Bundeling van boerenwerk
Een jaar na de wateroverlast
buitengebied
De nijvere bacteriën
van een klaarmeester
29
woensdag 15 september 1999
door A. J. Snel
Ze richten zich op een
bundeling van agrarische
activiteiten op Noord-Beveland.
AJ. Driedijk, akkerbouwer in
Colijnsplaat en L. A van
Hogendorp, machinehandelaar en
agrarisch adviseur te Boskoop,
streven ernaar begin augustus van
het volgend jaar te beginnen met
een Agrarisch Verwerkings-,
Technisch- en Opleidingscentrum
(AVTOC) waarbinnen een reeks
functies wordt samengebracht. Ze
willen er opleidingen organiseren
voor mensen van over de hele
wereld, het centrum moet als
uitvalsbasis functioneren voor
loonbedrijven, het moet dienen
om de teelt van
aardappelpootgoed op Noord-
Beveland van de grond te krijgen,
er komt een sorteer- en
afzetbedrijf, er wordt een
verdeelcentrum voor kunstmest
en gewasbeschermingsmiddelen
opgezet en het is de bedoeling een
spoelplaats te bouwen waar
boeren hun machines volgens de
regels van de kunst kunnen
reinigen en er wordt een weegbrug
geplaatst.
Kennis
Van Hogendorp kent Noord-
Beveland van een stage die hij in
de jaren zeventig liep in het kader
van zijn opleiding aan de Hogere
Landbouwschool. Hij kent
Driedijk van een gezamenlijke
trip naar Rusland. Van
Hogendorp: „Ik houd me bezig
met landbouwmechanisatie en de
know how die daaraan gekoppeld
is. We hebben het idee gekregen
om cursussen te gaan geven toen
we in Rusland zagen dat er nogal
wat schortte aan de kennis die
nodig is om met machines om te
gaan. Dat is ook het geval in
andere Oost-Europese landen, in
Centraal- en Zuid-Amerika, in het
Uienoogst op Noord-Beveland.
opgezet. Natuurlijk gaat het om
een commerciële aangelegenheid.
Als mensen van elders ter wereld
hier machines zien en ermee leren
omgaan, dan zijn dat goede
potentiële klanten. Mensen keren
terug naar de plek waar ze kennis
hebben opgedaan."
Spilfunctie
De initiatiefnemers voor het
AVTOC hebben eens goed op zich
laten inwerken welke nieuwe
mogelijkheden er voor
akkerbouwend Noord-Beveland
zouden kunnen zijn en ze komen
foto's Lex Kattenwinkel
tot de slotsom dat veel meer
aandacht zou kunnen worden
besteed aan de teelt van
aardappelpootgoed. Het centrum
kan daarbij een spilfunctie
vervullen en kennis overdragen
over de specifieke eisen die
moeten worden gesteld aan
bemesting, gewasbescherming en
selectie om zieke planten te
verwijderen. Driedijk: „Het gaat
om en interessante teelt die we
hier niet zo kennen. De opbrengst
per hectare ligt bij pootgoed op
ongeveer 35 ton en bij
consumptie-aardappelen op 45
tot 50 ton. Maar de prijs die wordt
betaald voor pootgoed is ongeveer
tweemaal zo hoog als die voor
consumptie-aardappelen. De
akkerbouwers worden op hun
huid gezeten doordat ze met
teruglopende inkomsten te maken
hebben. Hier ligt een mogelijkheid
die op te vijzelen."
Interactie
Van Hogendorp: „Bovendien is
sprake van interactie. De
leerlingen die zich hij ons centrum
melden, kunnen in de praktijk
meelopen en het centrum neemt
het sorteren en de afzet van de
product op zich. Wij brengen
internationale ervaring in. Tot nu
toe hebben we geen definitieve
afspraken met akkerbouwers
maar er is zeker belangstelling."
Volgens Driedijk en Van
Hogendorp biedt het centrum dat
hun voor ogen staat nog meer
voordelen. Loonbedrijven die nu
op planologisch gezien minder
gunstige locaties zitten, zouden
vanaf één punt hun activiteiten
kunnen ondernemen. Dat
betekent minder belasting van
dorpskernen, die als
problematisch wordt ervaren door
de overheid en ondernemers. Dan
komen er steeds nieuwe milieu-
eisen waaraan moet worden
voldaan. Men denkt, door daarop
gezamenlijk in te spelen, winst te
boeken. En dan is er het voordeel
dat personeel het jaar rond in
dienst kan worden gehouden.
Loonbedrijven werken nu met
mensen voor wie ze in bepaalde
perioden van het jaar geen werk
hebben. Driedijk: „Die mensen
kunnen, als de activiteiten buiten
stilliggen, nu op een andere plaats
in het centrum aan het werk. Ze
kunnen zich bij voorbeeld
bezighouden met sorteren en
verpakken van producten.
Werknemers vinden het niet
plezierig steeds voor een bepaalde
periode de ww in te moeten."
Het is niet de bedoeling dat vanuit
de bedrijfsverzameleenheid de
regie gevoerd wordt over de
activiteiten van de deelnemers.
Driedijk: „De bedoeling is met
elkaar problemen op te lossen en
te zoeken naar nieuwe wegen. Om
te beginnen gaat het om pootgoed,
waar we denken een behoorlijk
volume in te kunnen halen. Daar
willen we pionier in worden. Maar
het management blijft bij de
deelnemers. Er is dus geen vorm
van dirigisme."
De twee initiatiefnemers zijn op
Noord-Beveland op zoek naar drie
hectare grond waarop het
centrum geplaatst zou moeten
worden. Ze zijn terughoudend
over mogelijke locaties. Tot het
moment waarop ze met provincie
en gemeente overeenstemming
hebben bereikt, houden ze die
kwestie open. Dat geldt ook voor
de ondernemers die binnen het
centrum willen deelnemen.
Van Hogendorp: „We weten van
zo'n vijftien ondernemers dat ze
heel serieus belangstelling
hebben, we hebben een
behoorlijke financiële
onderbouwing voor ons plan en
we hebben wel één of meer locaties
op het oog. Een aantal zaken moet
nog worden afgerond. Ons streven
is 1 augustus 2000 klaar te zijn."
foto Marijke Folkertsma
Stinkt een beetje hè, zegt Rinus
van Oudenaarde op licht
verontschuldigende toon. Dat valt
slechts te beamen. Op het terrein
van de
afvalwaterzuiveringsinstallatie
Westerschouwen hangt de weeïge
zoete lucht van rioolslib. Maar die
bedoelt Van Oudenaarde niet. In
de buurt is een boer mest aan het
verspreiden. Dat stinkt, vindt hij.
De luchtjes van de
zuiveringsinstallatie ruikt hij al
jaren niet meer.
Bijna 25 jaar runt Van
Oudenaarde de zuiveringsfabriek
tussen Burgh en Burghsluis.
Klaarmeester heet dat beroep
officieel. Hij zorgt ervoor dat het
afvalwater van de dorpen in de
Schouwse Westhoek tot en met
Scharendijke en Serooskerke en
van de vele recreatiebedrijven in
het gebied wordt schoongemaakt.
Over het hele jaar genomen
gemiddeld 6 miljoen liter water
per dag. De maximale capaciteit
bedraagt het dubbele. Die is nodig
om de piekperiode in het
toeristische hoogseizoen op te
vangen.
De zuiveringsinstallatie, ooit
gebouwd door de voormalige
gemeente Westerschouwen, is
eigendom van het waterschap
Zeeuwse Eilanden. De rollen zijn
strikt verdeeld. Van Oudenaarde
heeft de supervisie, de dagelijkse
leiding is toevertrouwd aan de
procescomputer en miljarden
bacteriën doen het eigenlijke
zuiveringswerk. Ze peuzelen de
organische stoffen in het
afvalwater op en breken
ammonium en nitraten af.
Dankzij de ijver van de bacteriën
wordt vies, stinkend rioolwater in
enkele uren omgezet in helder
water, waaruit 98 procent van het
afbreekbare vuil is verwijderd en
dat schoon genoeg is om op de
Oosterschelde te worden geloosd.
Voor het zover is, ondergaat het
water een ingrijpende
behandeling. Bij binnenkomst in
de zuiveringsinstallatie wordt er
eerst het drijvende vuil
uitgehaald. Hier wordt Van
Oudenaardes verhaal - hij
waarschuwt er zelf voor - een
beetje een vies praatje. Hij haalt
diep adem en somt op: „Plastic,
hout, maandverband,
inlegkruisjes, tampons,
condooms, wattenstaafjes,
dweilen, toiletpapier, egels,
ratten, levende kikkers. En in het
recreatieseizoen komen daar
zwembroeken, bovenstukjes van
bikini's, hemden en T-shirts bij."
Eén keer heeft hij zelfs een
paspoort aangetroffen. Aan de
oogst van het rooster kan Van
Oudenaarde zien wanneer het
recreatieseizoen weer is
aangebroken. Opmerkelijk is dat
de hoeveelheid maandverband,
inlegkruisjes, tampons en
condooms 's zomers niet veel
verschilt van die in de
wintermaanden, wanneer de
zuiveringsfabriek het afvalwater
van veel minder personen
verwerkt. Het vinden van een
verklaring daarvoor is wellicht
een mooi afstudeeronderwerp
voor een cultureel antropoloog.
Volgegeten
Het rooster houdt ook - het blijft
een vies praatje - de uitwerpselen
tegen van een zodanige
consistentie dat ze het transport
door riolen en persleidingen
hebben weerstaan. Van
Oudenaarde betreurt dat. Hij zou
deze bestanddelen van het
afvalwater liever ten goede willen
laten komen van de bacteriën die
hij zo koestert. In een
beluchtingstank wordt het
rioolwater vermengd met slib dat
eerder in de zuiveringsinstallatie
is geproduceerd. Dit slib wemelt
van de bacteriën, die zich aan de
organische stoffen in het water
hechten. Vervolgens wordt lucht
in het water gepompt. De zuurstof
zet de bacteriën aan tot grote
activiteit. Ze vermeerderen zich
en eten nagenoeg al het organische
materiaal op. In een nabezinktank
zakken de volgegeten bacteriën in
vlokken naar de bodem.
Het grootste deel van dit slib
wordt weer in het
zuiveringsproces gebracht. De
rest gaat via een indikker naar een
buffertank of slibdroogbedden,
waar het water er machinaal of
door middel van verdamping
wordt uitgehaald. Het gedroogde
slib vond vroeger een bestemming
in de landbouw. Van Oudenaarde:
„Vooral bij de boeren op de schrale
grond die je hier op sommige
plaatsen in de Westhoek hebt, was
het populair als meststof en
bodemverbeteraar. Dat mag niet
meer. Niet omdat de kwaliteit van
het slib slechter is geworden; de
eisen die aan meststoffen worden
gesteld zijn strenger."
Midden-Oosten en in Afrikaanse
landen. Het gaat om een
leerproces waarbij teelttechniek
en mechanisatie worden
gecombineerd. Mechanisatie,
daar kun je heel destructief mee
werken. Je ziet dat van aardappel
en uienoogsten 35 tot 40 procent
verloren gaat doordat de
gewassen beschadigd raken. De
mensen die ermee omgaan willen
heel graag leren hoe het werkt,
maar ze missen de kennis en
ervaring als het gaat om dingen als
het afstellen van een werktuig of
het vermogen dat je inzet."
Naar de inschatting van Van
Hogendorp en Driedijk zou die
kennisoverdracht voortreffelijk
kunnen plaatsvinden vanuit een
centrum op Noord-Beveland. Van
Hogendorp: „We hebben hier
contact gelegd met een aantal
boeren die in de praktijk kunnen
laten zien hoe je zorgvuldig met
machines omgaat. Als je iets laat
zien, valt dat vlotter te begrijpen
dan wanneer je alleen vertelt hoe
zaken werken. Je kunt cursussen
organiseren die niet
schoolmeesterachtig, maar vanuit
een collegiale benadering zijn
""CW/g,
door Maurits Sep
Het was dit weekeinde precies
een jaar geleden dat de
Zeeuwse landbouw te kampen
kreeg met grote wateroverlast.
De langdurige regen vernielde de
oogsten. De gevolgen van het nat
te najaar van 1998 zijn nog immer
merkbaar, bijvoorbeeld aan de
structuur van veel gronden.
De wateroverlast van vorig jaar
heeft de laatste dagen een paar
keer door het hoofd van Wilco
Verhage gespookt. Daar zullen
meer boeren last van hebben ge
had, vermoedt hij. „Natuurlijk
denk je aan dat weekeinde terug.
Het was het begin van een heel
extreme gebeurtenis."
Zo nat als het vorig jaar was, zo
droogis het nu. „Tja, zo gaat dat",
lacht Wilco berustend. De droog
te komt hem deels wel goed uit.
Het rooien van de aardappelen
wordt er een stuk gemakkelijk
door. De grond verkruimelt en
valt van de aardappelen af. Ze
komen schoon de grond uit. Voor
drie hectare uien zou een beetje
regen echter welkom zijn.
Drie hectare aardappelen zijn in
middels gerooid, twaalf hectare
moeten nog. De opbrengst viel
Wilco enorm tegen. Op nogal wat
plekken heeft de afgelopen win
ter veel water gestaan. Daar
kwamen nauwelijks aardappelen
uit de grond.
Loonbedrijf
Wilco is ook begonnen met het
oogsten van de uien. Dat doet hij
niet zelf, maar neemt er een loon
bedrijf voor in de arm. „Een rooi-
machine is te duur. Met wat wij
aan uien verbouwen kunnen we
zo'n investering nooit terugver
dienen. En als het loonbedrijf
met de uien bezig is, kunnen wij
zelf wat anders doen."
Van de ruim zeven hectare uien
zijn er inmiddels 4,5 klaar. Het
loonbedrijf heeft de uien uit de
grond gehaald en netjes in rijen
gelegd. Zo blijven ze twee dagen
liggen om te drogen. Wilco haalt
ze zelf binnen. Daarvoor ge
bruikt hij de aardappelrooier,
maar monteert daar een andere,
bredere bek op.
Voor de drie hectare die nog ge
oogst moeten worden, wacht Wil
co op regen. De percelen met uien
hebben wel een losse bovenlaag,
maar net daaronder zit een laag
grond waar de machine niet
doorheen komt. Die grond was
door de wateroverlast erg nat en
is in het voorjaar dichtgereden.
Door de droge zomer is die laag
keihard geworden.
Wilco geniet met volle teugen van
het rooien. „Ik kan moeilijk uit
leggen waarom. Het heeft ermee
te maken dat je een heel jaar
werkt aan het poten en onder
houden van een gewas en dat je
nu het resultaat ziet van die in
spanningen. Dat was vorig jaar
zo vervelend, nog afgezien van de
financiële schade die de vele re
gen veroorzaakte. Na een jaar
hard werken zag je hele oogsten
wegrotten."
Zijn dieren, waar Wilco normaal
gesproken de meeste vreugde aan
beleeft, moeten het nu wat vaker
zonder hem stellen. „Ze hebben
me nu ook niet zo hard nodig",
merkt Wilco daarbij op. „Het is
nog vrij warm en lekker droog,
dus ze blijven 's nachts buiten.
Andere jaren zouden ze nu al bin
nen slapen. Eten doen ze wel bin
nen. Er staat te weinig gras en het
is niet smakelijk genoeg."
Hoewel Wilco zich mateloos er
gert aan hoe de politiek omgaat
met de landbouw, maakt hij zich
nog niet al te veel zorgen over de
inhoud van het nieuwe plan van
minister Brinkhorst van Land
bouw om de mestproductie terug
te dringen. Hij denkt niet dat dat
voor zijn bedrijf ingrijpende ge
volgen zal hebben. „Maar dat is
koffiedik kijken. Pas deze week
worden de details en de exacte
normen en randvoorwaarden be
kend."
Wilco Verhage (26) heeft, in maatschap met zijn vader, nabij Koude-
kerke een gemengd bedrijf. Hij doet wekelijks in deze rubriek verslag
van zijn werk en wedervaren.