pzc Makelaars en boeiborden Rotterdam geeft fiets de ruimte Reigers in de Zwinstreek b li it e n g e bi s cl W TER PLEKKE 30 woensdag 8 september 1999 door Gerard W. Smallegange Dreischor (Dreister op z'n Schouws), is een prachtig dorp. Een van de mooiste van Zeeland. De kerk met z'nring en rijen van statige historische huizen eromheen zijn met elkaar een uniek geheel. Maar Dreischor heeft meer. Er is 'Goemans Zorg' de oude boerderij die door een schare van ongekend enthousiaste vrijwilligers tot een landbouwmuseum is verbouwd en met élan gerund en nog steeds uitgebreid wordt. Maar Dreischor heeft nog meer. De mooiste verzameling van makelaars en boeiborden die in Zeeland te vinden is tref je aan op de schuren en huizen van dit dorp. Die boeiborden zijn makkelijk te vinden je kijkt er overal tegenaan. Voor de makelaars moet je meer moeite doen. Daarvoor moet je je hoofd iedere keer weer in je nek leggen. Op zich niet zo'nprettige beweging, maai- je moeite wordt rijkelijk beloond. Overal op schuren en op steeds meer huizen tref je rijk versierde en met een veelheid van symbolen voorziene makelaars aan. Ongetwijfeld de mooiste collectie van Zeeland. Voor de niet-ingewijden: een boeibord is een andere naam voor een overstek, de rand van het schuurdak dat over de kopse einden van de schuur heen steekt. Een boeibord ook wel een waterbord of waaispaan (Z-Vl.) genoemd dient om inwateren of lekken van het dak te voorkomen, en ook als versiering. In Zeeland worden al vele eeuwen boeiborden gebruikt bij de boerenhuizen, maar bij de schuren kwamen pas boeiborden toen het riet als dakbedekking plaats ging maken voor pannen (vanaf 1860). Meestal gebruik je bij riet geen overstekken omdat het eenvoudiger is de rietbedekking iets over de kopse kant van het dak heen te leggen. Het merkwaardige in Zeeland is dat ieder (voormaligeiland z'n eigen type boeiborden heeft wat schuur betreft. Op Beveland zijn die overstekken glad en strak, zonder versiersels en wit geverfd (soms zwart of groen). In Walcheren zijn alle overstekken voorzien van rijk gekrulde randen van boven tot onder. In SchouwenDuiveland, soms in Tholen en ook vaak in Zeeuws- Vlaanderen hebben ze gladde overstekken met enkele krullen. Die krullen hebben net als in Walcheren een soort aflopende punt: de snotneus of druiper. Die benaming is duidelijk de snotneus dient voor afwatering. In Dreischor zijn enkele boeiborden die onder geen enkele categorie vallen die zijn zo rijk en uitbundig versierd dat je ze het beste tot het type 'Dreischor' kunt benoemen. Waarschijnlijk zijn ze het produkt van een ongekend vaardige en sierminnende timmerman/aan-nemer uit het verleden. Een makelaar - in het Zeeuws een maekelaer - is behalve de tussenhandelaar bij huizen en bij bv. koffie en tabak en vroeger bij huwelijken, het houten verbindingsstuk tussen de twee zijden van het overstek. De makelaar verbindt twee kanten (soms in andere betekenissen: twee partijen) bij- en aan elkaar De makelaar is gewoonlijk een zeer sierlijk stuk bewerkt hout, wit geverfd. Die witte kleur is op de schuren iets van de twintigste eeuw. Vroeger waren daar de meeste makelaars zwart meegeteerd met de schuur. Van nature wordt een makelaar niet oud. Blootgesteld aan weer en wind en hoog boven het dak wordt z'n houten body meestal niet ouder dan een eeuw op z'n hoogst. Maar we mogen gerust aannemen dat hij steeds het evenbeeld is geweest van vroegere versleten voorgangers. Er zijn schilderijen vanuit de Gouden Eeuw waarop huizen en schuren voorkomen met allerlei versierde makelaars. Op een schets van Rembrandt staan drie huizen op een rijallemaal met rieten dakbedekking maar ook allemaal uitbundig versierd met hoge makelaars. Het woord 'makelaar' is typerend voor West-Nederland en Zeeland. In Friesland noemen ze zo'n gevelteken een 'ulebord' Zo'n ulebord wordt meestal geflankeerd door twee zwanen, en onder de makelaar zit een rond gat, bestemd voor de schuuruil. In Oost-Nederland, vooral in Twente, komen ook heel veel makelaars voor. Die gaan daar door het leven onder de naam 'stiepelteken'. Intussen is nog helemaal niets verteld over de versieringen en de symbolen op de makelaar. Maar die zijn goed voor een volgehd verhaal. Schuren en huizen in Dreischor tonen een rijke collectie makelaars en boeiborden. foto's Dirk-Jan Gjeltema door Harmen van derWerf Fietsen door Rotterdam wordt een lust. De stadsregio Rotterdam is volop bezig een veilig en comfortabel fietsnetwerk te ontwikkelen, dat ook vanuit Zeeland goed bereikbaar wordt. Rotterdam en omliggende gemeenten doen iets, wat uitstekend navolging zou kunnen vinden in Zeeland. De provincie heeft er nog een plan voor klaar liggen, in een la. Al in 1995 is de stadsregio Rotterdam ermee begonnen, met een uitgebreid regionaal fietsroutenet. Van noord naar zuid. Van west naar oost. Vanuit alle windrichtingen moet het voor fietsers mogelijk worden één van de drukste en dichtstbevolkte gebieden van Nederland te doorkruisen. In totaal zijn er elf fietsroutes uitgezet, samen achthonderd kilometer. Eén fietsroute is helemaal klaar. Althans, de bewegwijzering is aangebracht. En er zijn extra voorzieningen getroffen om van de route ook echt een route te maken. Het gaat om de fietsverbinding van Delft dwars door Rotterdam naar Dordrecht. Kortweg: route 2. „Het is niet de beste route", vertelt Pax Kroon, planoloog bij de dienst Stedebouw en Volkshuisvesting van de gemeente Rotterdam. „Zo'n dertig procent van de bestrating voldoet nog niet aan onze eisen, maar het is wel een mooie doorlopende route geworden." Machtig mooi Vanaf Delft leidt route 2 langs de Delftse Schie, langs het dorpje Zweth (met het beroemde restaurant De Zwethheul) tot in de deelgemeente Overschie. Het klinkerplaveisel in dit voormalige dorp, nu onderdeel van Groot- Rotterdam, is waardeloos. Tot de Delfshavense Schie, het verlengde van de Deltse Schie. Een machtig mooi fietspad is hier aangelegd. Kroon: „Zo moeten alle fietspaden van het netwerk worden. Tweeënhalve meter breed voor éénrichtingsverkeer en drieënhalve meter voor twee richtingen. Wij hebben doelbewust voor die afmetingen gekozen. Een beetje getrainde fietser haalt daar dertig kilometer per uur, comfortabel en veilig." Over een zijkanaal van de Delfthavensche Schie is een fietsbrug aangelegd, in het kader van het fietsproject van de Rotterdamse stadsregio. De voorziening bekort de tocht dwars door Rotterdam, van Delft naar Dordrecht, aanmerkelijk. Zonder één verkeerslicht te passeren, zit je zo aan de rand van de Rotterdamse stadsvernieuwingswijk Spangen. Het mooie van fietsroute 2 is dat je nauwelijks verkeerslichten tegen komt. Op een afstand van zo'n 26 EOSiaa tHMWJlj'I! kilometer slechts acht stuks. Voor een stedelijk gebied is dat niks. Je kunt snelheid blijven maken, tot één van de oudste tunnel van Nederland, de Maastunnel uit 1942. Roltrappen met een houten deklaag brengen je de diepte in. De Maastunnel is herontdekt door fietsers, sinds stadswachten er vierentwintig uur per dag toezicht houden. Service In Rotterdam-Zuid gaat het al even vlot, al zijn er vrij veel verkeerslichten. De bewegwijzering is perfect. De afdeling Rotterdam van de fietsersbond ENFB kwam met het idee om - naast gewone wegwijzers - stickers met het De fietsroltrap in de Rotterdamse Maastunnel. foto Ingrid van Beek De blauwe reiger is weer overal in de polders een gewone verschijning. foto Chïel Jacobusse door Chiel Jacobusse "j\ /J"omenteel kun je XV-LDeltagebied op t je overal in het i op de kleine zilverreiger stuiten. Het is een sierlijk, ldein wit reigertje met zwarte poten en opvallend gele tenen. De afgelopen week liet de kleine zilverreiger zich onder meer zien in het Verdronken Land van Saeftinghe (tot 35 exemplaren in de Biezelingse Ham en in de Vliegveldkreek bij Arnemuiden, langs het Veerse Meer. De laatste locatie is trouwens een plek waar bijna altijd wel één of meer kleine zilverreigers te zien zijn de laatste jaren. En dat geldt ook voor het Zwin. Het waarnemen van een enkel individu is al een bijzondere ervaring, maar zeker als de kleine zilverreiger zoals in het Zwin in een groep van soms vaak dan tien tegelijk te zien is, is het helemaal een belevenis. Met wat geluk kun j e ze dan in georganiseerd verband zien vissen. Ze waden in linie door het ondiepe water, en telkens zie je ze even met een poot trillende bewegingen maken. De ook onder water opvallende helgele tenen maken dat de vissen opschrikken, en die laten zich opdrijven en insluiten, waarna ze door de reigertjes gevangen worden. De kleine zilverreiger valt in de vlucht op door de blinkend witte routenummer op straat aan te brengen. Bij elke wegkruising. Het verhoogt het tempo. Uit een enquête onder gebruikers is gebleken dat zij de extra service erg op prijs stellen. Wordt dus vervolgd bij de volgende routes. In 2010 moet het hele fietsnetwerk gereed zijn. Er is in totaal driehonderd miljoen gulden voor uitgetrokken, gerekend over vijftien jaar. De helft van het geld komt van het Rijk via de gebundelde doeluitkering, de rest moet uit de kas van de deelnemende gemeenten komen. Die moeten als wegbeheerder ook ontbrekende schakels (deels) bekostigen. Vlot verloopt dat niet altijd. Zo kibbelen Capelle aan de IJssel en Krimpen aan de IJssel over de aanleg van een aparte fietsbrug over de Hollandse IJssel. Medewerker Kroon houdt hoop. „Anders moeten we een alternatieve route verzinnen." Vanuit Zeeland wordt route 7 de dichtst bijzijnde. Die is geprojecteerd over de Haringvliet-sluizen bij Goedereede, over Voorne-Putten, Rozenburg, met de pont over de Nieuwe Waterweg naar Maassluis, om vervolgens noordelijk van Rotterdam verder het land in te gaan. Route 7 kruist andere routes, die naar alle delen van de stadsregio leiden. Alternatief Route 7 volgt gedeeltelijk het traject van de Noordzeeroute, de Lange Afstandroute (LF) van Den Helder naar het Franse Boulogne. „Maar de opzet van onze routes is heel anders", merkt gemeente ambtenaar Kroon op. „De LFs richten zich op de recreatieve fietsers, die een stukje omrijden niet zo erg vinden. Wij willen met onze fietsroutes een alternatief bieden voor het autoverkeer. Dus die moeten zo direct mogelijk zijn." Vooral op korte afstand valt er nog veel te winnen. Rotterdammers fietsen relatief weinig. Ze pakken eerder de auto of het openbaar vervoer. „Zeker op afstanden van vier tot twaalf kilometer moet het mogelijk zijn meer mensen op de fiets te krijgen", denkt Kroon. „Als het hele fietsnetwerk klaar is, mikken we op dertig procent meer fietsverkeer." Als voorproefje is route 2 in elk geval geslaagd. Als je Rotterdam in het zuiden verlaat, en richting Barendrecht rijdt, heb je nauwelijks het idee een wereldstad te hebben doorkruist. Een wereldstad op Hollandse schaal, wel te verstaan. erg brede vleugels. Aangenomen wordt dat het wit een signaalfunctie heeft: een zilverreiger die een school vissen ontdekt, waarschuwt soortgenoten door met de vleugels te klapperen, waarna een georganiseerde vispartij kan worden ingezet. Toename De kleine zilverreiger is één van de moerasvogels die de laatste jaren een fikse toename vertoont. Heel incidenteel broedde de vogel aan het begin van de twintigste eeuw wel eens in Nederland, maar toen was de vogel in heel Europa sterk op zijn retour, omdat de witte sierveren veel gebruikt werden in de hoedenindustrie, als decoratie aan dameshoeden. Tot in Zuid-Frankrijk verdween de kleine zilverreiger volledig, maar in de loop van de twintigste eeuw volgde een geleidelijke toename en de soort rukte steeds verder op naar het noorden. In 1979 broedde de kleine zilverreiger in de Oostvaardersplassen, en sinds half de jaren negentig ook in de duinen van Voorne. Enkele jaren geleden vestigde de kleine zilverreiger zich als broedvogel in het Veerse Meer. Ook het Belgische deel van het Zwin herbergt broedende kleine zilverreigers. Een kleine reiger die zich in de Zwinstreek ook dagelijks laat bewonderen is de kwak of nachtreiger. Een sierlijk blauw met geel reigertje dat thuishoort op ontoegankelijke plaatsen in afgelegen moerassen. De kwakken in de Zwinstreek zijn afkomstig uit de volières in het vogelpark en hun natuurlijke schuwheid hebben ze grotendeels afgelegd. Voor vogelaars voegt zo'n introductie niets toe, ook al omdat allerminst vaststaat of de kwak wel ooit in deze regio in het wild gebroed heeft. Een Weine reiger die min of meer karakteristiek was voor West-Zeeuws-Vlaanderen is het woudaapje. Net als de kwak was het een schuwe, verborgen levende soort die in de brede rietkragen langs de kreken niet echt zeldzaam was. Tegenwoordig ligt het aantal broedparen in heel Nederland beneden de tien: minder dan er pakweg dertig jaar geleden alleen al in West-Zeeuws-Vlaanderen broedden. Blauwe reigers Maar de blauwe reiger, die veel in de polders rond het Zwin te zien is, is weer van onverdacht wilde herkomst. Het is heel leerzaam om de gedragingen van de verschillende soorten met elkaar te vergelijken. Waar de kleine zilverreiger het van samenwerking en beweeglijkheid moet hebben bij het voedselzoeken, is de blauwe reiger een uitgesproken individualist die zijn prooi juist weet te bemachtigen dankzij volkomen bewegingloos afwachten. Dat gebeurt aan de slootkant, zo goed als voor een muizengaatje midden op de akker of bij een toom passerende jonge eendjes. De blauwe reiger is ook, ondanks zijn formaat, absoluut niet opvallend. Als broedvogel heeft de blauwe reiger een soortgelijke ontwikkeling doorgemaakt als de zilverreiger. Als oernederlandse vogel kwam de blauwe reiger in de loop van deze eeuw steeds meer in de knel te zitten. Waterverontreiniging, het verdwijnen van nestbomen en niet te vergeten het gebruik van landbouwvergiften brachten de stand van de vogel op een dieptepunt. Strenge winters, die onder natuurlijke omstandigheden de reigerstand al een flinke klap toebrengen pakten voor vogels met vergif in him lijf vaak fataal uit zodra ze op hun vetreserves gingen teren. Maar net als voor de roofvogels en de sterns heeft het verbod op de meest schadelijke vergiften de reigers ruimschoots gelegenheid gegeven om zich te herstellen. Dat het aantal broedkolonies in Zeeland nog steeds klein is in vergelijking met het begin van deze eeuw, heeft eerder te maken met een gebrek aan geschikte nestbomen. Hoe dit zij: de blauwe reiger is weer overal een gewone verschijning en de kleine zilverreiger lijkt op weg om dat ook te worden. Het woudaapje en ook de roerdomp zijn zo sterk achteruitgegaan dat gevreesd moet worden dat ze binnen een paar jaar uit zullen sterven. Geen opwekkend vooruitzicht, maar het herstel van hun familieleden bewijst dat gerichte maatregelen zelfs een compleet verdwenen soort weer nieuwe kansen kunnen bieden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 30