Kleine Belgen in de Groote Oorlog Terug van vakantie en nog doodmoe en uitgeput Sophie de Schaepdrijver ontzenuwt mythes '14-'18 reportage zaterdag 4 september 1999 27 Het is een boek om doorheen te razen. Toch is De groote oorlog, het lijvige relaas dat de Belgische historica Sophie de Schaepdrijver heeft geschreven over het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, geen poging tot romanschrijverij. Elk beschreven feit is dubbel gecontroleerd, zoals dat hoort in een historische studie. „Ik heb proberen te beschrijven hoe het was om die tijd mee te maken. In de negentiende eeuw deden geschiedschrijvers dat meer dan nu. Je hebt nu het fenomeen van boeken van historici voor historici of juist enorm gepopulariseerde geschiedeniswerkjes. Ik heb het soort boek geschreven dat ik zelf graag lees. Ik vind dat overigens een kwestie van elementaire beleefdheid. Je doet met een dik boek een beroep op de tijd van de lezer, schrijf dan zo elegant mogelijk, zodat hij zich niet hoeft te vervelen. Het moet een plezier zijn om de bladzijden van een boek om te slaan." visme bent je per definitie tegen de Vlaamse zaak bent, weerspreek ik met klem. Dat is patente onzin. Maar dat die aanwassen uit de Eerste Wereldoorlog niet door de Vlaamse beweging zijn afge gooid, heeft er alles mee te maken dat een racistische partij zich nu Vlaams Blok kan noemen. Die hele erfenis van huile righeid, lafheid, ethisch gebrek aan bur gerzin, extremisme, paranoia en paniek voetbal zie je terug bij het Vlaams Blok. Om zelfverdediging roepen omdat twee procent van de bevolking uit Noord-Af ri- ka komt, dat soort laffe geweeklaag vind ik vreselijk." Rode draad Tot mythologie verworden verhalen, val se voorstellingen en propaganda vormen een rode draad in De groote oorlog. De Schaepdrijver ontzenuwt menig voor waar verteld verhaal. Ze hecht er overi gens aan die ontmythologisering voor een groot deel op het conto te schrijven van wetenschappers wier werk ze gebruikte. „Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd voor het eerst zo massaal een beroep ge daan op de bevolking. Uit elk gezin, ook in Duitsland, Frankrijk en Engeland, wer den mannen gemobiliseerd. Dan heb je een sterk verhaal verhaal nodig. De ge schonden neutraliteit van België - de overval op brave little Belgium. - was dat sterke verhaal. Door de Engelsen werden de wreedheden, die de Duitsers bij de in val wel degelijk begingen, enorm opge blazen. Kinderen werden niet alleen ver moord, eerst waren voor de ogen van hun moeder ook nog hun handjes afgehakt. En nonnen werden op palen gespietst, pries ters aan hun eigen torenklok gehangen. Het kon allemaal niet cinematografisch genoeg." Brave Little Belgium, spotprent uit Punch. De Schaepdrijver (1961) praat even be vlogen als ze schrijft. Dat belooft wat voor de lezing die ze woensdag komt hou den in Terneuzen. Het zal niet vaak voor komen dat de organiserende stichting Prometheus een docent van de Universi teit van New York weet te strikken. De Schaepdrijver onderwijst daar sinds en kele jaren de Europese geschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw. De lange zomervakantie brengt ze door in haar ouderlijk huis in Erembodegem. Dat stelt haar bovendien in staat in Belgische archieven aanvullend onderzoek te doen voor de aangepaste Engelse versie van De groote oorlog waarop ze broedt. Achter haar fascinatie voor '14-'18 moe ten geen persoonlijke motieven worden gezocht, vertelt ze, ook al brengt ze in haar boek twee familieleden - een over grootvader en een verre oom - ter sprake. „Als kind hoorde ik wel eens het verhaal van mijn overgrootvader die dienst nam met de woorden: 'Ik ga er ook een portie omver schieten.' Maar wij hadden geen vitrinekast met zijn uniform en oude voorwerpen in huis, als een soort religieu ze objecten. Wat mij fascineerde was de ontzaglijke verspilling, de onbeschrijfe lijke treurigheid en tragiek van die oor log. Wat zo intens tragisch was, is dat het niet mogelijk is te zeggen wie goed en wie kwaad was en al helemaal hoe het dan wel had gemoeten. België werd overvallen. Wat doe je dan? Daar is geen antwoord op te geven. Vandaar dat De groote oorlog geen epos is geworden, maar een tragedie. De tragedie waarmee de twintigste eeuw is begonnen." Bezetter De Schaepdrijver staat uiteraard stil bij de oorlog die in de loopgraven vastliep en bij de politieke beslissingen die het ver loop ervan beïnvloedden, maar in haar boek is zeker zo belangrijk wat de man in de straat overkwam en hoe hij op de ge beurtenissen reageerde. Dat vergde veel 'tussen de regels door lezen' in archieven en 'puzzelen' met minieme aanwijzingen, aldus de historica. „Toch heb ik nooit iets opgeschreven wat niet op ten minste twee verschillende bronnen steunde. Maar wat mensen willen weten van zo'n oorlog is natuurlijk: 'Wat als het ons zou overko men?' Al die morele keuzes die gemaakt zijn, die zijn fascinerend. Ik heb inzicht gekregen en proberen te kweken voor wat mensen hebben gedaan, geen sympathie." Veel aandacht besteedt De Schaepdrijver aan het Vlaamse activisme. Tot aan de Eerste Wereldoorlog was het Nederlands in België een achtergestelde taal, ook in Vlaanderen. Tijdens de Duitse bezetting zagen sommige Vlaamse nationalisten hun kans schoon, niet alleen op verwezen lijking van hun idealen, maar ook op het verkrijgen van invloedrijke baantjes. „Ik heb proberen te begrijpen wat die mensen bezielde. Ik vroeg me af: 'Had ik het zelf misschien ook gedaan?' De grote geesten van de Vlaams-nationalistische beweging zeiden en bloc 'Nee' tegen de bezetter. Het was de mindere garnituur die zijn kans schoon zag. De mensen die bij protestmanifestaties de straat opgin gen, onder de vlaggen liepen en zich be dwelmden aan de retoriek. De Duitsers bleken juist hen na verloop van tijd wel heel erg vriendelijk te bejegenen. Daar door hadden ze voor het eerst in hun leven het idee serieus genomen te worden. Het waren ijdeltuiten, dat merk je nu nog aan him proza, die gekwetst waren in hun ei gendunk. Dat soort mensen, onderwijzers bijvoorbeeld, kreeg ineens de kans pro fessor te worden aan een Vlaamse univer siteit in Gent. In één klap status, belang stelling en geld. Altijd moeten sappelen en ineens: hoppa, vier stappen hoger op de sociale ladder. Daar kan ik me iets bij voorstellen." „Wat niet goed is te praten was dat ze aan de ene kant him mond vol hadden over de verheffing van het eigen volle en tegelij kertijd met eigen ogen zagen hoe de men sen werden uitgebuit door de bezetter. Gestuntel Een vergelijking met Koeweit en Kosovo gaat maar gedeeltelijk op, benadrukt De Schaepdrijver. „Niet dat de mens er intel ligenter op is geworden, maar die india nenverhalen uit '14-'18 hebben onze scepsis aangewakkerd. 'Klopt dat wel?En als dat klopt, moeten we er dan wel bom men op gooien?' Zo denken we nu. In de late jaren dertig, toen de eerste verhalen over de jodenvervolging in Duitsland los kwamen, was al de reactie: 'Weet je nog van die Belgen?' Dat idee krijg je sterk als je de Amerikaanse kranten uit die tijd er op naleest." „Dat soort verhalen keert zich bovendien tegen zichzelf. Geen mens wil nu toch nog iets van Koeweit horen? Zo verging het ook België. Na zoveel miljoenen doden was in 1918 de wrok in Engeland en Frankrijk evenredig aan de bombast die vier jaar lang was aangewend om de oor log te kunnen voeren." Door het gestuntel van zijn diplomaten verloor België bij de vredesbesprekingen zelfs het laatste greintje sympathie dat de botte onderhandelaars van de groot machten mogelijk nog hadden. Hilarisch beschrijft De Schaepdrijver hoe de Fran se premier Clemenceau in een vergade ring over herstelbetalingen aan België wakker schrikt en roept 'Vermoord ze, vermoord ze'. „Wat wil je", besluit De Schaepdrijver. „Frankrijk was leegge bloed, terwijl de Belgische koning Albert, terecht overigens, vier jaar lang zuinig was geweest op het bloed van zijn solda ten. En dan opperden de Belgen in Ver sailles ook nog het onzalige idee om Nederlands grondgebied, Zeeuws-Vlaan- deren en Limburg, bij België te voegen. Hadden ze iets handiger geopereerd, dan hadden ze toen misschien wel de kwestie van Antwerpen en de Westerschelde, die tot vandaag toe sleept, kunnen oplossen. Maar de Nederlandse diplomatie was ein deloos veel gewiekster en geslepener dan die van de Belgen." Ernst Jan Rozendaal Lezing: 'Propaganda in de Groote Oorlog', door Sophie de Schaepdrijver, woensdag 8 sep tember in Porgy Bess in Terneuzen. Aan vang: 20.15 uur. De Groote Oorlog is uitgegeven bij Atlas, f49,90. „Maar de onmiddellijke aanleiding was veel simpeler. Emile Brugman, van uitge verij Atlas, vond het raar dat er geen boek was over België in de Eerste Wereldoor log. Via de schrijver Benno Barnard kwam hij met mij in contact. Ik had net mijn proefschrift af. 'Waarom eigenlijk niet?', dacht ik toen hij het me voorstel de." Twee j aar geleden is De groote oorlog verschenen. Leven en sterven in de loopgraven, september 1916. Naderhand is door Vlaamse nationalisten wel gezegd: 'Het was lood om oud ijzer of we nu het Belgische establishment of de Duitsers steunden.' Maar het verschil was nogal duidelijk. Als met geweld censuur wordt opgelegd, als iederen zijn mond moet houden, hadden de Vlaams-natio nalisten zo verstandig moeten zijn en het fatsoen moeten hebben ook hun mond te houden."' Ideologie De Schaepdrijver spreekt als het over de Eerste Wereldoorlog gaat liever over 'me dewerkingsbereidheid' dan collaboratie. De samenwerking lag in de ideologische sfeer, er werd niet met de Duitsers meege vochten. Toch werd wel de kiem gelegd voor de collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog. „Er is een mythologie ont staan die buitengewoon heftig heeft inge werkt op een hele generatie Vlaamse jon gens. Het verhaal dat Vlaamse soldaten aan de IJzer de dood in werden gejaagd omdat ze de Franse bevelen niet konden verstaan is hardnekkig maar niet waar. Het idee bestond dat er bloed was gegeven maar geen recht verkregen. De Duitsers werden als Germaanse broeders gezien en de Vlamingen die na de grote oorlog tot gevangenisstraf waren veroordeeld als martelaars." „Die hele ideologie heeft vooral wortel geschoten in het katholieke Vlaamse mi lieu. Die mensen waren wrokkig omdat de katholieke partij na de Eerste Wereldoor log door de verruiming van het stemrecht zijn almacht had verloren. Voor de oorlog was de kleine burgerij nog een bloem in het weiland, weliswaar niet van een hoge re stand maar bevoorrecht ten opzichte van de arbeiders. Toen het vrede werd, waren ze ook gras. Ze zaten met een ont zettende wrok en rond die hele Vlaamse mythologie onderhielden ze een heuse li turgie. Compleet met hoogtij dagen, zoals die van de Ijzerbedevaart. Uit dat milieu is in de Tweede Wereldoorlog een hele zending jongens naar het Oostfront ge gaan. Want de tweede keer besloot men het harder aan te pakken. No more mister nice guy. 'Activisten willen we wezen, landverraders willen we zijn', was in 1940 een liedje van het Vlaams Nationaal Ver bond." Op haar beschrijvingen van het Vlaams nationalisme is door sommigen in België woedend gereageérd. „Het zouden alle maal leugens zijn. Mensen beloofden dat ze tegen me zouden uithalen, maar ik wacht nog steeds op de ultieme weerleg ging. Ik heb in het boek niet extra hard op het Vlaamse nationalisme ingehakt, ik heb wel de Vlaamse geschiedenis van dat soort aanwassen proberen te ontdoen. De herinnering moet niet verkeerd zijn, waardoor mensen met de verkeerde men taliteit de toekomst ingaan. De verdedi ging van het Nederlands in België is op zich een mooi verhaal. Ik heb in mijn boek Sophie de Schaepdrijver: „Het verhaal dat Vlaamse soldaten aan de IJzer de dood in werden gejaagd omdat ze de Franse be velen niet konden verstaan is hardnekkig maar niet waar." foto Frank Toussaint aandacht gevraagd voor wat ik de 'passie ve' zijde noem, waartoe de grote geesten van die tijd wel behoorden, en die met hele scherpe argumenten de Vlaamse zaak verdedigde." „Het idee dat wanneer je tegen het acti Vakantie. Even weg van alle dagelijk se beslommeringen. Genieten dus. Toch komen sommige mensen doodmoe van vakantie thuis, uitgeput van een we reld waar ze niet tegen opgewassen zijn. Want lang niet iedereen is in staat ook in onbekende oorden voor zijn eigen wel zijn te zorgen. Dus dalen bij slecht weer de grote somberheid en het chagrijn neer in plaats van dat wordt geprobeerd een leuk alternatief te vinden. Vakantie is een avontuur, hoe dicht je ook bij huis blijft. In het kleurrijke aanbod van de reisbu reaus worden reis en verblijf als een pro duct aangeboden, ais betrof het de aan koop van een koelkast. Maar dat kan niet. „Op reis verlaat je de vertrouwde wereld. Het is een avontuur, geen pro duct", zegt socioloog Jaap Lengkeek van de werkgroep recreatie en toerisme aan de Landbouwuniversiteit Wageningen. Met het ongewisse van een buitenlandse vakantie moet een toerist leren omgaan, vindt Lengkeek. In de reisbrochure ziet de vakantieganger jonge, gebruinde mensen op het strand in de weer. Een plaatje van een zonsondergang symboli seert romantiek. De zee of bergen vor men de achtergrond van een luxueus ho tel. Dat schept verwachtingen. Maar als de reiziger eenmaal op de plaats van bestemming is gearriveerd blijkt het strand overvol. En vanuit zijn kamer kijkt de hij uit op een rij vuilcontainers in het doodlopende straatje achter het ho tel. „Stemt de werkelijkheid niet over een met je verwachtingen, pas je dan aan," zegt de socioloog. „De vakantie ganger is verantwoordelijk voor zijn ei gen welzijn. Strand vol? Iets anders doen. Rotweer, terwijl je op zon had gere kend? Het museum in. Vaak genoeg heb ik in hotelkamers met zo'n bed waar je doorheen zakt een kast gesloopt om de deur onder de matras te leggen. Vóór het kamermeisje de volgende ochtend kwam, maakte ik die kast weer in orde. Dat is beter dan klagen." „Sommige mensen komen van vakantie doodmoe thuis", zegt Lengkeek. „Ze ra ken uitgeput van een wereld waartegen ze niet zijn opgewassen. Ze spreken er de taal niet en zoeken er moeizaam hun weg. Van de vertrouwde taakverdeling thuis is geen sprake meer. Wie houdt op vakantie eigenlijk de kinderen bezig?" Files En er zijn onaangename ervaringen. De op de parkeerplaats van het hotel lekge- stoken achterband, de badplaats die zo druk is dat je pas na uren merkt dat je niet je eigen zoontje urenlang in de gaten hebt gehouden, maar een ander kind, het vliegtuig dat op weg naar California we gens motorstoring moet terugkeren. En de files, niet te vergeten. „Toch vergeten veel mensen dat soort dingen snel", zegt Lengkeek. „Je bent er in elk geval uit geweest. Misschien wordt het de volgende keer leuker. Het moet wel heel erg zijn, wil je niet meer terug willen." Hij geeft voorbeelden: „Mis schien dat de mensen die in Faro bij het vliegtuigongeluk waren betrokken niet meer naar Portugal gaan. De Nederland se vrouwen die in Turkije werden ver kracht en in een ravijn gegooid, houden het daar ook voor gezien. Maar het moet wel om schokkende ervaringen gaan." „Je kunt er bijvoorbeeld van balen dat in Egypte iedereen j e iets wil verkopen. Dat is niet leuk. Of in Tunesië hinkt een bede laar op één been een kilometer achter je aan, in afwachting van een geldstuk. In Italië of Frankrijk kim je op een terras honds worden behandeld en als het even wil maakt een gauwdief je ook nog wat munten lichter. Maar open een kerkdeur v -r"7' Eenmaal op de plaats van bestemming blijkt een overvol strand vaak een bron van ergernis. foto Phil Nijhuis en je ziet de prachtigste fresco's; je reist door adembenemende landschappen. De balans slaat al gauw door naar de posi tieve ervaringen. Zelf ben ik in Rome wel eens belazerd door een taxichauffeur. Maar daar moet je niet over kniezen. Op vakantie loop je altijd wat risico's. Je bent een buitenstaander, een prooi." De vakantiekeuze is vaak een worsteling tussen ouders en kinderen. Op een kam peerterrein bij de boer vinden de kinde ren geen disco, op een camping aan de Costa Brava de ouders geen rust. Bertine Bargeman, assistente in oplei ding bij de vakgroep vrijetijdweten- schappen van de Katholieke Universi- teitBrabant, zegt: „Ik heb in het inkader van mijn promotieonderzoek gepraat met een gezin dat onderling ieder jaar een vakantie-enquête houdt: waar wil len we naartoe, wat gaan we er doen, hoe ver mag het zijn? Daar rolt altijd wel een compromis uit, bijvoorbeeld de eerste week kastelen kijken en de tweede week lekker surfen aan het strand." Volgens Greg Richards, docent toerisme aan de Katholieke Universiteit Brabant, is de relatie tussen werk en vakantie ver anderd. „Zwaar werk bestaat tegen woordig bijna niet meer, dus uitrusten van lichamelijke vermoeienissen is er meestal niet meer bijHet is nu anders om: zit je achter de computer, dan is een fysieke inspanning in de vakantie juist een goede ontspanning." Richards stelt ook vast dat werk en va kantie vroeger tegenstellingen waren, maar dat tegenwoordig elementen van het werk terugkomen op vakantie. „Een museumdirecteur zal in het buitenland musea bezoeken. Een internetter krijgt belangstelling voor de cultuur van een bepaald land en gaat er naartoe orri met mensen te praten. En soms begint een Nederlander een Grieks restaurant om dat hij op Kreta zo lekker heeft gegeten. Over hpe Nederlanders tot hun vakan tiekeuze komen, is betrekkelijk weinig bekend. Bertine Bargeman, die er onder zoek naar doet, zegt: „In de jaren zeven tig, tachtig dacht men altijd dat Neder landers zich grondig informeerden voor ze ergens naartoe gingen, dat ze alterna tieven tegen elkaar afwogen. Maar dat is niet zo. Vaak vertrekken vakantiegan gers onvoorbereid onder het motto 'Wat kan ons gebeuren?' en zoeken ze infor matie pas ter plekke. Daar hebben ze vooraf gewoon geen zin in." Het lezen van reisgidsen geeft voorpret. Lengkeek: „Wintersporters zijn nu al weer aanhetboeken, want de gidsen zijn uit. En als ze huncpoten breken, gaan ze het jaar daarop toch weer." Ook Bertine Bargeman vindt dat geen dwangmatig gedrag: „Je moet er soms snel bij zijn." Carlo Nagel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 27