In de duinen geschoven V ogelaar kickt op dwaalgasten PZC buitengebied**- door het oog van Wim Riemens mJ^ Centrum De Hoep in Castricum woensdag 25 augustus 1999 door Rinus Antonisse Niet iedereen is er even enthousiast over. Wanneer er tegenwoordig ergens in Nederland een zeldzame vogel wordt waargenomen, dan ziet het op de plaats van ontdekking in de kortste keren zwart van de mensen. Enthousiaste vogelaars die elkaar met grof camerageschut verdringen, om toch maar een glimp op te vangen van de bijzondere gast. Er is onder meer een speciale telefoonlijn om vogelspeurders te waarschuwen en ook internet bewijst in deze goede diensten. De twintigjarige Dutch Birding Association heeft in deze baanbrekend werk verricht. Er is onder vogelliefhebbers ook een stroming die de massale toestroom - als geldt het een bezoek van hare majesteit, een beroemde filmster of een razend populaire popgroep - afwijst. Nog afgezien van het feit dat door de filevorming een zeldzame vogel wordt opgejaagd en snel opkrast, moet zo'n dier in alle rust op de voor hem vreemde stek kunnen verblijven. Vroeger was dat ook zo. Een eenzame vogelkenner legde de ontdekking vast en die werd in alle rust bekend gemaakt. Nu is dat door de eigentijdse communicatiemiddelen anders. Of dat massale nodig is? Dankzij de moderne visuele hulpmiddelen (foto, film, video) is het veel gemakkelijker een waarneming vast te leggen enhet zo belangrijke bewijs te verzamelen. Dat hoeft niet in honderd- of nog veel meei*voud. Waar het in elk geval om gaat is dat er waarnemingen worden gedaan, of dat nu individueel of in groepsverband gebeurt. Die waarnemingen van voor Nederland zeldzame vogels worden inmiddels zo'n twee eeuwen vastgelegd. In die periode zijn er 468 wilde vogelsoorten gezien, waarvan meer dan 210 zeldzame (onder)soorten. De gegevens zijn verzameld in het boek Avifauna van Nederland 1, Zeldzame vogels van Nederland. Een bijzonder boek. De nadruk ligt weliswaar op zeldzame vogels - waarover een grote hoeveelheid informatie gegeven wordt - maar er wordt en passant ook een overzicht gegeven van alle algemene en schaarse soorten. Van de zeldzame vogels wordt aan de hand van bijna 800 diagrammen en verspreidingskaartjes aangegeven waar en wanneer ze zijn waargenomen en van elke waarneming is er een (kleuren )foto. Bijna allemaal zijn het unieke opnames. Het boek heeft een wetenschappelijke basis. Van alle waarnemingen worden datums, plaatsen, literatuurverwijzingen en andere bi jzonderhenden verstrekt Aanleiding voor het samenstellen van het lij vige standaardwerk was het twintigjarig bestaan van de Dutch Birding Association. Verspreiding Het ontdekken van een zeldzame vogel, een dwaalgast, is niet alleen boeiend en romantisch, maar ook van wetenschappelijk belang, stellen auteurs Arnoud van den Berg en Cecilia Bosman. Dergelijke waarnemingen kunnen inzicht verschaffen over de biologie van een soort en zijn nuttig voor algemene studies over onder meer vogeltrek, verspreiding en invloed van het weer. Al lang geleden werd ingezien dat het fenomeen van In januari 1992 zorgde een bijzon dere wintergast in Vlissingen voor opwinding onder vogelaars; ze stroomden van alle kanten toe om de grote burgemeester, een zeldza me mceuwensoort, te bekijken en te fotograferen. foto Lex de Meester dwaalgasten een uiting van een mechanisme is, dat ervoor zorgt dat een soort zich kan uitbreiden. Vaak werd het opduiken van een dwaalgast in eerste aanleg afgedaan als een onbelangrijke afwijking, terwijl later bleek dat cle vogel een voorbode was van een omvangrijke uitbreiding van het broedareaal of van een nieuwe trekrichting naar andere wintergebieden. Van de 468 wilde vogelsoorten die sinds 1800 in Nederland zijn genoteerd, zijn er 168 voor het eerst sinds 1898 vastgesteld en 126 sinds 1945. Het naoorlogse gemiddelde komt daardoor neer op meer dan twee nieuwe soorten per jaar. De meeste zeldzame soorten zijn in 1800-1997 vastgesteld in Noord-Holland (23,9 procent; 48 soorten). Zeeland scoort 8,9 procent; 17 soorten. De beste provincies zijn die met de langste kustlijnen, In Zeeland zijn in de Kop van Schouwen de meeste nieuwe soorten ontdekt: kleine springhaanzanger (1912), noordse boszanger (1935), grote franjepoot (1966), mongoolse pieper (1983) en maskergors (1986 In Sas van Gent werd in 1957 een poelruiter gezien en in 1989 een Siberische strandloper. Op Duiveland ontdekten vogelaars in 1933 een witvleugelstern en in 1979 een kleine geelpootruiter. De zeer zeldzame steppearend verbleef in 1967 inTerneuzen en daar kwam in 1989 ook de brilstern. Lepelaar Tot de zeldzame vogels in Nederland kon bijna ook de lepelaar gerekend worden. Het dier staat sinds 1985 op de nationale lijst van met uitsterven bedreigde en speciaal gevaar lopende soorten. Uitvoering van een speciaal soortenbeschermingsplan heeft het dier, met de karakteristieke snavel die aan het eind breder wordt, weer enige ruimte verschaft. Het aantal broedparen is inmiddels gestegen tot 1.000 in 1997. Wel blijft het aantal kolonies achter bij de groei van de aantallen broedparen. Toename van kolonies is van groot belang uit oogpunt van risicospreiding. Hoe het allemaal in zijn werk is gegaan staat in het boek Lang leve de Lepelaar. Daarin ook aandacht voor de ontwikkeling van de lepelaar in het Deltagebied (door Rob Hoekstra). De vogel blijkt het brakke Zeeuwse milieu te waarderen. Dat heeft ook te maken met het schoonmaken van vervuilde kreken en uitbreiding van natte natuurgebieden. Als kansrijke broedgebieden voor de lepelaar worden genoemd: Markiezaatsmeer, Krammer- Volkerakmeer, Saeftinge, Slikken van de Heen en de Middelplaten aan het Veerse Meer. In de laatste twee gebieden hebben de lepelaars al meerdere malen gebroed. Avifauna van Nederland deel 1, Zeldzame vogels van Nederland. Door Arnoud van den Berg en Cecilia Bosman. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Prijs f 79,90. Isbn 90 7434 5131. Lang leve de Lepelaar, vijfjaar samenwerken aan soortbescherming. Uitgave Vogelbescherming Nederland, Zeist. Prijs f39,95. Isbn 90 71473 04. Bijna was de Nieuwe Kerk in Zierikzee de weg van zovele beeldbepalende bouwsels opgegaan, oftewel met de grond gelijk gemaakt. De stiching Oude Zeeuwse Kerken stak daar tijdig een stokje voor. In 1977 nam de stichting de inmiddels vervallen kerk over voor een symbolische gulden van de hervormde gemeente. De kerk werd in mei 1848 in gebruik genomen en op eerste paasdag van 1971 vond de (voorlopig) laatste eredienst er in plaats. Het gebouw viel ten prooi aan vandalisme en dreigde te worden gesloopt. Met grote financiële steun van de overheid en particuliere fondsen (er was ruim vier miljoen gulden nodig) is het kerkgebouw in de periode 1977-1988 fasegewijs gerestaureerd. Alweer ruim tien jaar staat de Nieuwe Kerk aan de voet van de Sint- Lievensmonstertoren weer te pronken in monumentenstad Zierikzee. Als een fraai voorbeeld van negentiende eeuw (kerkelijke) architectuur, met onmiskenbare invloeden van de waterstaatstijl uit die tijd. Op de plaats waar de kerk staat, werd mogelijk in de tweede helft van de tiende eeuw al een houten kerk gebouwd. In het midden van de twaalfde eeuw volgde een tufstenen basiliek, die naarmate de welvaart van de stad toenam, werd uitgebreid. De kerk was toegewijd aan Sint-Livinus. In het eerste kwart van de zestiende eeuw kwam een geheel nieuwe Sint-Lievensmonsterkerk gereed. Een laat-gotische hallenkerk met een vloeroppervlak van 4.100 vierkante meter de grootste van Zeeland en vergelijkbaar met de Sint-Bavo in Haarlem en de Sint- Janskathedraal in Den Bosch. Deze fraaie kerk werd in 1832 door brand verwoest. De sloop van de bouwval duurde tot 1834. De brand onstond door het achterlaten van een open vuurpot waarmee loodgieters werkten, maar mogelijk ook doordat de organist 's-avonds met dames een feestje hield, waarbij niet zorgvuldig met kaarsen werd omgegaan. Nieuwbouw vlotte niet erg. Architect P.Huijsers uit Breda ontwierp een koepelkerk die te duur bleek. Daarna schetste hij een kruiskerk en die mocht Huijsers bouwen. Hij ging echter in 1836 failliet en pas in 1845 werden de nieuwbouwplannen weer opgepakt, nadat marineopzichter L. Valk en de Middelburgse architect G. H. Grauss nieuwe ontwerpen hadden gemaakt. Door ingrijpen van waterstaatingenieur A Caland ontstond de huidige zaalkerk. Hoewel de benaming Grote Kerk formeel niet juist is, evenals de naam Sint-Lievensmonsterkerk, zijn beide goedgerekend. Ook Zierikzee was correct. Veel goede oplossingen. De kerk is een herkenbaar element in Zierikzee en vér daarbuiten. De winnaars zijn: W, Schot, Oosterland, S. Scheele-Vermeulen-Zierikzee en H. Nelisse, Rotterdam. Zij ontvangen een waardebon. De vraag van de nieuwe opgave luidt: in welke plaats staat het monument op de foto? Oplossingen kunnen tot en met uiterlijk zaterdag 28 augustus worden gezonden naar: redactie PZC Buitengebied, postbus 18, 4380 AA,Vlissingen. Faxen kan ook: 0118-470102 of e-mailen: redactie@pzc.nl. Onder de inzenders van goede oplossingen worden drie waardebonnen verloot. door Jeroen Vliegenberg Het begon op camping De Bakker, het eerste kampeerterrein van Nederland begin jaren dertig. Een klein bezoekerscentrum voor de campinggasten. Vanaf 1983 was het bezoekerscentrum een wegwijsmuseum. In oktober 1994 werd Bezoekerscentrum De Hoep in Castricum officieel geopend. Het centrum, ontworpen door Maarten Min, is met 1600 vierkante meter tentoonstellingsruimte het grootste bezoekerscentrum van Europa. De Hoep is afgeleid van hoepel, de hoepelvormige boog van middenduin naar zeeduin en de nabij gelegen Hoepbeekse afwatering. Het centrum ligt midden in het Noord-Hollands Duinreservaat, een gebied van 5700 hectare dat zich uitstrekt tot aan het Noordzeekanaal bij Wijk aan Zee. Een markant ontworpen gebouw dat zo neergezet is dat het net lijkt alsof het in zijn geheel onder de duinen is geschoven. De buisvormige entree verbeeldt de ingang van een konijnehol. Eenmaal binnen symboliseren de zilverkleurige verwarmingsbuizen de wortels van struiken en planten. Het interieur is geschilderd in blauwe (water) en groene (natuur) tinten. Voor de constructie is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke materialen als beton en hout. Bovenop het gebouw is een vegetatiedak gemaakt dat met kruidenplanten is bezaaid. Een boswachter onderzoekt samen met een bioloog hoeveel planten erbij zijn gekomen. De boswachters verzorgen voor bezoekers van De Hoep excursies, en daarnaast houden ze zich bezig met het monitoren van planten en het onderhoud van het duingebied. In het bezoekerscentrum is een permanente tentoonstelling over natuurbescherming, drinkwater en het duinleven in een notedop. Er zijn ook maquettes van zeedorpenlandschappen, bollenteelt en duinakkertjes te zien waarop in de 17de eeuw (en hier en daar nog steeds) duinaardappelen werden geteeld. Vijftien items, in de vorm van fotopanelen leiden de bezoeker door de tentoonstelling. Een filmpje in de moderne filmzaal toont een historisch overzicht van het duingebied. Het personeel heeft veel geleerd waar je op moet letten als je een tentoonstelling inricht. Een zogenaamd aaikonijn werd dusdanig geknuffeld dat het onherstelbaar beschadigd raakte. Opgezette vogels in bomen, werden soms meegenomen of vernield. Ook een opgezette buizerd moest het al snel na de opening in 1994 De achterzijde van het bezoekerscentrum De Hoep. ontgelden. Het beest had een dood konijntje in zijn bek. Om het wat dramatischer te maken besloot het personeel wat nepbloed op het konijntje te strijken. Tot grote afschuw van de jeugdige bezoekei's die bij de aanblik van dat zielige konijntje zo razend op de 'meedogenloze' roofvogel werden, dat de buizerd voor alle zekerheid definitief moest worden uitgeschakeld. Er bleef weinig van over. Een opgezette vos, eveneens een liefhebber van konijnen, heeft nu de plaats van de buizerd ingenomen. Alles staat nu voortaan achter glas. Waterfabriek De trots van het centrum is een nagebootste hypermoderne waterfabriek. Via de membraantechniek, buizen gevuld met duizenden op elkaar gepakte rietjes, wordt het water gefilterd en gezuiverd. In het gebouw zijn ook praktikumlokalen bedoeld voor basisscholen, maar ze bieden ook onderdak aan verschillende natuur- en milieuverenigingen. Ongeveer 6 miljoen mensen bezoeken jaarlijks de Noord- Hollandse kust. Natuurbeheer en recreatie vormen de belangrijkste taken van het bezoekerscentrum. Veel toeristen kiezen voor een wandelexcursie die onder leiding van boswachters wordt gehouden. Jaarlijks trekt De Hoep 120.000 bezoekers. Onlangs werd de 500.000ste bezoeker geteld. Het duinbeheer neemt een belangrijke plaats in de expositie in. Het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord- Holland (PWN) is ontstaan uit een aantal particuliere waterleidingbedrijven die door de provincie zijn opgekocht. Het waterleidingnet groeide gestaag doordat steeds meer gemeenten zich aansloten. Als gevolg daarvan en de toenemende hygiëne en de aanschaf van wasmachines daalde het grondwaterpeil in de duinen meters. Door oppervlakteinfiltratie dreigden de duinen uit te drogen. Tussen 1957 en 1975 werd water uit de Lek en de Rijn naar het duingebied getransporteerd waar het vervolgens werd voorgezuiverd. Rietjes Het PWN distribueert water in de hele provincie Noord-Holland, met uitzondering van Hilversum en de regio Amsterdam. Door het zuiveren van water afkomstig uit de Rijn en het IJsselmeer wordt een groot deel van de provincie van drinkwater voorzien. Het water wordt in de duinen geïnfiltreerd en een maand later teruggewonnen en getransporteerd naar bedrijven in Bergen, Castricum, Wijk aan Zee en Overveen waar het wordt nagezuiverd tot drinkwater. Sinds 1995 bouwt PWN een nieuw productiebedrijf in Heemskerk, waar een deel van het aangeleverde water door membraantechniek een geavanceerd systeem waar met behulp van heel fijne rietjes het water wordt gefilterd. De bedoeling is om vanaf het jaar 2000 het hele gebied waarvoor PWN verantwoordelijk voor is, te voorzien van zacht water. Bezoekerscentrum De Hoep, Johannisweg 2,1901 NX Castricum, telefoon 0251-662235, geopend van dinsdag tot en met zondag van 10.00 tot 17.00 uur. Toegang is gratis. Met leskist (kruiwagen) in de tuin van De Hoep. foto's NV Waterleidingbedrijf Noord-Holland

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 26