Kreukels, files en verlaten wandelpaden PZC zeeland 20 Achter de kust lonkt de vrije ruimte vrijdag 6 augustus 1999 Banjaard (Noord-Beveland) Roelshoek (Krabbendijke) foto's Lex de Meester Philippine door Roelf Reinders Ze durven het bijna niet te zeggen, de meisjes van de reisbureaus. Maar ze bedoelen: Zeeland is vol. De kust ja. Handdoekje-handdoekje. Maar probeer het eens vrat ver der landinwaarts. Kun je je kont nog eens keren. Even geen zand tussen je tenen. Een rond je Zeeland in vakantietijd, weg van de kust. Niks geen onraad op de radio, de afvaart is 'normaal'. Toch staat er een lange rij auto's voor het veer naar Breskens. De Ko ningin Beatrix is net weg. Por tiers gaan open, benen zwaaien langs de stoelen. De patatboer verkoopt z'n eerste biertjes. Even over tienen. „Wat dat be treft zou het goed zijn als die tunnel er ligt. Fred Mewe doet de promotie voor Bief en hij baalt. Hij moet naar Hulst maar Kruiningen-Perkpolder vaart niet. Kapotte brug. „Ik had ook de Liefkenshoektun- nel kunnen nemen." Maar Me we dacht: 'Als ik nou doorspeer naar Vlissingen'. „Strand ik hier op honderd meter!" Hij kan er hard om lachen en draait z'n hoofd met een passerende vrouw mee. Mewe weet welk nummer de nieuwste single van Blof wordt: 'Zaterdag' In Philippine zijn de terrassen vrijwel leeg. In een hoekje drinkt een bejaard stel rode wijn bij de mossels. Het is nog ochtend, maar binnen bij mos selrestaurant De Oude Haven is het afgeladen. Honderd vijftig mensen willen mossels eten. Die krijgen ze in pannen als af wasteiltjes. „De eersten zaten er al om elf uur", zegt eigenaar Frans Vermeirssen. Het zijn vooral Belgen. „Die beginnen gelijk met bier", zegt Vermeirs sen. „Da's niet als de overkant. Daar is het eerst vier koppen koffie en dan misschien nog eens een biertje." Mondig Vermeirssen zegt dat de Neder lander de mossel nu ook heeft ontdekt. „We nodigen journa listen van de Flair en de Libelle uit. Want de mensen zijn het niet gewend, hè, mossels. Ne derlandse kinderen vragen nog altijd om frikadellen. Dat doen we dus niet." Die Belgen, die moet je goed spul geven, zegt hij. „Belgen geven niet snel commentaar. Als het niet goed is, zie je ze gewoon niet meer te rug. Maar Nederlanders begin nen gelijk. Die zijn zo mondig geworden. Dat is de laatste twintig jaar flink versterkt, vindt u niet?" Twee verzopen wandelaars lo pen langs de weg van Hulst naar Axel. Het eerste buitje vandaag voor de Utrechters Wim Blom en Heieen Klop. Vannacht ook al onweer gehad. De rugzakken met tent, eten en brander wegen vijftien kilo. Ze doen het grensstadpad van Sluis naar Valkenswaard. Driehonderd kilometer, maan dag begonnen; moet in twee weken lukken. Blom was vroe ger al wel in Zeeuws-Vlaande- ren geweest. Z'n ouders hadden vrienden in Brouwershaven en dan gingen ze wel eens naar het strand van Cadzand. Het wan delpad loopt dwars door ak kers en weiden. „Verlaten mooi", zegt Blom. Kreukels Het water van de Oosterschel- de bij Roelshoek staat laag. De familie Van Hassel - man, vrouw, twee jongetjes - uit Roo sendaal waagt zich op de glad de stenen met wieren. Moeder Marian: „Kreukels zoeken. Of mag dat soms niet? Vroeger kwam ik hier met m'n ouders ook al zoeken. Nu komen we hier éénkeerper jaar. Vorigjaar met die slechte zomer trouwens niet. We hadden ook naar de kust kunnen gaan of naar een pretpark. Maar daar is het zo druk, dat hoeft niet van ons. Met kreukels zoeken zijn ze ook weer een dag bezig. Zes weken vakantie is lang hoor." Geen visserslatijn voor die twee Belgische vissers bij de sloot in Schuddebeurs. Het wil voor geen meter bij Ludo van der Putten. Net zo min als bij z'n vismaat Sam van Ravestijn. IJzendijke Vlissingen Sam zat hier al om acht uur, Lu- do kwam drie uur later. En ook al hebben ze nog geen paling gevangen, ze blijven tot negen uur. „Gezellig met m'n maat", zegt Van der Putten. Tussenzijn visparaplu en die van Sam zeker dertig meter. Van der Put ten komt al 25 jaar met vakan tie naar Schouwen. Steeds de zelfde camping in de buurt. Daar kent hij Sam ook van. Die kwam daar al vanaf z'n achtste met z'n pa. „Eerder nog zaten we op de camping bij Zie- rikzee", vertelt Sam over vroe ger. „Daar waar nu al die dure woningen staan. Toen ze gingen bouwen, moesten we weg." Dode karpers Volgens Van der Putten liggen er bij die sloot achter de boer derij met de leeuwenkoppen bij de oprijlaan tientallen dode karpers. Op de aangewezen plek pakken twee Hagenezen met grote brillen hun visboeltj e bij elkaar. De één wijst: „Daar liggen d'r een stuk of vijf. Ie mand heeft ze aan de wal ge legd. Vanochtend dreven ze voorbij in grote getale. Eeuwig zonde." De lijven van de dode karpers zijn flink opgeblazen. Het internationale Scouting- gezelschap rust even uit langs een weggetje bij De Banjaard. Duitsers, Roemenen, Engelsen, Oost-Souburgers, ze hangen wat. Ze zijn aan het hiken, twee dagen lopen en slapen in het bos. En als ze hiken, geen drank. „D'r zitten ook kleintjes bij", zegt subkampleider groep A Pier Bos. „En dan ben je ook zo gaar, weet je." Maar anders gaat er wel een biertje in 's avonds, formuleert hij voor zichtig. Maar wel om zeven punt dertig weer op. „Mannen in de avond, mannen in de och tend." Ze slepen de hele dag een Roe meens meisje mee op een bol derkar. Ze is gevallen met de fiets en heeft haar voet ge kneusd. En omdat dat zo zielig is, mag ze mee op de kar. „Roe menen kunnen niet fietsen", roept een ventje. Pier: „Vier zijn er gevallen. Eén is zelfs naar het ziekenhuis geweest." Schuddebeurs

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 32