Goethe zoekt bevrijding
Mulisch' debuut
herdruk waard
Van school
kon Thijssen nooit genoeg krijgen
TVTp kunst
rLKj cultuur
Italiaanse
reis
p 17 mei 1787
schrijft Johann
Wolfgang von
Goethe aan Herder: 'Onder
deze hemel kan men de
mooiste observaties doen.
De hoofdzaak, te weten waar
de kiem zit, heb ik heel
duidelijk en zonder een
spoor van twijfel ontdekt....'
Goethe schrijft vanuit
Napels, halverwege zijn
grote reis door Italië. Hij is
dan helemaal gegrepen door
het classisistische ideaal van
eenheid, harmonie en
schoonheid. Hij heeft zich in
het hoofd gezet dat de rijke
variëteit van de
plantenwereld te herleiden
is tot een 'oerplant'.
Dat er zoiets als een
beginvorm van alle
plantenvormen zou bestaan,
dat wil zeggen feitelijk te
vinden op aarde en niet in ons
hoofd, is typerend voor het grote
enthousiasme waarmee Goethe
zijn Italiaanse reis begon.
Goethe is op zoek naar de
schoonheid van de wereld en,
vooral, van de cultuur van de
klassieken. Hij gelooft heilig in
de samenhang van cultuur en
natuur, en de taak van de
kunstenaar daarin. Daar wil hij
voor openstaan. En niet voor
niets noteert hij dan ook op 25
december 1786 'Om zich het
meest verheven idee te kunnen
vormen van wat de mensen tot
stand hebben gebracht, moet
men innerlijk eerst volkomen
vrij worden'.
Goethe heeft zijn reis naar Italië
nadrukkelijk gezien als een
bevrijding en een hergeboorte.
Vandaar de nadruk op
'volkomen vrij worden'. Goethe
wilde openstaan voor de wereld
buiten hem, niet gehinderd door
de persoonlijke besognes die
hem tevoren hadden gekweld.
De muizenissen waar Goethe
zich van wilde bevrijden,
hadden te maken met zijn
openbare leven. Die Leiden des
jungen Werthers had hem
Europese roem opgeleverd,
maar met zijn kunstenaarschap
wilde het niet zo vlotten. Hij-
wist niet zeker of hij tekenaar
dan wel dichter zou worden. Het
tekenen trok hem aan, omdat
het hier de kunstenaar is die
orde aanbrengt in de wilde
schoonheid van de natuur. Weer
zo'n klassiek ideaal.
Maar het waren vooral zijn
ambtelijke taken, die hij als
minister in Weimar op zijn
schouders had geladen, die hem
parten speelden. Van zijn
hervormingsplannen was niet
veel terecht gekomen. Met zijn
literaire werk wilde het tegelijk
ook niet vlotten. Hij bezat veel
half afgemaakte manuscripten,
die hij maar niet kon voltooien.
Iphigenie en de gedichtencyclus
Tasso zou hij pas tijdens zijn
Italiaanse reis afronden.
En dan was er de uitzichtloze
relatie met Charlotte von Stein.
Met deze getrouwde vrouw, die
hij in Weimar had leren kennen
door zijn contacten aan het hof,
onderhield hij een diepe, maar -
tot verdriet van beiden
waarschijnlijk - platonische
verhouding. In de loop van zijn
leven heeft hij duizenden
brieven aan Charlotte gestuurd.
De Italiaanse reis begint dan
ook met de aankondiging van
een vlucht. 'Om drie uur
's nachts verliet ik stilletjes
Karlsbad, anders had men mij
niet laten gaan. Het gezelschap
dat mijn verjaardag op
achtentwintig augustus zeer
hartelijk wilde vieren, verwierf
Een van de onderdelen van de Goethe-herdenking, eerder dit jaar in Weimar: een kunstwerk van 250 verlichte bustes van de dichter.
daardoor wel enig recht mij vast
te houden; maar hier viel niet
langer te talmen.'
D at halsoverkop-karakter moet
overigens wel wat overtrokken
zijn geweest, want Goethe wist
ruim van tevoren wat hij wilde.
Zijn reis naar en door Italië had
hij al lange tijd van te voren
gepland. Thuis was de liefde
voor het land van de Klassieken
hem met de paplepel ingegoten.
Zijn vader had hem vele
verhalen verteld over zijn eigen
Italiaanse reis.
In alle opzichten maakt Goethe
de indruk dat hij zijn reis met
voorbedachten rade heeft
ondernomen. De publicatie van
het dagboek-achtige geheel is
ook vele jaren later gekomen.
Goethe moet de tekst
zorgvuldig hebbenbewerkt. Pas
in 1816 verschijnt er een eerste
uitgave. Goethe zag deze reis als
onderdeel van zijn
levensverhaal, zoals hij
Dichtung und Wahrheit tot het
eerste deel rekende. 'Uit mijn
leven, tweede afdeling, eerste
deel', staat er dan ook op een van
de voorpagina's, en daaronder
de hartenkreet: 'Ook ik in
ArcadiëPas in de uitgave van
1829 gaat het geschrift
Italiaanse reis heten.
Wilhelm von Humboldt, die
goed bevriend was met Goethe,
is, volgens Marinus Pütz, de
bezorger van deze prachtige
uitgave, de eerste die begrepen
heeft dat de grote kunstenaar
Italiaanse reis welbewust
omgesmeed heeft tot een
literaire vorm waarmee hij
vanuit zijn eigen atelier zijn
visie wilde geven op de
literatuur.
Het merkwaardige is, dat wie
Italiaanse reis nu leest, van dat
geprepareerde karakter
helemaal niets merkt. In
tegendeel, de taal en de
beschouwingen zijn zo
moeiteloos helder en ter zake
dat men het gevoel heeft mee te
reizen met Goethe. De stilering
achteraf moet heel makkelijk en
vlotjes zijn verlopen, wat er op
wijst dat de schrijver ervan niet
alleen over veel kennis van de
wereld heeft beschikt maar
vooral ook over zichzelf. Goethe
belijdt op deze honderden
pagina's een levensvisie, die hij
aan de hand van zichzelf
illustreert.
Heel algemeen geformuleerd
komt het hier op neer. Goethe
probeert een leven te realiseren
dat geheel openstaat voor de
schoonheid om hem heen. Hij
wil verrast worden, zien, horen,
ontmoeten, in plaats van in
zichzelf opgesloten te zijn,
slachtoffer van zijn eigen
geschiedenis. En zo wil Goethe
ook reizen. Over een van zijn
reisgenoten, een echte
Fransman, 'een raszuiver
iemand uit Versailles', merkt hij
ironisch op: 'En ik merk tot mijn
verbazing hoe men kan reizen
zonder iets buiten zichzelf
gewaar te worden, en hij is in
zijn soort toch een heel
beschaafde, kranige,
ordentelijke man.'
Vreselijk vond Goethe zo'n
levenshouding. De in zichzelf
gecentreerde houding, typerend
voor de traditionele cultuur en
de meerderheid van
intellectuelen en kunstenaars,
vond hij maar niets. Hij wilde
openstaan voor het nieuwe,
ei-varingen op doen, bevrijd zijn
van zichzelf. Tegelijk, en dat is
de boeiende paradox in dit
boek, gaat het Goethe
natuurlijk wel degelijk om
zichzelf. Hij wil immers
'wedergeboren' worden. In
Rome noteert hij'Er is
trouwens toch niets te
vergelijken met het nieuwe
leven waartoe de aanblik van
een nieuw land een
contemplatief mens in staat
stelt. Hoewel ik nog altijd de
zelfde ben, meen ik toch dat ik
tot in het merg ben veranderd.'
Opvallend is dat Goethe's wil te
veranderen het hele boek door
niets geforceerds krijgt. Hij
staat volkomen open voor het
nieuwe, voor de verrassing, het
landschap, ontmoetingen. Hij
maakt carnavalsvieringen mee,
is getuige van een uitbarsting
van de Vesuvius en doet daar
enthousiast en toegewijd
verslag van zonder dat hij ook
maar een moment in een
oppervlakkige reisjoumalistiek
vervalt. Het boek blijft
doortrokken van een
thematische eenheid.
Een belangrijke bijdrage tot het
mooie eindresultaat van deze
uitgave, is ongetwijfeld de
heldere vertaling van Wilfred
Oranje. Deze heeft, naar eigen
zeggen, Goethe's woorden in het
Nederlands een iets
hedendaagsere klank gegeven
dan zij in het Duits hebben.
Maar dat mag, was zijn
redenering, want voor Duitse
jongeren Idinkt Goethe's taal
nog lang niet zo deftig als die
van -bijvoorbeeld- Goethe's
proza
Russell ArtusOnpersoonlijk
heid (Meulenhoff, 470 blz.,
49,90). Gebukt onder de zelf
moord van zijn zus belandt Joris
Roozen bij een genootschap dat
het beëindigen van het leven als
belangrijkste doelstelling heeft.
De nieuwe roman van Russell
Artus, die debuteerde met Zon
der wijzers, een familieroman in
verhalen, gevolgd door de ver
halenbundel Een onbeschreven
dag, verschijnt 24 september.
Paul VerhuyckHout koper
(De Arbeiderspers, 318 blz.,
37,50). Nieuwe roman over het
leven van de voorzitter van de
harmonie Eikels worden bo
men. Paul Verhuyck publiceer
de eerder De doodbieren (1991),
Moord door geboorte (1993) en
De binnendienst (1995).
F. WillemsenElise (Veen, 207
blz., 29,90). Portret van een
moeder en een dochter die een
Nederlandse tijdgenoot, Justus
van Effen, voor ons. Daarmee is
een belangrijk boek van een
grote Eurpopese geest weer
beschikbaar gekomen.
Jan-Hendrik Bakker
J. W. von Goethe: Italiaanse reis -
Vertaling: Wilfred Oranje. Bezor
gingMarinus Pütz. Uitgever:
Boom, tot 1 okt. 79,-, daarna
95,-.
zeer sterke band hebben en nau
welijks in staat zijn als volwas
senen hun leven apart van el
kaar te leiden. Nieuwe roman.
Thomas Verbogt: De verdwij
ning (Veen, 182 blz., 29,90). De
nieuwe roman van Thomas Ver
bogt speelt zich af in een kleine
stad aan een rivier waar een
toonaangevende groep mensen
zo dicht op elkaar leeft dat men
denkt elkaar door en door te
kennen.
Lydia Rood: Nframa, zwarte
ster (Prometheus, 236 blz.,
29,90). Ebenezer Yaw Adjei,
bijgenaamd Nframa, voetbalt
als de wind zelf. De jongensdro
men van de West-Afrikaanse
Nframa gaan over roem, geld en
een vrouw. Ze komen allemaal
uit op den duur, en op een andere
manier dan Nframa ooit had
kunnen bedenken. Een jongens
boek voor volwassen.
Een kleine uitgeverij kan wel
degelijk grote dingen doen.
Uitgeverij Conserve van Kees de
Bakker is bezig de debuten van
de zogenaamde 'grote drie' op
nieuw op de markt te brengen.
Eind vorig jaar verscheen een
nieuwe editie van Conservehet
roman-debuut van Willem Fre-
derik Hermans. In december
1999 zal Terugkeer worden her
drukt, het dichtbundeltje waar
mee Gerard Reve debuteerde.
En nu kwam Tussen hamer en
aambeeld opnieuw uit, de no
velle waarmee Harry Mulisch
zijn debuut maakte.
Debuten genieten al veel langer
de belangstelling van De Bak
ker. In 1983 publiceerde hij een
bundel vraaggesprekken onder
de titel Mijn eerste boek waarin
dertig, ietwat willekeurig geko
zen schrijvers aan het woord ko
men. Dat boek werd nu voor de
gelegenheid ook herdrukt.
Hermans heeft het in deze uit
gave trouwens niet over het in
1947 verschenen Conserve,
maar over de dichtbundel Kus
sen door een rag van woorden
die hij in 1944 voor eigen reke
ning liet drukken. Want zelfs
over de vraag wat nu het échte
debuut van een auteur is, valt te
twisten. Zo zal menigeen vol
houden dat Reves eerste boek
De avonden was, eveneens uit
1947. Maar De Bakker houdt
het op het poëzieboekje Terug
keer, door de auteur in 1940 in
eigen beheer uitgegeven. ,,Het
waren niet zulke slechte gedich
ten voor een jongen van zestien
jaar", heeft Reve eens gezegd.
Harry Mulisch klinkt beschei
dener wanneer hij het over Tus
sen hamer en aambeeld heeft.
Meer dan vijf jaar heeft hij er
mee moeten leuren. Pas toen hij
een prijs kreeg, waagde een uit
gever die het in eerste instantie
met een bemoedigend briefje
had afgewezen zich er alsnog
aan.
Mulisch zelf heeft lang een he
kel gehad aan het uiteindelijk in
1952 verschenen verhaal. Hij
wilde het nooit meer herdrukt
zien, maar daarop kwam hij te
rug. In 1977 was een gewijzigde
versie te lezen in de verzamel
bundel De verhalen. En nu is er
dus de editie van Conserve, met
een nawoord door de boekbe
spreker Arnold Heumakers.Dj
sluit zich aan bij het oordeel va;
Mulisch die het 'opmerkeliji
voorgevoel van de naderend
koude oorlog' signaleerde. Hen-
makers wijst erop dat de neger,
tienjarige auteur in zijn noveH
evengoed de westerse pers ai
het communistische systee*
bekritiseerde. Ze zijn er allebe
voor verantwoordelijk dat 4
onschuldige Russische soldy
Waranef wordt geëxecuteeri
Die man doet niets anders da;
zijn militaire plicht. Wannes
een onbekende auto de do;
hem bewaakte weg naar ee
munitieopslagplaats oprijd
houdt hij zich aan de instructie
en vuurt.
Hij schiet niet eens om te doda
Maar ongelukkigerwijs gaath?
om een Engelse auto, waarbij
bestuurder rechts in plaats vg
links zit. Daarbij komt dat;
dode een vooraanstaande Ej
gelsman is. De zaakgelastigd
van Engeland neemt genoeg;;
met de Russische uitleg, maj
dan krijgen de westerse krante
lucht van de zaak. Ze blazend
op tot een enorme affaire en te
slotte wordt het hoofd van;
onfortuinlijke Waranef geëis
Men meent een complot te zie
en de Russen offeren hun m*
zonder pardon op. De solds
krijgt van alle kanten te hoi?
hoe onrechtvaardig hij beha;
deld wordt. Maar degenen
hem beklagen, voltrekken ai
het vonnis.
Harry Mulisch mag dan in 19'
gezegd hebben wél een wonde
grijsaard te zullen worde
maar geen wonderkind te zj
geweest, voor iemand van zi;
leeftijd was de op een krante
bericht gebaseerde novelle tt
slist opvallend. Dit is nog niets
Mulisch zoals we hem kenne
al zijn er pretentieuze gesprd
ken, opdringerige symbolene
eindeloze dromen. Tkissen k
mer en aambeeld is desondari
de moeite van het conserves
waard.
m
Kees de Bakker: Mijn eerste boek.:
schrijversdebuten. Tweede dn
252 pag./ geïllustreerd/ f 39,95,
Harry Mulisch: Tussen hamer 1
aambeeld. Novelle. Met een n
woord van Arnold Heumah
Tweede druk, 128 pag./ gebonit
geïllustreerd/ 39,95.
Harry Mulisch had aanvankelijk een hekel aan zijn in 1952 verschenen vi
haal Tussen hamer en aanbeeld, dat nu in herdruk is verschenen.
foto Anne Marie Kar
De schrijvende onderwijzer Theo Thijs-
sen (1879-1943) is nog altijd beroemd
vanwege de roman Kees de jongen. Maar hij
heeft méér geschreven en daarvoor wordt de
aandacht gevraagd in de reeks Verzameld
werk waarvan onlangs het vierde deel ver
scheen In de bundel zijn niet bijster interes
sante verhalen, gedichten en columns te
vinden. Besloten wordt met een uit 1942 da
terende opzet van een niet geschreven ro
man over de belevenissen van twee joodse
jongens in bezet Amsterdam.
Misschien is opzet al een te groot woord voor
het document. We krijgen slechts trefwoor
den te lezen die voor ons een dreigende on
dertoon hebben. Trefwoorden als joodse
ontslagen, sterren, plantsoenen verboden.
Thijssen had kennelijk het onzalige en on
vruchtbare idee z'n roman positief te laten
aflopen. „Vader en moeder in kamp! Feest
avond! School!", jubelde hij op het laatste
blaadje.
Gelukkig bevat deze aflevering van het Ver
zameld werk ook het in 1941 verschenen In
de ochtend van het leven, een van de betere
autobiografische werken uit onze litera
tuur. Het boek geeft een fraai beeld van hoe
een Amsterdamse jongen van véél goede wil
opgroeide aan het eind van de negentiende
eeuw. Thijssen was een schrijver die besefte:
„Niet proberen te produceren, je hebt toch
niets; laten dus!" Een houding waaraan
heel wat hedendaagse auteurs een voor
beeld zouden kunnen nemen. Maar ineens
kreeg hij het verlangen zijn jeugdherinne
ringen te schrijven. Dat hij wérkelijk zin
had, bewijst zijn vlotte werktempo: hij
schreef het bijna driehonderd bladzijden
dikke boek tussen augustus en december
1940. „Komt dit misschien door de buiten
gewone tijdsomstandigheden? Is het de lust
om te vluchten in het oude, veilige, ver
trouwde verleden, nu alles wat op heden of
toekomst lijkt zo griezelig onbekend is?",
vraagt hij zich af.
Feit is dat in deze autobiografie een heel
veilige wereld wordt opgeroepen. Je hoeft
nauwelijks tussen de regels te lezen om te
zien dat de situatie van het gezin juist onze
ker was. Vader Thijssen was schoenmaker
en had een kennelijk redelijk lopende zaak
in de Jordaan. Maar hij stierf jong (wat in
het boek verbazend terloops aan de orde
komt) en moeder Thijssen moest helemaal
alleen voor het gezin zorgen. Ze verdiende
wat geld met een winkel, waarover haar
zoon een halve eeuw later nog alle bijzon
derheden weet te vertellen. „Wat 'n moeder
hebben wij gehad!verzucht hij dankbaar.
Die opbouwende toon is kenmerkend voor
deze auteur en voor deze herinneringen. „Ik
wil geen somber boek schrijven over een zo
zonnige jeugd als de mijne is geweest",
neemt hij zich voor. Toch zijn er verhalen
over zijn jeugdige angsten, over de huiselij
ke spanningen, over de dood van een broer
tje, en vanzelfsprekend over de levertraan
die moest worden geslikt.
Maar meestal schijnt inderdaad de zon in
dit kinderleven. Hij denkt vol genot terug
aan de inhoud van zijn dagelijkse boter-
hammentrommeltje: „Eerst ging ik erai
ruiken en dan zocht ik naar het extr
tje."Naaldiej aren spreekt hi j nog verzalii
over de toverballen, de laurierdrop, de sch
ren van lichtroze suiker en andere heerlij:
heden die in snoepwinkeltjes te koop ware
Voor de verrukkingen van de kinderspel!
trekt hij zo'n vijfentwintig bladzijden ui
En van school kon hij nooit genoeg krijge
„Ik was knap en ik wist het", vat hij zi
prestaties daar zelfbewust samen. Haddf
we anders verwacht van deze man, die zei
in zijn meest geslaagde proza menigmaal!
schrijver terug laat treden voor de onde
wijzer?
Hans Warre
Theo Thijssen: Verzameld werk IV, bezorgd do
Peter-Paul de Baar en Rob Grootendorst,
pag./ geïllustreerd/ gebonden/ f 51,50. Thom
Rap/ Athenaeum - Polak Van Gennep, Amstt
dam.
Theo Thijssen wilde geen somber boek schrijven over 'een zo zonnige jeugd als de mijne is geweest.'
foto R. Grotendorst
vrijdag 17 september 1999