Jans mocht niet bloot
Varkens moeten
orgaantekort
mensen oplossen
De norm van
striptekenaar
Jan Kruis
reportage zaterdag 18 september 1999 29
Abortus tijdens hel paasontbijt, dat kon
niet. En de naakte Jans was te bloot
voor Libelle. Afgezien daarvan werd
tekenaar Jan Kruis de afgelopen dertig jaar
niets in de weg gelegd. Maar nu is de
geestelijk vader van de succesvolle strip
'Jan, Jans en de kinderen' langzamerhand
op weg een pleegvader van zijn creatie te
worden. Niettemin houdt hij nog scherp in
de gaten wat er tussen de lijntjes én tussen
de afleveringen gebeurt. „Er moet een
glimlach zijn, op z'n minst."
Waar gebeurd: een vrachtwagen van
een internationaal transportbedrijf
stopt op een zonnige middag bij een tank
station langs de A28. De breedgeschou
derde chauffeur springt uit zijn truck,
keurt de dieselpomp geen blik waardig,
maar haast zich op een drafje naar bin
nen. Even later verschijnt hij weer, een
stripalbum onder de arm geklemd: deel 25
van Jan, Jans en de kinderen. Lectuur
voor de nacht, in de intimiteit van de cabi
ne.
De trucker is geen échte stripliefhebber.
De avonturen van de familie Tromp wor
den immers veelal verslonden door men
sen die vrijwel geen andere strips onder
ogen krijgen. „Het zijn geen kenners",
weet tekenaar Jan Kruis van zijn lezers.
„In de stripwereld speel ik nauwelijks een
rol. Ik ben niet iemand wiens strip vele
collectioneurs kent. Mijn plaats is ergens
anders, ik heb een ander publiek."
Onder verzamelaars mag zijn werk dan
geen onschatbare waarde vertegenwoor
digen, feit is dat iedere Nederlander de
schepping van Jan Kruis kent. Wekelijks
krijgen - zo is uitgerekend - drie miljoen
Libelle-lezers het wel en wee van de vro
lijkste familie van ons land onder ogen en
de albums - elk nieuw deel start met een
oplage van 100.000 exemplaren - worden
immer goed verkocht. En wie niet bewust
op zoek gaat naar de strip, krijgt er an
derszins wel mee te maken: Vorig jaar lik
ten we Catootje en Karlijn-postzegels -
'een soort erkenning', vindt de tekenaar -
en nu bekijken we regelmatig een televi
siespotje waarin Opa Tromp verboden
wordt te roken in de nabijheid van zijn
pasgeboren kleinzoon. En dan zijn er nog
de pannenkoeksjablonen van Honig, de
sokken van de Hema, de Wasa-placemats,
de badlakens, cruesli-kommen, agenda's,
klokken, theepotten, dekbedovertrek
ken, verpakkingen van katten- en hon
denvoer en ga zo maar door, die versierd
zijn met de 'Jan, Jans'-karakters.
Zijn levenswerk maakte van Jan Kruis
een Min of Meer Bekende Nederlander,
die regelmatig uitnodigingen voor spelle
tjes en panels op tv afslaat; daar houdt hij
niet van. Wel wil hij best een krant vertel
len hoe hij tegen de eclips heeft 'aangeke
ken' en in de Zuid-Franse villa van Rik
Felderhof bekende hij onlangs 'discalcu-
listisch' te zijn, niet te kunnen rekenen, en
na zes weken met vijf dollar uit militaire
dienst te zijn gestuurd omdat hij zijn ge
weer in het bos had laten liggen.
Sater
Ik heb er geen moment bij stilgestaan dat
de strip mijn hele leven zo zou gaan beïn
vloeden", zegt Jan Kruis. Hij ontvangt in
zijn atelier, opgetrokken naast zijn boer
derij ver weg in Drenthe. De tekenaar
drinkt koffie uit een porseleinen 'je-weet-
wel-kater'. Zijn pluchen soortgenoot op
de tekentafel heeft zich van zijn schepper
afgewend, alsof hij zich schaamt dat hij
'gesneden' is. Onder de tafel droomt de
luid snurkende rottweiler Otje - de naam
is bijna een contradictio in terminis ge
zien het formaat van het dier - mooie hon-
dendromen.
Jan Kruis heeft zo zijn grenzen bij het ma
ken van zijn strip. Een poedelnaakte Jans
die lag te zonnen in de tuin, was te bloot
Jan, Jans en de kinderen, deel 25
Sinds de eerste 'Jan, Jans en de kinderen'
op 12 december 1970 in Libelle werd ge
plaatst, heeft hij doorlopend geroepen dat
hij er mee op zou houden. „In de loop der
jaren zijn er heel wat brieven naar mijn
uitgever gegaan in de trant van 'dit is het
laatste boek'Dan ging ik toch weer door.
Maar zo makkelijk als hij de 'gesneden'
kater op papier met een paar halen van
zijn potlood tot leven roept, zo zwaar valt
het hem wekelijks een leuk 'plotje' te ver
zinnen. „Het is behoorlijk lastig om als
maar lollig te zijn." Het was ook vaak
'deadlinewerk'. „Dan stuurde ik de strip
rechtstreeks naar de drukker in plaats
van naar de redactie. Had ik weer een
week respijt, maar die was ook zo weer op.
Ik was op den duur niet meer echt be
trouwbaar."
Inmiddels is een deel van Kruis' werk
zaamheden overgeheveld naar uitgever
VNU. In het kantoor van de tijdschriften
gigant is nu een Jan Kruis Studio gehuis
vest. „Daar zitten tweeënhalve tekenaar,
die nemen mij veel werk uit handen. Er
zijn mensen die inkten, er is een schrij-
verscollectiefje datmij probeert te voeden
met thema's."
Door het contract met de VNU is er een
eind gekomen aan een dertig jaar durende
vruchtbare coöperatie met Joop Wiggers,
zijn maatje die hij kent sinds ze als illu
strator werkten bij reclamebureau Van
Manen in Amsterdam.
Met Wiggers gaf hij in eigen beheer en met
succes de stripalbums uit, omdatgeen uit
gever er iets in zag. Kruis benadrukt dat
zijn vriend in het begin de grootste finan
ciële risico's liep. „Hij nam nog een hypo
theek op zijn huis en eiste zijn geld terug
dat hij nog van een drukker te goed had en
liet zomaar 30.000 albums drukken. We
wisten totaal niet of het zou lopen, maar
ze vlogen de deur uit."
Ook deed hij samen met Wiggers de mer
chandising. „De studio gaat nu door met
de ontwikkeling waar Joop en ik eigenlijk
zijn blijven steken. Al die nevenactivitei
ten, een tekenfilm, Internet en zo, dat
groeide ons een beetje boven het hoofd. Ik
ben nu 66, ik wil er niet mee ophouden,
maar wel mijn werkterrein afbakenen en
geen nieuwe dingen meer doen. Ik heb er
nog steeds slapeloze nachten van. Maar
het alternatief was het langzaam laten
uitdoven."
Kruis heeft dan een deel van zijn verant
woordelijkheden afgestaan, een pleegva
der van de familie Tromp voelt hij zich
nog steeds. „Ik ben nog steeds degene die
de laatste hand aan de strip legt. Ik schrijf
de teksten, maak de lay-out." Hij ziet nog
wel eens wat foute dialogen als een ander
de teksten 'doet', zegt hij, terwijl hij po
seert voor het portret van Marten Toon
der, zijn idool. „Ik ken de karakters na
tuurlijk al zo lang, de anderen niet. Ik zeg
altijd, al klinkt dat wat arrogant: ik be
vind mij tussen Donald Duck en Carmig-
gelt in. Donald Duck is goed overdraag
baar, kan j e in diverse studio's over de hele
wereld laten maken. Carmiggelt is uniek.
Daar tussenin te zitten, dat is een mooie
plek."
Peter Kuijt
Striptekenaar Jan Kruis: „Het gaat bij mij om de kleine dingen, vaak onbelangrijk lijkende gesprekjes op de bank."
foto Roland de Bruin
voor Libelle. „Die moest een bikinietje
aan", glimlacht de tekenaar. Ook een strip
over een paasontbijt waarbij abortus ter
sprake kwam, moest het ontgelden. „Ik
had een relatie gelegd met paaseitjes en
dat kon niet. Dat zijn overigens de enige
keren dat een tekening geweigerd werd en
dat gebeurde telkens als de hoofdredac
teur er niet was. Twee weigeringen op een
totaal van 1140, dat is toch niet veel."
De tekenaar heeft naar eigen zeggen een
'ingebakken grens' voor wat wel en wat
net niet kan. Natuurlijk probeert hij wel
eens wat uit. „Een van de eerste dingen
die wat tongen heeft losgemaakt, was
toen ik Jeroentje, je weet wel van 'Poep
aan je schoen!', introduceerde. Daar kre
gen we heel wat brieven op. Toen hebben
we Hanna, die BOM-vrouw erin gedaan,
een bewust ongehuwde moeder. We dach
ten: Daar zullen we wat op horen. Hele
maal niks! Iedereen vond het heel ge
woon."
Vandaag de dag zijn de lezers niet gauw
meer te choquerenDat Jan huisman is ge
worden, is heel gewoon. Doodnormaal
ook dat zijn vrouw als wethouder tegen
woordig de kost verdient. De tekenaar wil
nog wel eens brieven krijgen over het feit
dat een blozende Jan geheime rendez
vouses heeft met een blonde vrouw in
het park. „Dan wordt mij kwalijk geno
men dat ik dat niet verder uitdiep. Maar ik
kan niet binnen het kader van zo'n strip
dramatische ontwikkelingen helemaal
uitpluizen." Hij zucht even, knipt met zijn
vingers: „Zo'n strip is ook zo weer weg,
het zijn elke week maar korte bezoekjes."
Hij krijgt geregeld de suggestie om 'wat'
met het onderwerp dementie te doen. „Ik
heb daar de afgelopen tien jaar mee te ma
ken gehad, via ouders en schoonouders.
Dat zijn moeilijke dingen, ik heb daar al
tijd wel enige schroom bij om dat in een
strip te verpakken. Maar toch ga ik het
dan proberen. Via een omweg: met een an
dere opa die niet in beeld komt."
Rupsjes
Er moet altijd een glimlach zijn, vindt hij.
„Op zijn minst." Dat is de Kruis-norm,
hoewel bij de wat triestere onderwerpen
van hem het lachje wel melancholiek is.
De tekenaar staat op en haalt de schetsen
erbij van de strip waarin de opa van Je
roentje is overleden. Hij schuift zijn bril
met halvemaan-glazen wat hoger op zijn
neus en leest voor:
„Catootje komt eraan en ziet haar vriend
je op een bankje zitten: 'Hoi Pipeloi, wat
kijk je sip.'
Jeroentje: 'Mijn opa is dood. Morgen is de
crematie. Dan wordt hij verbrand in een
groot vuur. Dan komt er een wolkje uit de
schoorsteen en dat is het dan. Zijn as gaat
in een potje, hij wou het zelf'.
Catootje: 'Zit er een deksel op het potje?'
Jeroentje: 'Ik denk het wel'.
Catootje: 'Met gaatjes erin, net als bij
rupsjes?'
Jeroentje: 'Rupsjes leven, worden later
vlinders, mijn opa is dood'.
Catootje: 'Misschien wordt je opa ook wel
een vlinder. Ik heb nog wel een potje voor
je, dat is altijd beter dan een rookwolkje'.
Jeroentje: 'Met gaatjes erin?'
'Ja', antwoordt Catootje, terwijl ze samen
weg wandelen, hand in hand."
De tekenaar bestudeert zijn creatie. „Zie
je hoe ze hem troost? Ze houdt zijn hand
vast, maar kijkt hem niet aan. Dat van die
rupsjes heb ik trouwens van een ander.
Kijk, zo'n aflevering is niet om te schater
lachen, maar het houdt wel even je aan
dacht vast."
Dood en echtscheiding komen binnen het
hechte gezinsverband van de familie
Tromp niet voor, benadrukt Jan Kruis.
Bijfiguren dragen zulke onderwerpen
aan. De belangrijkste karakters worden
ook niet aangetast door de tand des tijds,
slechts aangeraakt. „Ze worden niet ou
der, nee, ze schuiven als een soort mirakel
door de tijd heen. Ook hun verleden
schuift met hen mee. In het begin van de
strip lag het verleden van Jan in de oorlog,
nu ligt dat in de zestiger jaren."
De dood van zijn vader in 1988, die een
treffende gelijkenis vertoonde met zijn al
ter ego, opa Tromp, was voor Jan Kruis
geen reden om zijn strip aan te passen.
„Integendeel. Mijn vader heeft het succes
van 'Jan, Jans en de kinderen' voor een
groot deel meegemaakt. Als ik opa teken,
teken ik mijn vader. Ik probeer hem ook
nog steeds erop te laten lijken, ook in zijn
uitspraken. Het is heel fijn als je een 'cha
racter' hebt, die je goed kent. Nee, opa
gaat nooit dood, hij blijft een monumentje
voor mijn vader."
Breed
Van een gezapige familiekroniek, zoals
zijn strip ooit is bestempeld, wil hij niets
weten. „Een gezin met kinderen is nooit
gezapig. Er is altijd wel wat. Het gaat bij
mij om de kleine dingen, vaak onbelang
rijk lijkende gesprekjes op de bank. Je ziet
ze ook niet rollebollen door de slaapka
mer, zoals bij de Familie Doorzon (een
strip van Gerrit de Jager). Maar Gerrit
zegt ook zelf: 'Ik ga door waar Jan Kruis
ophoudt'. Ik zit veel meer tussen relaties,
tussen kindertjes en hun ouders en hun
opa. Gerrit signaleert een veel bredere
maatschappelijke boerenlulligheid."
Heel af en toe gaat Jan Kruis ook 'breed'.
Begin j aren zeventig liet hij in de strip nog
een 'eenvoudig tekenaar' hevig tieren te
gen de belastingdienst. Later wond hij
zich vreselijk op over de komst van de
VAM-vuilverbrandingsinstallatie op zo'n
zes kilometer van zijn woonstee. „Dat
soort plannen gaat onverbiddelijk door,
maar ik heb me er vreselijk aan geërgerd.
D66 riep dat ze tegen die installatie was.
De partij boekt grote winst bij de provin
ciale verkiezingen, krijgt in het provin
ciebestuur de portefeuille milieu. Haar
gedeputeerde werd ook automatisch
commissaris bij de VAM en draaide ver
volgens als een blad aan een boom om.
Dat heb ik me erg aangetrokken, voelde
me ook persoonlijk beledigd. Die woede
heb ik in een strip verwerkt: Jans, die wet
houder was, ging zwaarbewapend lun
chen met de VAM-directie, maar komt
dronken thuis met een gouden knijpertje
op haar neus. Die had zich ook laten in
pakken als politica. Die strip heeft meer
bekendheid aan het probleem gegeven,
dan die actiegroepen in Drenthe hier heb
ben gegenereerd. Kranten schreven er
over, ik had de radio aan de telefoon."
De geldverslindende voorlichtings
campagnes ten spijt is het aantal be
schikbare donororganen het afgelopen
jaar alleen maar afgenomen. Xenotrans-
planatie, waarbij de organen van een
varken in een mens worden geïmplan
teerd, zou wel eens de oplossing voor het
orgaantekort kunnen zijn.
Als de belangrijkste problemen zijn
overwonnen, kan xenotransplantatie
wel eens dé oplossing zijn voor het grote
tekort aan donororganen. Transplanta
ties zijn dan gewoon te plannen, stelt
hoogleraar celbiologie Frank Grasveld
van de Erasmus Universiteit in Rotter
dam. „Je kunt de patiënt vragen om op
dinsdagmiddag drie uur te komen. Op de
tafel naast hem ligt het varken al klaar.
De arts kan dan zo hart of nieren eruit
halen en overplaatsen naar de patiënt."
Als er nu iemand in een ravijn valt in
Oostenrijk en het is een geschikte donor,
dan treedt er een gigantisch apparaat in
Professor Frank Grosveld van de Eras-
musuniversiteit: Als het gaat om de
dood van een patiënt of van een varken,
dan is de keuze voor mij niet zo moei
lijk." foto Henriëtte Guest
werking om in heel Europa patiënten te
zoeken die een donororgaan nodig heb
ben. De dode patiënt wordt geopei'eerd.
Alles wat bruikbaar is wordt er uitge
haald en vervolgens heel Europa doorge
vlogen naar de wachtende patiënten.
Het is een uiterst kostbaar en kwetsbaar
systeem waarbij onderweg veel mis kan
gaan. Door varkens te gebruiken zijn die
problemen in een keer opgelost. Boven
dien zijn varkens niet schaars.
Het vergt nog jaren onderzoek en dier
proeven aleer xenotransplantatie wer
kelijk toepasbaar zal zijn bij mensen.
„Hèt probleem om op te lossen is de
snelle afstoting van het orgaan", aldus
Grosveld. Het menselijk lichaam accep
teert een orgaan van een andere diersoort
niet en stoot het af binnen enkele uren.
De oplossing van dit probleem zoeken
wetenschappers in het genetisch mani
puleren van de varkens.
„Je kunt varkens wat 'menselijker' ma
ken door in het varkens weefsel menselij
ke eiwitten in te bouwen. Het lichaam
herkent het orgaan dan niet direct als
vreemd, waardoor de eerste snelle afsto
ting achterwege blijft." Grosveld denkt
dat het zelfs mogelijk moet zijn op deze
manier bij xenotransplantatie het pro
bleem van afstoting in z'n geheel uit te
bannen.
Bij transplantatie van menselijke orga
nen doen zich nu ook problemen voor
met afstoting waardoor de patiënt z'n le
ven lang medicijnen moet slikken. Als
dat bij het gebruik van varkensharten
niet meer nodig zou zijn, betekent dat
een aanmerkelijke verbetering van de
kwaliteit van het leven.
Aidsvirus
Het tweede grote probleem is de angst
voor nog onbekende ziekteverwekkers.
Het gaat daarbij niet om gewone virus
sen en schimmels. Daar is wel wat aan te
doen, meent Grosveld. De angst voor zo
genoemde retrovirussen, die van dieren
zouden kunnen overgaan op mensen, is
veel groter. „Dat komt heel weinig voor.
Het bekendste schrikvoorbeeld is dat
van het aidsvirus, dat afkomstig is van
apen en onder mensen veel slachtoffers
maakt." In Maleisië kwamen honderden
boeren om het leven door een onbekend
virus dat van vleermuizen was overge
gaan op varkens en vervolgens op men
sen.
Onderzoekers vrezen dat de risico's op
dergelijke, vernietigende uitbraken van
nog onbekende virussen sterk toenemen
als organen van dieren in mensen worden
geïmplanteerd. Een transplantatiepati-
ent is bovendien extra kwetsbaar. Om af
stoting tot een minimum te beperken
wordt het immuunsysteem uitgescha
keld. De patiënt heeft daardoor geen
weerstand en is extra gevoelig voor vi
russen en infecties.
Aan de andere kant denkt Grosveld dat
het wel wat meevalt. „We leven al eeu
wenlang met varkens samen, soms heel
intiem. Dat heeft nog nooit tot grote pro
blemen geleid." De resultaten van een
onlangs in Amerika gepresenteerd on
derzoek onder 160 mensen die zijn be
handeld met varkensweefsel, lijken dat
te bevestigen. Terwijl er bij een enkeling
na 8,5 jaar nog sporen van varkenscellen
werden gevonden, was er bij niemand
een bewijs voor door het weefsel veroor- I
zaakte infecties. Pas als de problemen I
rond afstoting en retrovirussen zijn op-
gelost, komt de toepassing in ziekenhui-
zen in beeld. Dan moet ook blijken of het
varkenshart werkelijk een goed alterna
tief is voor een mensenhart Kan het de
volledige functie overnemen en voldoen
de bloed rondpompen? En, niet onbe
langrijk, hoe lang gaat een varkenshart
mee? Varkens leven aanmerkelijk korter
dan mensen. „Wat er gebeurt met een
varkenshart in een mens is nog een grote
verrassing. Niemand weet dat."
De eerste patiënt die rondloopt met een
varkenshart is volgens Grosveld niet te
benijden. Om de risico's voor de volksge
zondheid tot een minimum te beperken,
zal de eerste transplantatie gepaard
gaan met hele strenge veiligheidseisen.
„De patiënt en z'n omgeving - partner,
kinderen, familie - moeten voortdurend
onder controle staan en dat hun leven
lang. Dat is echt heel ingrijpend. Daar
moeten mensen goed over nadenken."
Ethische bezwaren
Grosveld ziet, ondanks het vele werk dat
nog moet worden verricht, xenotrans
plantatie als een mogelijke oplossing
voor het tekort aan donororganen. Er
zijn groepen in de samenleving die ethi
sche bezwaren hebben tegen het gebruik
van dierorganen en dierenproeven.
Grosveld heeft dat niet. „Als het gaat om
de dood van een patiënt of van een var
ken, dan is de keuze voor mij niet zo
moeilijk."
Het hoeft voor hem niet eens altijd le
vensreddend te zijn. Het gebruik van
varkensnieren kan de kwaliteit van le
ven van nierpatiënten sterk verbeteren.
„Drie keer per week vijf tot zes uur aan
de dialyse en er dan nog slecht aan toe
zijn, is geen goed alternatief. Dat gaat
ten koste van de kwaliteit van leven."
Gerard Akkerman