Niet bouwen om af te breken kunst Flaneren langs de afgrond van de zelfkant Dubbelliefde van Adriaan van Dis CUlLUUl 12 13 15 16 11 PZC uevrijumy njuerib Z.1J11 ui ue isiassieKe upciu hcl iicuciiaiiuo «-r»n ioua iv.uu. >i i ltiint< Italiaanse reis vaderlandse letteren Film Festival voor de 21ste eeuw Goethe zocht en vond Brederohoortthuis Europese productie Koninklijke Schouwburg bevrijding tijdens zijn in de klassieke opent het Nederlands Den Flaag is klaar Adriaan van Dis: „Ik ben niet verbitterd. Ik denk dat je je passies over kunt brengen naar de kunsten een streven naar kwaliteit." foto Klaas Koppe ederland loopt uit voor De Nieuwe Van Dis. De schrijver zelf blij ft er nuchter onder. Hij zit er niet mee. Toen Indische duinen - zijn vorige roman - iiiitkwam, schaamde hij zich. Nu niet. De schrijver is vooral (woedend. rTleren doen er toe voor jVAdriaan van Dis. Op het omslag van zijn nieuwe roman Dubbelliefde staat een ouderwetse kamerjas, gevuld dooreen paspop-lijf, zonder hoofdDe schrijver zelf is i gekleed zoals het de i Nederlandse intellectueel past: open hemd zonder das, colbertje ingedekte kleur. Een en al hoofd dus, in zekere zin. „Als ik hier in een roze hemd met ruches zou jverschijnen, en een dikke j souden ketting rond mijn strot, j dan zou uhettochniet helemaal vertrouwen. Dan zou u mij de Koko Petaio van de jongen uit het boek, omdat hij dezelfde vader heeft en ook uit een koloniaal milieu komt. Dat moet dan maar. Zelf heb ik willen schrijven over iemand die vele persoonlijkheden tegelijk bezit en wil bezitten. Dan is het interessant om de ik vorm te hanteren." De biseksualiteit van de jongen is de auteur allang niet meer op het lijf geschreven, benadrukt hij. „Ik ben al veertien jaar gelukkig met een vrouw." In het boek is de dubbelliefde een methode om alle identiteiten open te houden. „Maar het is natuurlijk duidelijk dat ik (Nederlandse literatuur vinden, j Waarom dat is, weet ik niet. In (Nederland mogen intellectuelen niet een beetje (lichtvoetigzijn. Wij verwachten ,toch een ernstig gezicht bij de jliteratuur?" Over kleren en verkleedpartijen -fysiek en mentaal - gaat het in Dubbelliefde. Nichtenleer, nerveus gesneden soulbroeken, (leren jasjes, een gouden kettinkje rond de nek van de (hoofdpersoon, getailleerde roze (hemden, een paardrijbroek, (mannen in dameskleren... péroman wemelt van de (kledingattributen. Tijd van de vertelling zijn de late jaren zestig en de vroege jaren (zeventig, decor is het (nachtleven van Amsterdam, tot [inde verre uithoeken van de (homoscene en de hetero- prostitutie. Van Dis: „En toch gaat deze (roman niet over [homoseksualiteit, niet over biseksualiteit, maar over [identiteit. Over een jongeman [die ik had kunnen zijn, die ik veel van mijzelf heb meegegeven daarom, maar die ook allerlei dingen doet die ik (zelf nooit heb gedurfd. Dit boek is geen bekentenis, maar een iexorcisme, een herbeleven en een uitdrijven van alle angsten die ik heb uit gestaan om dingen die ik heb gedaan, maar vooral ook niet heb gedaan. Geschreven heeft hij het, zegt hij, „uit woede om zoveel (verspilde tijd." Toen Indische duinen uitkwam, [schaamde Van Dis zich omdat hij zich te kijk voelde staan als slachtoffer van een vader die de pijn en vernederingen van de oorlog zo in zichzelf had [opgesloten, 'dat hij die als het i ware door sloeg naar zijn zoon'. Maar met dit boek is het anders, [zegthij. „Mensenzullen denken dat ik geleefd heb zoals die vroeger tot de jongetjes behoorde die bij gymnastiek het laatst gekozen werden. En ik heb ook altijd graag mijn vrouwelijke kanten laten uitkomen. Ik vind een samenleving waar mannen hun vrouwelijke kant zo angstvallig onderdrukken, niet goed. Natuurlijk zijn er erotische banden tussen mannen; die hoeft men niet in alle fysieke krochten van het lichaam uit te leven, maar waarom zouden mannen niet gearmd mogen lopen?" „Niets dat ik schrijf komt alleen uit het verleden voort. Kijk ik om me heen dan zie ik een extreme lustcultuur, kale koppen, MTV, tatoeages, xtc en een weekeind lang hiphoppen. Ook voor die mensen komt er een keer een dag dat zijop de rand van het bad gezeten, naar de wat uitgezakte tatoeage op hun bovenarm kijken en denken: kan-ienog weg?Metdie achtergrond ben ik mij af gaan wagen: wat zochten wij dan destijds, waren wij dan zo gelukkig, hadden wij de wijsheid in pacht? Dat interesseerde mij." In Dubbelliefde gaat het om de bij na-ondergang van een jonge student, die zich los heeft gemaakt uit de benauwenis van een koloniaal gezin. „Zo'n gezin waar je op kousenvoeten en met ingehouden adem door het leven ging om maar aangepast te lij ken.De vader is overleden precies zoals in Indische duinen, en de zussen heten eveneens Ada en Saskia. De jongen breekt weg uit zijn ouderlijk milieu. Op naar Amsterdam, waar op dat moment alles mogelijk geworden is. Van Dis, formulerend in zorgvuldig gekozen bewoordingen, die nauwelijks redactie behoeven: „Hij wil aan het toneel, heeft grote verwachtingen en denkt dat hij een tweede Albert van Dalsum is. En wat blijkt? Als hij in Amsterdam aan komt is het de tijd van Het Nieuwe Toneel, grootse theatrale gebaren zijn uit den boze, je moest met je handen in je zakken op het podium staan. En dan de literatuur. Hij dacht: nu kom ik te verkeren tussen de groten der literatuur, Kloos en de zijnen, mensen bij wie de boeken van Nescio tussen twee flessen jenever op de schouw stonden.' „Maar wat gebeurde er? Het eerste wat ze afschaften was de literatuur, we lazen Marcuse en de Frankfurter Schule. Het begrip 'mooie roman' mocht je niet gebruiken. Dat heette 'tekst'. Ik heb daar ook aan meegedaan, wie niet? Het is wat dat betreft een portret van mijn generatie geworden." De schrijver is er van overtuigd, dat de generatie van zestig de erkenning 'op een presenteerblaadje' aangereikt kreeg. ,,Er hoefden maar twee provo's op de Dam te dansen en ze werden op het Binnenhof uitgenodigd." De oorlog had de ouders klein gemaakt en de jaren vijftig hadden ook niet meer gebracht dan de kale cultuur van een boterham met tevredenheid. Toen de vernieuwing in de jaren zestig kwam, liep iedereen er achter aan. Alles sloeg door. „De schoonheid werd afgeschaft", aldus Van Dis. En de morele arrogantie, niet te vergeten: „Wij waren de nieuwe generatie die het wist. Wij vroegen onze ouders zonder blikken of blozen: En? waren jullie lid van het Comité van Waakzaamheid? 'Geëngageerd' was het toverwoord. Politieke actie. Van Dis: „Maar al die actie kwam vaak voort uit hele persoonlijke beslommeringen die niets met politiek van doen hadden. Zoals zo vaak werd de geschiedenis gemaakt door figuranten, door amateurs. Er was niets heldhaftigs aan, eerder iets klungeligs. Ik wil de passie ervan achteraf ook niet verloochenen. Ik heb zelf met Breytenbach in het anti- apartheidsverzet gezeten, en ik geloof daar nog in. Maar je moet wel zien dat de rol die j e achteraf lijkt te hebben gehad gewoon uit klein gedoe voortkwam. Veel revolutionairen uit die tijd vochten een heel andere oorlog uit: die tegen hun ouders." In Dubbelliefde gaat de gretigheid waarmee men wegbreekt uit de oude patronen samen met een libidineuze gulzigheid, die in elk geval bij de huidige generatie veel interesse zal wekken. De gedachte spreekt hem aan: „Het grenzeloze van de lust, ja. Moet je toch eens zien: 35.000 jongelui hiphoppen met xtc een heel weekeind in de'RAI. Vergelijk dat eens met die 2000 jongens en meisjes die The Beatles verwelkomden in de veilinghallen van Blokker, en dat waren ook nog eens van die keurige jongens met schattige stropdasjes zelfs. Ik bedoel maar: de schaal heeft zich wel enorm vergroot en ik vraag mij af of ik in deze tijd bestand zou zijn geweest tegen zoveel verlokkingen." „Het enige dat je uiteindelijk tegen de grenzeloosheid van de lust in kunt brengen om niet ten onder te gaan, is de beheersing en de kunst", stelt hij even later. „Ik ben niet verbitterd. Ik denk dat je je passies over kunt brengen naar de kunst en een streven naar kwaliteit. In ruime zin bedoel ik. Je kunt mooie dingen maken. De bakker die een taart bakt voor de eeuwigheid, ook al weet hij dat die morgen wordt opgegeten, de fotograaf die alles op alles zet om een mooie plaat te maken. Toewij ding en hartstocht voor je werk, daar gaat het om." Even later begint hij te praten over jongens en meisjes, die bij McDonalds een baantje hebben gekregen. „En daar staan ze dan met hun schattige McDonalds- petjes. Het lijkt wel leuk, maar over een paar jaar moeten zij weer iets anders gaan doen. Het is geen oplossing voor de werkloosheid. Je kunt beter in kwaliteit investeren. Geef hun een goede opleiding, investeer in de diepte, zodat zij meer bevrediging in hun werk kunnen vinden." Culturele sublimatie dus. Van Dis noemt de grondlegger van dat idee, Freud, keurig netjes in een verantwoording achteraf: 'Het onbehagen in de cultuur', jawel. Want sinds 'de literaire politie' hem in de gaten houdt is hij panisch om nog een keer - terecht of ten onrechte - van plagiaat beschuldigd te worden En zo hebben de oude Weense meester en zelfs Plato een plaatsje gevonden in zijn bronvermelding. Van Dis: „Want er is een aantal mensen, dat vindt dat ik nooit terug had mogen keren als schrijver. Dat zit te wachten op het moment dat ik een vergissing bega. Daarom hou ik alles bij in een schriftje sinds de affaire rond 'Het beloofde land'. Met mijn hoofd vol citaten, dat ik te danken heb aan de wijze waarop ik heb leren lezen - ik leerde gewoon uit mijn hoofd omdat ik last had van woordomkeringen en een lichte leesblindheid - moet ik wel." Kwaliteit en schoonheid zijn de twee remedies, die tegen de vlucht in de onbegrensde lust ingezet kunnen worden, betoogt Van Dis vol vuur: „Wij moeten niet bouwen om af te breken en mensen in wegwerp huizen laten wonen achter geluidswallen in Vinex-locaties, die achterbuurten van straks." Investeren in de diepte. Het literatuuronderwijs moet terug. „Wat moeten wij straks met een vierdaagse werkweek? Die andere drie dagen vullen met eindeloze consumptie?" In de verbeelding kan het wél, de grenzeloze beleving. „Je kunt er zelfs met je vader naar bed"legt hij geestdriftig uit. „Waarom zou iedereen de oedipale verlangens ten opzichte van de moeder wel accepteren, en niet van het jongetje tegenover zijn vader? In mijn boek speelt zich veel in de verbeelding af. Die ontmoeting met die asociale vrouw. Ik heb dat verzonnen, maar wil dat mensen het lezen alsof het echt is." De scène - gigoloboy wordt door volledig gesjeesde vrouw mee genomen naar haar hol - is een van de stuitendste uit het boek. Van Dis: „Wat ik heb willen laten zien, is dat om de kwaliteit van je leven te beschermen je je niet volledig kunt laten gaan. Streven naar geluk wordt ook daardoor bepaald, dat je op tijd opstaat, de was doet, de rekeningen betaalt, je bed verschoont. Het is niet gering hoor, om de boel op orde te houden. Veel mensen kunnen dat niet. Die laten het varen. Bij die ellende zitten wij allemaal dichtbijIk ben mij er zeer wel van bewust dat het maar een dun lijntje is van de heelheid van het geluk naar verval. Ik weet het van mijn vader: zij die zich in het kamp het eerst verwaarloosden, gingen er ook het eerste aan." Jan-Hendrik Bakker Een van de opzienbarendste boeken dit najaar is Dubbelliefde van Adriaan van Dis (geb. 1946). Waarschijnlijk zal een deel van zijn lezers schrikken van deze autobio grafische roman waarin hij vertelt over zijn wilde jaren. Een jongeman op zoek naar de opperste schoonheid en de uiterste verdor venheid. Wie is Adriaan van Dis? Nederland kent hem als de beschaafdheid in persoonkeurig verzorgd, onberispelijk sprekend. Als schrijver beantwoordt hij aan dat beeld: zijn proza is verfijnd, zijn zinnen worden fraai gepolijst, hij verkiest elegantie boven rauwheid. In Dubbelliefde, dat vandaag (vrijdag) verschijnt, verstoort hij de indruk die menigeen van hem heeft. De persoonlij keonthullingen zullen sommigen schokken. We krijgen in dit boek de zwarte kanten van een smetteloze man te zien. Van Dis bekent in zijn relaas onder meer een dief en een op lichter te zijn, een hoerenloper en zélf een hoer. Het boek bevat de 'geschiedenis van een jongeman' volgens de ondertitel. Die jonge man hoeft niet per se volledig met de auteur samen te vallen. Van Dis spreekt dan ook van een roman en niet van een autobiogra fie. Schrijven is altijd arrangeren. Het lukt jenooit je diepste zelf in woorden te vangen, realiseert hij zich. Hij haalt in het motto In 1995 ontving Van Dis de Publieksprijs voor zijn roman Indische duinen. foto Cor Mulder Louis Couperus aan: 'de roman zou een ro man blijven, niet dan een roman, en zich nooit realizeeren tot autobiografie.' We zien in Dubbelliefde naast elkaar hoe de schrij ver afstand neemt én met zijn alter ego ver smelt. Dat maakt hier en daar dat voor de lezer het verhaal gaat wringen: Van Dis ont glipt juist op het moment dat je geloofde vat op hem te hebben. Je denkt aan zijn weelderige haardos, maar zijn tweede ik is 'nagenoeg kaalOok met de chronologie heeft de schrijver flink gescho ven, waardoor vreemd genoeg de middelba re schooltijd van de hoofdpersoon pas in zijn drieëntwintigste levensjaar eindigt. Hoe dan ook, in een boek over een jongeman voor wie heel het leven theater is, verwacht je niet anders dan een reeks metamorfosen. Volgens een goede vriend heeft hij 'een hoofd volmensen'De vermomming is prak tisch zijn ware aard geworden. Meen niet dat Van Dis, gecamoufleerd en wel, alsnog een uitweg probeert te vinden. Hij schetst zijn zelfportret, niet meer met een kokette glimlach maar met een grimmi ge grijns. Deze roman laat zich soms lezen als een compromisloze confessie, als een eruptie van iemand die schoon schip wil maken. Zulke literatuur betekent voor een schrijver dat hij een onbekende weg kiest, onbegaanbaar terrein betreedt zelfs. De le zer moet hem willen volgen in zijn waag stuk. Je moet niet rekenen op een gaaf boek, tot de laatste komma geredigeerd, waarin geen zin te veel staat en alles perfect in de hand wordt gehouden. Nee, wanneer er zo veel risico's worden genomen, zal er onver mijdelijk het een en ander mislopen. Dubbeliefde is eerder een grillig dan een evenwichtig boek geworden, briljante stuk ken worden door enkele doffe passages af gewisseld. Maar de inzet, de moed en vooral de poëzie van dit wex'k maken dat weer goed. Zo te zien heeft de schrijverniet alleen geworsteld met de inhoud, maar ook met de vorm van zijn verhaal. Hij besloot de me moires in te bedden tussen een proloog en een epiloog waarin zijn alter ego veel ouder en een beetje wijzer is geworden. Het is hem een paar keer gelukt een rijk en succesvol le- letterkundige kroniek ven te' leiden maar: „Wat ik opbouwde, maakte ik telkens kapot." Hij besluit zijn le ven anders in te richten. Dan dient er echter eerst afgerekend te worden met het verle den. Vandaar deze herinneringen. En vandaar ook de harde toon daarvan. Dat is het grote verschil met Verwoest Arcadiè, de autobio grafie van Gerrit Komri jwaarin net als hier een j ongen uit de provincie het ware leven in de grote stad hoopt te vinden. De verwonde ring van Komrij over zijn vroegere ik ging met liefde gepaard. In Dubbelliefde gaat die verwondering samen met afkeer, schaamte, regelrechte haat. Daarin - veel meer nog dan in de verhalen over de nachtzijde van het bestaan - zit het onthutsende van de roman. Op de middelbare school lijdt de hoofdper soon aan alle mogelijke vormen van jeugdi ge overmoed en overschatting. Ze worden ironisch, haast sarcastisch beschreven. Hij voelt zich een begaafde toneelspeler, hij waant zich een grote dichter. De meisjes zien hem als een 'praat-jongen' in plaats van als een 'vrij-jongen'. Hij danst graag met hun moeders, maar schrikt wanneer een van die dames méér wil. Hij laat zich aan praten homoseksueel te zijn. Weliswaar wordt hij niet bijzonder door jongens en mannen aangetrokken, maar hij heeft een enorme behoefte om anders te zijn dan an deren. Opvallende kleding, een feestelijke levensstijl: daarom wil hij bij de homo's ho ren. De theorie vindt hij pisachtig, de praktijk bevalt een stuk minder. „Ik was voor fat soenlijke homoseksualiteit", laat Van Dis hem beweren. Maar erg fatsoenlijk blijkt de eerste erotische nacht in Amsterdam niet te zijn: „Piet draaide me om en ik speelde de opwinding.tot ik een verschrikkelijke pijn voelde en het uitschreeuwde. Ik dacht aan de zee, net als bij de tandarts, en hoopte dat het allemaal gauw voorbij zou gaan." De avonturen van de hoofdpersoon leidden tot even verbijsterende als aangrij pende litera tuur. De toneelschool moet hij al snel verla ten, maar hij speelt in het bestaan de op zienbarendste rollen. Het enige wat hij schuwt is het alledaagse, liefde met gelij ken, een gemiddeld leven. Hij bestaat uit een heleboel gestaltes: de overtuigde homo én de aanbidder van vrouwen. Hij streeft naar het hoogste en het laagste, naar het zuivere en het gore, het ruige en het tedere. Hij kan zwelgen in decadentie en oprecht actie voeren tegen de militaire dictatuur in Griekenland. Hij speelt voor hoerenjongen en kan als gigolo optreden. Hij duikt op tus sen de leernichten en vex'diept zich in Plato. Hij baadt in weelde en heeft geen cent. Nieuwsgierig flaneert hij langs de dreigen de afgrond van de zelfkant. Tot hij kiest voor een ander leven, voor de literatuur na melijk. Daaiin kan hij al zijn verlangens uitleven, mag hij zijn wie hij wil. Wie is Adi-iaan van Dis? Het antwooi'd dat hij uit eindelijk in Dubbelliefde geeft, luidt: een schrijver. Een ander woord voor een speler met een masker voor. Hans Warren Adriaan van Dis: Dubbelliefde, 366 pag./ f45-, Meulenhoff, Amsterdam. vrijdag 17 september 1999

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 11