Niet bij ooievaars alleen
PZC
Paddestoelen op de
Plaat van de Vliet
buitengebied
Breder functie
voor centrum
Groot-Ammers
door het oog
van Wim Riemens
door Andries Molengraaf
Je moet wel érg van groen
houden om de omgeving van
Groot-Ammers in de
Alblasserwaard mooi te vinden.
Omdat de polders in dit deel van
het Groene Hart te zompig zijn om
akkerbouw te bedrijven, bestaat
het landschap uit louter
graslanden, slechts onderbroken
door bomenrijen, kerktorens en
hoogspanningsleidingen. En door
zwart-witte vlekjes die het
onmetelijke vlakke groen enig
reliëf geven. Koeien? Jazeker,
maar vooral ook ooievaars.
In Groot-Ammers is sinds 1969 het
Ooievaarsdorp gevestigd.
Vogelbescherming Nederland
zette het centrum indertijd op
omdat in heel het land nog maar 19
nesten werden geteld. De
ooievaar, die schitterende vogel
die bijkans zwanger is van
folklore, stond in Nederland op
uitsterven. ,,Toen hebben ze een
aantal ooievaars uit België en
Hongarije hierheen gehaald en
zijn een broedprogramma
gestart", zegt Klasina Posthumus,
een van de medewerksters van het
centrum. „En met succes. Het gaat
inmiddels zo goed met de ooievaar
dat we het accent gaan verleggen."
Streekcentrum
Het Ooievaarsdorp is dan ook een
streekcentrum aan het worden
met een veel bredere functie dan
kraamkamer voor ooievaars
alleen. Zo is er een fietsroute door
de waterrijke Alblasserwaard
verkrijgbaar, die langs
verschillende attracties voert
zoals het vestingstadje
Nieuwpoort. Bovendien vormt het
centrum inmiddels het
vertrekpunt voor complete
dagarrangementen voor groepen,
bestaande uit fiets- en
kanotochten met tussendoor een
picknick. De VW Zuid-Holland
Zuid werkt aan de metamorfose
mee, maar vooral de Vereniging
voor Agrarisch Natuur- en
Landschapsbeheer Den Hèneker
doet goed werk.
Samen
Dankzij die vereniging werken
boeren en burgers uit de regio
eendrachtig samen om de natuur
in het agrarische landschap terug
te laten keren, zodat ooievaars
zich er weer thuis voelen en er
voldoende voedsel, zoals kikkers
en insecten, kunnen vinden.
„Slootkanten worden
bijvoorbeeld steeds vaker op een
natuurlijke manier beheerd en
ook worden er steeds meer poelen
gegraven", zegt Posthumus. Beide
ontwikkelingen zorgen voor een
forse toename van het aantal
insecten en kikkers. Dat is
belangrijk, omdat
Vogelbescherming Nederland
ernaar streeft zoveel mogelijk
ooievaars uit het Ooievaarsdorp
over de regio, en als het even kan
over heel Nederland, te
woensdag 15 september 1999
verspreiden. En dan moet er dus
voedsel zijn. „Ooievaarspaartjes
zijn elkaar trouw en komen ook
altijd op hetzelfde nest terug",
weet Posthumus. „Vandaar dat ze
in het voorjaar weer geneigd
zullen zijn naar ons centrum te
komen. Omdat het echter de
bedoeling is dat ze zich elders
vestigen, gaan we hier komende
winter flink wat nesten weghalen.
Met de vereniging hebben we
daarom afgesproken dat voor elk
nest dat we hier verwijderen, er
ergens in de streek een nieuw
plateau wordt geplaatst waarop
ze hun nest kunnen bouwen.
De ooievaars zullen in de lente wel
vreemd opkijken als ze uit Afrika
in het centrum terugkeren, maar
vervolgens gaan ze, zo verwacht
Posthumus, automatisch op zoek
naar een nieuw stekje. En daar
zijn er dan dankzij de vereniging
genoeg van in de regio.
Het Liesvelt
Hoewel het Ooievaarsdorp
inmiddels officieel Streekcentrum
Het Liesvelt heet, wil men niet
helemaal van de zwart-witte
vogels af. „Nee, de mensen komen
toch vooral hierheen voor de
ooievaars", aldus Posthumus. „We
zullen er zeker een flink aantal
houden. Maar de functie van dit
centrum wordt toch duidelijk
breder.
Dat is, behalve aan de fiets- en
kanotochten, ook al te zien in de
tuin achter het centrum. In een
apart paviljoentje wordt een
fototentoonstelling gehouden
over historische boerderijen en
boerenerven, terwijl ergens
anders bijenkasten staan.
Bovendien lopen er geiten, ganzen
en kippen rond, terwijl er ook
konijnen zijn. De tuin zelf moet
echter nog flink onderhanden
genomen te worden. Zo moeten de
slootjes worden uitgebaggerd en
moet de beplanting veel fleuriger
worden. Alles oogt momenteel nog
een klein beetje verwaarloosd.
Niets is minder waar voor het
hoofdpaviljoen van het
streekcentrum, waar deelnemers
aan groepsarrangementen op
koffie en gebak getrakteerd
worden en waar bovendien een
overzichtelijke foto-expositie te
zien is over de geologische
geschiedenis van de
Alblasserwaard en, natuurlijk,
over de ooievaar zelf.
De meeste ooievaars uit het
centrum zijn inmiddels naar
Afrika vertrokken om te
overwinteren. Toch zijn er deze
dagen nog zeker een stuk of
tachtig te zien. Enkele tientallen
daarvan trekken niet weg, maar
overwinteren in het centrum zelf.
Streekcentrum Het Liesvelt is van
april tot september geopend.
Momenteel gaat het centrum alleen op
verzoek open. Het adres is: Wilgenweg
3, 2964 AM in Groot-Ammers
telefoon0184-602616).
Een typisch Walchers dorp,
waarvan het silhouet bepaald
wordt door de kerk en lage huizen,
omringd door bomen. De naam
van het dorp Biggekerke heeft
niets met biggen te maken, maar is
vele eeuwen geleden afgeleid van
de eigennaam Bigghe. Al vóór
1250 was er sprake van menselijke
activiteiten; dat blijkt uit
documenten die aangeven dat de
kerk van Biggekerke voor 1247
gesticht is, als dochter van de
Westmonster in Middelburg. De
kerk behoorde tot de Sint-
Paulusabdij in Utrecht en ook
enige tijd tot de Onze Lieve
Vrouwe-abdij in Middelburg. In
1583 trad de eerste protestantse
predikant aan, ook al had de
rooms-katholieke ambachtsheer
De Vriese daar grote problemen
mee. De staten van Zeeland
schoven de ambachtsheer aan de
kant.
Voor de gemeentelijke herindeling
op Walcheren van 1 juli 1966 was
Biggekerke een zelfstandige
gemeente. Daarna werd het dorp
onderdeel van Valkenisse en
vervolgens van de gemeente Veere.
Het aantal inwoners is nooit
De geringde vlekplaat; een paddestoel die uitsluitend voorkomt in wei
landen waar paarden grazen. foto Chiel Jacobusse
boven de 1.000 gekomen. De
kerkring wordt alom als het
mooiste dorpsplein op Walcheren
beschouwd. Het kerkgebouw, op
de foto in Buitengebied vorige
week, dateert uit de vijftiende
eeuw; de toren en het koor zijn
origineel. In 1957 werden een
nieuwe consistoriekamer en een
traphal tegen de toren gebouwd.
In de kerk staat een preekstoel uit
de zeventiende eeuw. Een ander
monument is de witte korenmolen
uit 1712; een ronde stenen
bovenkruier en grondzeiler.
Binnen de kern van het dorp
liggen de restanten van twee
vliedbergen. Bij de
noordoostelijke stond vroeger
vermoedelijk het kasteel van
Biggekerke. Daar woonden de
ambachtsheren, leden van het
geslacht Van Biggekerke of van
Bekerke. Bij de duinen van
Biggekerke liggen twee
buurtschappen, Groot en Klein
Valkenisse. In de winter is het er
rustig, in de zomer krioelt het van
de toeristen. Ten oosten van Klein-
Valkenisse ligt nog een kleine
vluchtheuvel. Oostelijk van
Biggekerke ligt het gehucht
Krommenhoeke. In de
middeleeuwen een aparte
heerlijkheid, met eigen kerk.
Bijna allemaal goede oplossingen.
Enkele inzenders hielden het ten
onrechte op een kerk in een ander
dorp. Genoemd werden
Meliskerke, Serooskerke, Nisse en
Renesse. J. Wisse uit Aagtekerke
geeft als extra informatie dat het
bijgebouw van de kerk in 1945
enige tijd in gebruik was als
schoolgebouw, omdat de school
zelf bombardementsschade had.
De winnaars zijn: D. W. Kooman,
Kapelle, W. Verhelst, Terneuzen en
J. Zachariasse-Kerkhove,
Biggekerke. Zij ontvangen een
waardebon.
De vraag van de nieuwe opgave
luidt: wat is de naam van het dorp
op de foto van Wim Riemens?
Oplossingen kunnen tot en met
uiterlijk zaterdag 18 september
worden gezonden naar: redactie
PZC. Buitengebied, postbus 18,
4380 AA, Vlissingen, fax 0118-
470102, e-mail redactie@pzc.nl.
Onder de inzenders van goede
oplossingen worden drie
waardebonnnen verloot.
zijn ze te vinden. Het gras rond
zo'n weidekringzwam is trouwens
duidelijk groener dan dat in de
omgeving. Dat komt doordat de
zwam voedingsstoffen produceert
waar het gras van profiteert.
Paddestoelen staan bekend als
reducenten, dat wil zeggen dat ze
afvalstoffen uit de natuur
omzetten in stoffen die als voedsel
kunnen dienen voor groene
planten. Dat is de reden dat het
altijd de moeite waard is om
uitwerpselen van dieren na te
kijken op het voorkomen van
paddestoelen. De paarden die op
de Plaat van de Vliet ingezet
worden om de begroeiing kort te
houden en de struiken in te tomen
hebben him vaste latrines. Op
tamelijk verse drollen is de
prachtige witte inktzwam te
vinden. Het is een tere, sneeuwwit
gekleurde paddestoel, die binnen
een paar dagen verwelkt.
Heel wat steviger van postuur is de
geelachtig gekleurde geringde
vlekplaat, die ook uitsluitend op
paardenmest te vinden is. De
naam vlekplaat is te danken aan
het vlekkerige uiterlijk van de
lamellen onderaan de hoed. De
gemarmerde plaatjes krijgen hun
kleurverschillen doordat de
sporen (paddestoelenzaden) die
aan de lamellen zitten niet
gelijktijdig rijp worden: jonge
sporen zijn vrijwel wit en
naarmate ze ouder worden, wordt
de kleur steeds donkerder, totdat
ze tenslotte diep
zwartbruingekleurd zijn.
Tot de mooiste paddestoelen op de
Plaat van de Vliet behoren die uit
de familie van de wasplaten. Ze
worden zo genoemd omdat de
plaatjes of lamellen nogal
wasachtig aanvoelen. Als vroeg in
de zomer verschijnt een feloranje
gekleurde wasplaat met een nogal
onregelmatig gevormde hoed. Het
is de gebochelde wasplaat, een
zeldzame soort die in Nederland
alleen op drooggevallen
zandplaten in het Deltagebioed
met enige regelmaat te vinden is.
Rond deze tijd is het de vuurrood
gekleurde zwartwordende
wasplaat die de show steelt. Vlak
langs de rand van de plaat groeit
tenslotte het sneeuwzwammetje,
eveneens een wasplaat die hoge
eisen stelt aan zijn groeiplaats.
Weidegebieden met wasplaten
worden door
paddenstoelenkenners hoog
gewaardeerd. Dat is niet alleen om
de wasplaten zelf, maar ook om
ieen hele reeks begeleidende
soorten die in wasplaatweilanden
te vinden zijn, zoqls verschillende
satijnzwammen en diverse knots
en lj:oraalzwammetjes. Die zijn
momenteel op de Plaat van de
Vliet niet te vinden, maar
ongetwijfeld kunnen èen paar
fikse regenbuien tal van nieuwe
verrassingen aan het licht
brengen.
Het bezoekerscentrum van het Ooievaarsdorp in Groot-Ammers. foto's Janne Wolterbeek
door Chiel Jacobusse
Een drooggevallen en verzoete
zandplaat zoals de Plaat van
de Vliet lijkt niet direct een ideale
plaats om op zoek te gaan naar
paddestoelen. Het gebied ziet er
droog en onherbergzaam uit en de
kleine strookjes met opgaand
struikgewas lijken niet al te
gevarieerd van samenstelling. Dat
zijn ze trouwens ook niet; het
merendeel bestaat uit wilgen van
een jaar of tien oud. Te jong voor
echte bospaddestoelen, en die zijn
er dan ook nauwelijks te vinden.
Maar tussen de slechts kniehoge
kruipwilgjes groeit heel wat meer.
Knalrode, robuuste russula's en
sneeuwwit gekleurde fragiele
trechterzwammetjes en allerlei
andere soorten die daar qua kleur
en foimaat tussenin zitten. Eén
van de mooist gekleurde soorten is
de paarssteelschijnridder; een
okercremekleurige paddestoel
van ruim vijf centimeter
doorsnede. De steel is vooral aan
de voet fraai paars gekleurd en
soms zijn er ook in de hoed
lila-achtige tinten te ontdekken.
De paarssteelschijnridder heeft
een sterk aroma; een beetje als van
overrijp fruit. De paddestoelen
staan in prachtige heksenkringen,
die op de Plaat van de Vliet soms
meer dan vijf meter in doorsnede
zijn. Dat betekent in feite dat er
ondergronds een reusachtig groot
individu groeit, het zogenaamde
zwamvlok of mycelium. De
paddestoelen zijn in feite de
vruchtlichamen, die verschijnen
aan de rand van het zwamvlok,
zo'n beetje als vruchten aan de
kruin van een boom.
Nog een soort die in
heksenkringen groeit is de
weidekringzwam. Op de Plaat van
de Vliet is het momenteel
verreweg de algemeenste
paddestoel, die met vele
honderden te vinden is. Het is een
middelgrote (tot ongeveer 3
centimeter), oranjebruine
paddestoel, met een opvallende
bult op het midden van de hoed, de
zogenaamde umbo. De
witgekleurde plaatjes aan de
onderkant van de hoed staan wijd
uiteen en hebben de geur van
bittere amandelen. In jong
stadium is de weidekringzwam
goed eetbaar, maar bij gebrek aan
vocht zijn de meeste exemplaren
momenteel wat verschrompeld.
De weidekringzwam is trouwens
wat zijn standplaats betreft niet al
te kieskeurig; zowel tussen de lage
kruipwilgjes als in het korte gras