Abe heeft een vaste betrekking Blauwe Knoop is op z'n retour PZC Hij kreeg vrouwen in een broek reportage 29 zaterdag 4 september 1999 Abe Lenstra was al bij leven een legende. Als één der weinigen in ons land - misschien was hij wel de enige - had Abe Lenstra (1920-1985) niet zo'n hoge pet op van Johan Cruijff. 'Us Abe' vondJopie' niet zo goed als vaak werd gezegd en geschreven, hij vond Piet Keizer eigenlijk een veel betere voetballer. Het zegt veel over de Fries. Als voetballer al bij zijn leven een legende: een voetbalkunstenaar, intuïtief, creatief, technisch briljant, met een scherp spelinzicht. Als mens vaak niet te peilen: stijfkoppig en eigengereid. 'Voor een Fries is ja, ja en nee, nee'. Hij kwam meer dan eens in conflict met de keuzecommissie van het Nederlands elftal waarvoor hij 47 keer uitkwam en 33 keer scoorde. Talloos zijn de anekdotes en smeuïge verhalen over Abe Lenstra, de Friese voetbalmaes tro, zoals hij vaak werd genoemd. Bijna even legendarisch en onbe grepen zijn kordate nee tegen aanbiedingen van buitenlandse profclubs. In 'Abeveen', zoals Heerenveen toen wel werd ge noemd, staan in 1949 al zaak waarnemers van AC Milan op de stoep. Lenstra kan voor drie jaar tekenen, zestigduizend gulden in eens ontvangen alsmede 325 gul den salaris per maand plus pre mies. Het blijft niet bij Milan. Een jaar later, in december 1950, lonkt Fiorentina met een bedrag van liefst negen ton. ,,Ik ga met pappie en mammie in de trein naar Italië" vertelt Metteke, Lenstra's dochter van drie, aan de buren. Het blijft Heerenveen. „Abe heeft een vaste betrekking", vertelt zijn vrouw Hiltje op 19 de cember aan de Volkskrant. „Er is pensioen aan verbonden. Dat gaat verloren als we weggaan. Abe is naar de burgemeester geweest om te vragen of hij na die twee jaar te rug kon komen op de secretarie, maar die garantie konden ze hem niet geven. Het is veel geld dat men ons aanbiedt. Maar zoals we het nu hebben, is het ook best naar on ze zin." Groot is de verbazing alom in het land als Lenstra ruim vier jaar la ter - hij is dan al 34 - het shirt met de pompebleden verruilt voor het zwart-wit van Sportclub Ensche de. Er komen voetbalschoenen op de markt onder z'n eigen merk en Sportclub regelt voor hem een baan in de sportbranche. De pre mies vallen echter in het niet bij wat hij in Florence had kunnen verdienen: 35 gulden voor een overwinning, 25 gulden bij een ge lijkspel en vijf gulden bij een ne derlaag. Lenstra maakt op 22 juni 1955 zijn debuut in een vriend schappelijke wedstrijd tegen Schalke' 04 en zal vier jaar voor Sportclub spelen, daarna nog even voor Enschedese Boys. Zijn talent als voetballer wordt al vroeg onderkend. Ontdekt door leden van Heerenveen, in een schoolelftal, waarin een klein, parmantig baasje met een golf weerbarstig zwart haar over het voorhoofd zich met verbluffend gemak en inzicht langs tal van an dere, iets grotere baasjes laveert. Al op z'n vijftiende maakt hij zijn debuut in het eerste van Heeren veen. Samen met z'n broer Jan vormt Abe de rechtervleugel van het elftal dat in dat seizoen (1936- '37) promoveert naar de eerste klasse. In juni 1937 wordt hij als rechtsbuiten gekozen in de Friese Honderd jaar sport, hon derd jaar sporthelden. Nu de twintigste eeuw ten einde loopt publiceert de PZCpor- tretten van Nederlandse topsporters, die de laatste honderd jaar van zich heb ben doen spreken. Vandaag nummer 17: Abe Lenstra. jeugdploeg, een jaar later in het Nederlands jeugdelftal. Tegen België maakt hij in z'n eentje en met drie doelpunten een achter stand van 4-1 ongedaan. A star is bom. Debuut Heel Friesland vraagt zich na die heldendaad af wanneer us Abe wordt geselecteerd voor het 'grote' Oranje, als eerste Fries en opvol ger van linksbinnen Kick Smit. Het debuut laat echter nog even op zich wachten, tot 31 maart 1940 in de Rotterdamse Kuip tegen Luxemburg. Lenstra scoort het eerste doelpunt van de wedstrijd, maar Nederland verliest met 4-5. Een maand later staat hij weer linksbinnen, in Amsterdam tegen België, en vormt hij een goede lin kervleugel met Bertus de Harder. Die wedstrijd groeit voor hem uit tot een nachtmerrie. Zijn collega's schelden hem uit voor een provin- ciaaltje. In het Vrije Volk van 16 november 1957 pas spreekt Len stra openlijk over die beginperio de. „Geef hier die bal, lelijke rot hoer, j e kimt er niks vanD at moest ik allemaal aanhoren. Het liefst was ik van het veld gestapt." De ontgoochelde Lenstra is die avond niet op het banket verschenen. Zijn vrouw Hiltje later in het boek 'De historie van Oranje': „Men moet wel bedenken dat een debu tant van het platteland twee keer beter moest zijn dan een kandi daat uit het westen. De meesten waren vervolgens zo gelukkig met hun selectie dat ze op alles ja en amen zeiden. Abe zat zo niet in el kaar. Daarom begonnen de men sen hem meteen een koppige Fries te noemen. Dat was een onterechte betiteling. Hij had een eigen me ning en die wilde hij ook later ho ren." De oorlog, zijn angst voor vliegrei zen en de conflicten met de Keuze commissie - hij eist een plaats als links- of eventueel rechtsbinnen en laat het afweten als hem een an dere positie wordt aangeboden - zijn er debet aan dat hij 'maar' 47 interlands speelt. Verdeeld over negentien jaar. De laatste was op 19 april 1959 in Amsterdam tegen België. Zijn mooiste jaren in Oranje zijn die met Faas Wilkes en Kees Rij vers, met wie Abe Lenstra een gouden binnentrio vormt. Die eer volle titel moet geboren zijn uit een diep respect voor de grote in dividuele kwaliteiten, want al met al hebben ze slechts tien keer tege lijk in het Nederlands elftal ge speeld. „Abe was een hele grote", vertelt Kees Rijvers jaren later. „Hij kon goed koppen en beheers te de sliding-tackle. Maar bij bal verlies bleef hij hangen. Hij dacht dat net als bij Heerenveen anderen dat voor hem wel op zouden knap pen. Toch was hij razendsnel, in tuïtief, creatief, technisch, vooral als het goed liep." Liefhebber Maar bovenal een liefhebber. Hij moet niks hebben van alle ver nieuwingen. „Het stopperspilsys- teem", is zijn credo in die jaren, 'nagelt iedereen op zijn plaats vast.' Geen stopperspil, maar vrij heid en improvisatie, was zijn lijf spreuk. „Laten we zo doen als bij Heerenveen. Als de tegenstander er drie maakt, gaan wij er met zes of zeven overheen." Daarin overdrijft hij niet. Ajax verspeelt eens in een mum van tijd een 5-1 voorsprong en verliest met 6-5. MW ondervindt hetzelfde: verlies van 7-6 na met 4-0 te heb ben geleid. Voor de moderne tac tieken kan Lenstra later geen goed woord bedenken: 'Al dat gekrioel op het middenveld, nee, de spelers van nu hebben geen dash, er loopt veel brandhout tussen. Geef mij maar ijshockey' Het moet vader Lenstra niet heb ben verbaasd. 'Een eigenaardige jongen, steeds geweest, die Abe. Een rare jongen. Die zijn eerste schaatswedstrijd in Wolvega won toen ik van mening was dat Abe wel kon lopen op de schaats, maar niet kon rijden. Die 's avonds met een onverstoorbaar gezicht zijn bed uitkwam. „O ja, het is waar ook, ik heb iets vergeten." Of moe der zo goed zou willen zijn een rugnummer op zijn shirt te naaien, omdat hij de volgende dag aan at letiekwedstrijden moest deelne men, die hij warempel won ook. Maar ook vissen, dammen, je kon het zo gek niet bedenken, Abe Lenstra was van alle (sport)mark- ten thuis. Arend van der Wel, nu FC Twente, toen een collega van hem bij Sportclub Enschede: „We gingen altijd met de bus naar uit wedstrijden en stopten dan in Velp om een hapje te eten. Daarna gin gen we biljarten. Als je de pech had dat Abe mocht beginnen, kon je de keu net zo goed meteen in de hoek zetten. Dan maakte hij de partij in één beurt uit." Abe Lenstra ging een kwart eeuw later terug naar Friesland, nadat hij in maart 1977 in een rolstoel was beland door een hersenbloe ding. Op 2 september 1985 over leed hij door een acute hartstil stand. „Een legende is gestorven, zover een legende ooit kan ster ven', schreef wijlen Nico Scheep maker in de GPD-bladen. 'Hij was een levende legende, nu is hi] een dode legende, maar de legende blijft, zolang althans nog mensen op aarde leven die Abe met eigen ogen hebben zien voetballen." Albert Geesing Het lot van serieuze wereldverbeteraars is in deze tijd niet altijd even gelukkig. Zoals veel overtuigingen is ook de beweging van drankbestrijders en geheelonthouders op zijn retour. In de hoogtijdagen, de jaren der tig, waren tienduizenden Ne derlanders aangesloten bij 'de Blauwe KnoopZe zi j n er nog wel, de verenigingen tegen drankmis bruik, maar zowel de christelijke als de algemene vereniging heb ben nog maar zo'n 500 sympathi santen, allemaal op leeftijd. En dat terwijl alcoholgebruik ('misbruik', zeggen de bestrijders) in tweehonderd jaar niet zo uit bundig is geweest. Wat losse cij fers: een Nederlander van boven de veertien drinkt gemiddeld elke dag 28 gram pure alcohol. Elke dag drie biertjes dus. Het aantal alcoholisten stijgt sterk, evenals het aantal zware drinkers. Alco hol kost de samenleving volgens een onderzoek van adviesbureau KPMG jaarlijks 5 miljard gulden, het verzuim op het werk en ver keersongelukken meegerekend. Steeds meer deskundigen bewe ren dat alcohol - naast andere drugs - de oorzaak is voor het toe nemend geweld op straat. Neder land hoort inmiddels tot de meest 'alcoholische' landen van Europa. Per hoofd van de bevolking wordt er meer gedronken dan in Enge land en Scandinavië. Drank is populairder dan ooit. en daarom wekt drankbestrijding ir ritatie op. Drinken heeft het ima go van gezelligheid, en bovendien vormt de drankindustrie een ster ke lobby. „De drankindustrie is er in geslaagd een aantal politieke kopstukken, zoals burgemeesters en commissarissen van de konin gin aan zich te binden. Daarin zijn de alcoholbestrijders nooit ge slaagd", zegt H. Ploeger, bestuurs lid van de Stichting Christelijke beweging voor drankbestrijding. De tijd dat de negentiende-eeuwse radicaal-socialistische politicus Domela Nieuwenhuis persoonlijk aan de deur ging staan bij spreek beurten in het land om mensen met een kegel weg te sturen, ligt alweer ver achter ons. Uitgekleed De meest recente Drankwet is on der druk van invloedrijke politici langzaam uitgekleed, vindt Ploe ger. „De leeftijdsgrens voor zwak alcoholische dranken zou ver hoogd worden van 16 naar 18 jaar. Uit onderzoek van de overheid bleek dat 80 procent van de bevol king daar voorstander van was. Drank vindt gretig aftrek. De drankbestrijding is niet populair. Toch is het eruit gehaald. Verder zou het alcoholgebruik met 20 procent worden teruggebracht, maar daar komt niets van terecht. De overheid verdient nu eenmaal geld aan de accijnzen op alcohol." De anti-alcoholcampagnes van eind vorige eeuw en begin deze eeuw hebben nu iets aandoenlijks. De bekende kunstenaar Albert Hahn heeft zich op het thema uit geleefd: hij tekende alcoholdui- vels, laveloze vaders en sidderen de moedertjes met kinderen. Hele liedbundels zijn volgeschreven met verzen die het zuivere buiten leven propageren en de drank ver ketteren, en de socialist Henri Po lak wijdde prachtige zinnen aan het thema. „Daar zitten dan vrouw en kinderen, meer dan schamel gekleed, minder dan so ber gevoed, wachtend in angst en beven op den man en vader, die aanstonds zal binnenkomen, stin kend naar jenever, vloekend en tierend, die hen wellicht zal afran selen en mishandelen." Maar effect had het zeker. Aan vankelijk was het vooral de bur gerlijke klasse die zich halverwe ge de vorige eeuw druk maakte om het alcoholmisbruik van arbei ders. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw werd alcohol- bestrijding en zelfs geheelonthou ding een echte volksbeweging, met tienduizenden aanhangers. Het alcoholmisbruik, gevolg van de ellendige situatie in de overbe volkte steden, daalde daardoor spectaculair. Misstanden werden bestreden met praktische maatregelen: drank- vrije cafetaria's aan de haven voor schippers, sport en spel voor de broodnodige afleiding (verveling leidt immers tot drankzucht) en 'blauwe' campings, restaurants en hotels. Sjoelen De meeste alcoholvrije hotels wa ren na de Tweede Wereldoorlog al weer verdwenen, vaak omdat ze niet meer draaiende gehouden konden worden. Het doel was ar beiders een goedkoop en toch ge zellig onderdak te bieden, 's Avonds was er sjoelen en ander vertier, waarmee het verlangen naar het café moest worden uitge bannen. Onder druk van de beweging, een losse verzameling van socialisten, christenen, artsen, onderwijzers en spoorwegambtenaren, kwam in 1889 de eerste Drankwet tot stand. Er kwamen minder tap punten, er kwam een vergunnin genstelsel dat zwak- en sterk alco holische dranken onderscheidde, en in slijterijen was het voortaan verboden alcohol te drinken. Ook foto GPD de leeftijdsgrens voor het gebruik van drank werd vastgesteld. Het lukte de 'motor' achter de Drankwet, Abraham Kuyper, ech ter nog niet om de 'verplichte win kelnering' te verbieden. Fabrieks directeuren betaalden de lonen contant uit in hun eigen kroeg. Ze 'verplichtten' hun personeel op die manier vaak om het salaris me teen aan drank uit te geven. Hier en daar, bijvoorbeeld in Beekbergen, bestaat nog een alco holvrije camping. In Delft schenkt restaurant De Hooiberg uit princi pe geen alcohol en in Dordrecht is nog een korfbalvereniging die al leen frisdrank schenkt. Maar het grootste deel van de alcoholvrije instellingen is folklore geworden. Us Blauwe Hiem in Appelscha, de Apeldoornsche Geheelonthou ders Voetbal Vereniging AGOW ze zijn alle meegegaan met de tijd geest. Maar Ploeger is ervan overtuigd dat er een verandering op til is. „De voetbalrellen gaan veel men sen te ver. En dan blijkt dat tijde lijke drooglegging van een stad uitstekend werkt. Ik verwacht dat er weer steeds meer stemmen op zullen gaan voor matiging, want van de overheid hoef je het niet te verwachten." Martine van Eek Terugblikkend op deze bijna afgesloten eeuw is er een aantal toppers dat speciale aandacht verdient. In deze serie wordt elke week één topper be schreven. Deze week: Yves Saint Laurent, modeontwerper van de eeuw. F rans Molenaar (links) in gezelschap van Yves Saint Laurent foto GPD Er zijn verschillende modeontwer pers voor wie Frans Molenaar be wondering heeft. In ieder geval Ferré, „maar dan wel in de tijd dat hij nog voor Dior werkte." Naar het nieuwe werk van Lacroix is hij ook altijd be nieuwd, al vindt hij zijn kleding iets te lawaaierig, net als de ontwerpen van Galliano die, zegt hij, „niet helemaal mijn genre zijn". „Te extreem", luidt het oordeel. „Maar ja", verzucht Ne derlands nijverste couturier, alsof hij zelf niet precies weet hoe hij in de pu bliciteit komt, „zo haal je nu eenmaal de pers." „Ik moet nog maar zien of hij het vol houdt", aldus Molenaar over Galliano. „Niemand koopt z'n kleding; veel te duur. Alleen een paar Texaanse dames betalen het er grif voor. Laatst hoorde ik dat Oscar de la Renta, die avondjur ken van 100.000 gulden maakt, er in één keer zes verkocht aan een Ameri kaanse." Maar genoeg gegossipt in zijn salon aan de hoofdstedelijke Oranje-Nassau- laan. Als Molenaar moet kiezen, blijft er maar één modekoning van de eeuw over: Yves Saint Laurent is voor hem de onbetwiste nummer één. „Het is zo ver schrikkelijk mooi wat die man maakt", zegt hij aan zijn keurig opgeruimde werktafel, „zo constant en zo hoog van niveau. Het is echte haute couture en tóch heeft hij aansluiting gevonden bij het grote publiek. Hij is degene die vrouwen in smoking en in een safari- pak heeft gekregen. De lange broek en het mannenpak zijn weliswaar geïn troduceerd door Mariene Dietrich, maar Saint Laurent heeft er een we reldmarkt van gemaakt!" Frans Molenaar, 59 en still going strong, is ongeveer in dezelfde tijd be gonnen als zijn grote voorbeeld. Toen Yves Saint Laurent eind jaren vijftig zijn eerste collectie showde bij Dior, werd van Franyois, zoals hij in die tijd werd genoemd, de eerste modereporta ge gemaakt op het strand van Zand- voort. Rond zijn moeders naaimachine had zich de fine fleur verzameld van de Nederlandse amusementswereld in (voor die tijd) nogal wilde jurkjes. Mies Bouwman, Mimi Kok, Rita Reys en Greetje Kauffeld had hij op ingenieuze wijze overgehaald voor hem te poseren: „Ik blufte gewoon dat de anderen óók meededen." Molenaar is niets veranderd. Plakboe ken vol krantenknipsels bewijzen dat hij behalve een begenadigd ontwerper een meester is in het bespelen van de pers. Zo verscheen hij eind '97 in het Stan Huygens Journaal van De Tele graaf zij aan zij met Yves Saint Lau rent. 'Saint Laurent hielp Frans' kopte de society-verslaggever boven een foto die was gemaakt in het art-deco hotel La Mamounia in het Marokkaanse MarrakesjDe grote meester zou de Ne derlandse couturier hebben geadvi- seerd in welke ververij hij moest zijn voor zijn indigo-blauwe autojacks. Molenaar, met een ondeugend lachje: „In werkelijkheid heb ik Yves Saint Laurent alleen maar die ene keer ont moet. Ik zag hem de lobby binnenko men met z'n chauffeur en z'n hondje en heb hem pas na heel lang aandringen van vrienden aangesproken. Vervol gens ben ik met hem op de foto gegaan en dat was alles." Door dergelijke trucs is Frans Mole naar geworden en gebleven wat hij nu is: Nederlands bekendste modeont werper, op handen gedragen door oud én nieuw geld:,Bij mij komen ze omdat ze het me gunnen. En voor het gemak en voor de gezelligheid." Molenaar koes tert zijn vaste klantenHij heeft het niet gemakkelijk in een land waar, zo blijkt uit recent onderzoek, het meeste geld wordt uitgegeven aan vrijetijdskle- ding. In 1967 begon hij voor zichzelf in de Amsterdamse Van Baerlestraat, na stages bij Charles de Montaigne, Laro- che en Ricci: „Acht jaar Parijs. Ik wist precies hoe 't moest en het liep voor geen meter." De eerste twintig j aar waren zwaar. Het Nederlandse publiek had te weinig geld over voor haute couture en bij de elite kwam je niet zomaar binnen. Mo lenaar ontpopte zich echter als een za kenman met een creatieve geest. Hij ging bedrijfskleding ontwerpen (onder meer voor Albert Heijn, Transavia en het Rode Kruis), maakte voor Roval Leerdam objecten van glas, ontwierp servies, bestek, tafelkristal en vloer kleden en kwam zelfs een Frans Mole naar-fiets op de proppen. Het bedrijf Molenaar, bestaande uit zijn woon- annex werkhuis aan wat hij noemt 'de O.N.' en zijn winkel aan Jan Luijkenstraat, floreert sinds eindjaren tachtig toen de economie begon aan te trekken. Over de toekomst van de haute couture in ons land maakt hij zich dan ook totaal geen zorgen. „Want", weet hij, „de vraag naar echt maatwerk blijft altijd bestaan." „Een aantal mensen is overleden of ge stopt, maar er komt nog steeds jong bloed bij. Azziz Bekkaoui, Victor en Rolf, Oscar en Seleyman, dat zijn de jongens die het gaan maken. Wat opvalt is: ze willen allemaal weer bont, luxe en borduursels. Au fond is er niets veran derd. Als er jonge ontwerpers bij mij in de winkel zijn, kijken ze hun ogen uit." Zelf is hij nog steeds bezeten van zijn vak, al manifesteert hij zich op steeds meer terreinen. Zijn grote droom is het verkopen van luxe damesconfectie zo als hij al enkele jaren doet met een eigen herenkledinglijn. „Als je de toeters en bellen eraf haalt, heb je een perfecte basis voor een confectiepak dat betaal baar is voor een breed publiek. In plaats van 6.000 gulden ben je dan rond de 1.600 gulden kwijt." Ellen Scholtens

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 29