge bruikten om - naar later bleek - lucra tieve investeringen te doen in het voormalig Nederlands Indië. Een van die maatschappijen was de Koninklijke Nederlandsche Maat schappij tot Exploitatie van Petrole- umbrormen in Nederlandsch-Indië. D at was dus een van de voorlopers van de Konijklijke/Shell Groep, thans een van de grootste oliemaatschappijen ter wereld. Op 8 mei 1890 konden de eerste aandeelhouders zich melden voor 1000 per participatie. Het start kapitaal van de 'Koninklijke Olië kwam uit op 1,3 miljoen gulden. Het aandeel is op de Amsterdamse effec tenbeurs nog steeds een van de be langrijkste en wordt daarom ook wel 'een kroonjuweel' van de beurs ge noemd. De genoemde eerste belegging van 1000 zou nu het bezit betekenen van 83.524 aandelen van 1,25 nomi naal. Die zouden bij verkoop nu ruim 10 miljoen hebben opgeleverd. Bo vendien zou deze 'duurzame aandeel houder' sinds 1890 in totaal nog eens 4 miljoen aan dividend op zijn rekening hebben kunnen bijschrijven. Indien wordt gekeken naar de maat schappijen die in het begin van deze eeuw al bestonden zou 'Koninklijke Olië inderdaad uitgeroepen moeten worden tot het aandeel van deze eeuw, zeker voor wat betreft Nederland, zegt directeur' P. de Vries van de Ver eniging van Effectenbezitters (VEB). .Dat soort verkiezingen is echter grie zelig. Het is moeilijk om bepaalde pe riodes met elkaar te vergelijken. Is Jo- han Cruijff nu de voetballer van de eeuw of Marco van Basten die in een andere tijd voetbalde in een andere omstandigheden? Hetzelfde geldt als je aandelen gaat vergelijken. Als je dus de looptijd van de eeuw buiten be schouwing laat en je kijkt wereldwijd, dan is voor mij niet Koninklijke Olie maar het beginjaren tachtig door Bill Gates opgerichte Microsoft het aan deel van de eeuw. Want de winstge vendheid van Shell stagneert in feite al jaren. Het aandeel heeft in het laat ste decennium niet zoveel toegevoeg de waarde opgeleverd waarvoor aan deelhouders in hun handen kunnen klappen. Microsoft is werkelijk fan tastisch ingesprongen op de ontwik keling van computers. Niet door Terugblikkend op de bijna af gesloten eeuw is er een aan tal toppers dat speciale aan dacht verdient. In deze serie wordt elke week één topper be schreven. Deze week: Het aan deel van de eeuw. alleen maar het bouwen van appa raatjes maar door de besturing, de software, te ontwikkelen. In het laat ste deel van deze eeuw heeft Microsoft de economische ontwikkeling gewel dig geïnspireerd en in de eerste twin tig, dertig jaar van de volgende eeuw zal dat nog zijn uitwerking hebben. Dus als je het mij eerlijk vraagt: Mi crosoft is voor mij het aandeel van deze eeuw." Toch zijn er nog andere verschaffers van 'risicodragend ver mogen' die deze eeuw opzien hebben gebaard door - zoals het met aandelen nu eenmaal vaak gaat - veel te verlie zen en veel te verdienen. Op 1 decem ber 1929 vormde een groep vooraan staande Rotterdamse zakenlieden een financieel syndicaat met als doel een kapitaal bijeen te brengen om dit voor gezamenlijke rekening te beheren en te beleggen. De naam van dit syndi caat was het 'Rotterdamsch Beleg gingsconsortium'. Daarmee was de geboorte van het nog steeds bestaande aandelenfonds Robeco - het grootste van ons land - een feit. Het tijdstip om samen te gaan beleg gen - want daar ging het in dit geval om - was op zichzelf wel goed geko zen. Immers, net was de beruchte beurskrach van 24 oktober 1929 in New York achter de rug. De Rotter damse zakenlieden dachten dat zij na de enorme koersdalingen nu op een dieptepunt aandelen en obligaties konden kopen. Dat bleek een enorme misvatting want in de crisisjaren daarna bleken de beginnende beleg gers en degenen die zich erna bijvoeg den ongeveer de helft van hun inleg kwijt te raken. Pas in 1936 kon er voor het eerst een goed resultaat van betekenis worden gehaald, na zes j aren van crisis toonde de wereldconjunctuur (voor zover je daarvan toen kon spi'eken want het ging voornamelijk om de Vei-enigde Staten en West-Europa) een opgaan de lijn. Eindelijk stegen de aandelen- koex-sen sterk. E chter nog lang niet ge noeg om de oorsponkelijke beleggers van 5000 per participatie de waarde van him inleg te kunnen garanderen. Het zou - mede door de Tweede We- reldooi'log - nog tot september 1946 dui'en eer dat de participaties weer de waarde van de oorspronkelijke inleg hadden bereikt. Het aandelenfonds Robeco is dan ook pas na de Tweede Wereldoorlog een succes geworden. Met name in de af gelopen vijftien tot twintig jaar zijn er grote koerswinsten behaald en is er een toestroom van kapitaal gekomen. Thans beheert het en belegt het aan delenfonds een vermogen van ruim 16 miljard gulden. Misschien niet door z'n wisselende re sultaten in de loop van de tijd maar ze ker door het unieke initiatief en z'n grootte mag het Robeco-f onds het his torische mooiste aandelenfonds van deze eeuw worden genoemd, zeker als alleen naar Nederland en Europa wordt gekeken. Het is niet na te gaan of een van de na zaten van de oorspronkeleijke oprich ters - door overlevering of erving - nog uit die tijd stammende participaties in Robeco bezit. Enige berekening bij Robeco leert dat de oorsponkelijke participatie van 5000 nuruim 2,7 mil joen waard is. Hans Roodenburg

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 31