Hedendaags Tibet vertelt Piet Gerbrandy dicht een onneembare vesting Dromen zonder einde Altijd rauw en direct, maar wel literair s'UI&'it mM Reisverhalen Annelie Rozeboom Ivrp kunst riüV cultuur Debuut Miguel Declercq Hermine Landvreugd WK Wmii IC De Potala, het winterpaleis van de Dalai Lama in Lhasa. e Nederlandse literatuur is rijk aan reizende schrijfsters ofwel schrijvende reizigsters. De bekendsten van hen zijn waarschijnlijk Lieve Joris en Carolijn Visser, maar ook Annelie Rozeboom hoort tot het gezelschap. Sinds 1987 woont ze in China, ze schreef een boek over het dagelijks leven in dat land. Onlangs verscheen van haar Wachtend op de Dalai Lama, over het leven in Tibet en het bestaan van de Tibetanen. Annelie Rozeboom Voor een tempel in Lhasa, de hoofdstad van Tibet, wordt Annelie Rozeboom aangesproken door een oude vrouw. Een bedelares, neemt ze aan en ze stopt haar wat geld toe. Dat was helemaal niet de bedoeling, zo blijkt. De vrouw had gehoopt dat uit de tas van de westerling een foto van de Dalai Lama. de geestelijke leider die in ballingschap leeft, te voorschijn was gekomen. Eenmaal hierop attent gemaakt letterkundige kroniek hoort de schrijfster de vraag overal: 'Dalai Lama picture'. De Tibetanen willen kennelijk andere dingen dan je zou verwachten. De Chinese bezetters van him land gaan er vanuit dat zij geld, vooruitgang en welvaart wensen. Maar menigeen hecht veel sterker aan de eigen religie, de eigen natie, de eigen identiteit. Tibet prikkelt de fantasie van menige westerling. Nergens zijn de geesten en goden zo dichtbij als hier op het dak van de wereld, geloven zij. Annelie Rozeboom laat zich in haar boek Wachtend op de Dalai Lama - een aantrekkelijke mengeling van reisliteratuur en reportage - niet meeslepen door alle legenden over het land. Ze kan haar sarcasme nauwelijks bedwingen als ze schrijft over verwarde figuren uit Amerika en Europa die zich komen laven aan de heiligheid van Tibet. Ze noemt zichzelf met reden een 'bezoeker die niet in hogere sferen verkeert'. Zodoende heeft ze meer oog voor 'de harde werkelijkheid van het straatarme' land dan de meeste anderen. Zelfs wanneer ze met de Dalai Lama spreekt, blijft ze nuchter Vergeefs zit ze te wachten op haar bekering, schrijft ze spottend- Ze benadert hem niet als Zijne Heiligheid, maar als een verstandige excellentie. Juist die houding maakt Annelie Rozeboom tot zo'n geschikt persoon om over het hedendaagse Tibet te schrijven. Ze stelt zich onpartijdig op en probeert iedereen recht te doen. Ze kent, na j arenlang in China te hebben geleefd, 'de goede kanten en de onhebbelijkheden van de Chinezen'. Ze weet dat zij niet de monsters zijn waar ze soms voor worden uitgemaakt. Terwijl de Tibetanen op haar 'niet de heilige indruk (maak ten) die ze in de westerse pers wel wordt toegedicht'. Haar streven is de situatie zo goed mogelijk te beschrijven, zoiets als een boodschap of een oplossing heeft ze niet. Het boek bestaat vooral uit levensverhalen, heel indringende levensverhalen vaak. De schrijfster laat vertegenwoordigers van alle zijden aan het woord. De sprekers zijn zo gekozen dat je een compleet en genuanceerd tegenwoordig groot, eer de Chinezen kwamen was voor velen het leven echter minstens even zwaar De Chinese propaganda mag daarvan een al te zwart beeld hebben gegeven, de visie van de Tibetaanse vluchtelingen die zich in India verzamelden is juist al te rooskleurig. De schrijfster vond met enige moeite iemand die in het vroegere stelsel slaaf is geweest. „Ons leven is er echt op vooruitgegaan", zegt de man die nu de beschikking heeft over wat land. Tegen de terugkeer van de Dalai Lama maakt hij geen bezwaar, want de communistische partij zal hem dan beschermen. Een Tibetaans partijlid betoont zich ook redelijk tevreden. In Peking spreekt Annelie Rozeboom met een van oorsprong Tibetaanse acteur, gespecialiseerd in het vertolken van Mao Zedong. Hij beeld krijgt. Hoe neutraal Annelie Rozeboom het ook allemaal brengt, onvermijdelijk gaat de lezer conclusies trekken uit dit mozaïek. Je moet dan vaststellen dat Tibet groot onrecht is gedaan en dat de Tibetanen wreed worden onderdrukt. Maar evengoed wordt duidelijk dat de bedoelingen van de Chinezen niet eens puur slecht zijn geweest. De armoede is is heel openhartig tot de kwestie Tibet aan de orde komt: „Kunnen we ergens anders over praten?" Die veelzeggende zwijgzaamheid herhaalt zich regelmatig. Een monnik uit een Tibetaans klooster schrikt als hem naar de demonstraties van 1987 wordt gevraagd: „Eh, die kan ik me niet meer herinneren." Een Chinese bestuurder voelt zich in alle oprechtheid een weldoener. Hij hoopt dat op zijn graf komt te staan: 'zoon van het Tibetaanse volk'. En zonder blikken of blozen verklaart hij „Eigenlijk is de partij de beste levende boeddha." Een levende boeddha die sinds de invasie van 1950 een miljoen levens eiste en vrijwel alle heiligdommen verwoestte. Nog altijd vallen er slachtoffers, vele Tibetanen proberen te vluchten. Ook zij mogen him relaas doen. De monnik Bhagdro vertelt over de martelingen waaraan hij werd onderworpen. Annelie Rozeboom vond een Nederlandse ooggetuige van een Chinese schanddaad. Opmerkelijk is dat heel wat kinderen Tibet verlaten vanwege het beroerde onderwijs. Ze vertellen allemaal hun verhaal: de angstigen en de argelozen, de onderdrukkers en de onderdrukten, de blijvers en de ballingen. De schrijfster sprak met een nomade, met een teruggekeerde vluchteling en met de man die het officiële medium is voor het staatsorakel van de Dalai Lama. Ze gaat in op het kloosterleven in Tibet dat met zpveel argwaan door de Chinezen gevolgd wordt. We lezen over het bestaan in het dorp in India waar de Dalai Lama woont en allerlei organisaties zijn opgericht. „Het is in de Indiase bergen één groot praatoefenkamp", stelt ze ironisch vast. Toch is dat praatoefenkamp voor heel wat Tibetanen een paradijs. Al was het maar omdat ze hier niet meer vergeefs aan westerse reizigers om zo'n verboden foto van hun vereerde leider hoeven te vragen. Voor een vluchteling is het „net een droom, al die foto's van Zijne Heiligheid overal." Hans Warren Annelie Rozeboom: Wachtend op de Dalai Lama. Een reis door Tibet - 24.4 pag./f 34,90 - Prometheus, Am sterdam. We hebben in onze literatuur verschillende dichters die de lezer uitbundig welkom he ten in him werk. Leo Vroman is vanwege 'Voor wie dit leest' het bekendste voorbeeld. Hij richt zich direct tot ons: 'Lees dit dan als een lang verwachte brief,/ en wees gerust, en vrees niet de ge dachte/ dat U door deze woor den werd gekust:/ ik heb je zo lief. Piet Gerbrandy (geb. 1958) is beslist niet zo'n hartelijke dichter. Hij lijkt zich juist vijan dig tegenover de lezer op te stel len. Zo vat ik tenminste het hier bij afgedrukte gedicht op, te vinden in zijn onlangs versche nen tweede bundel Nors en zon der haten. Hij ziet zijn poëzie blijkbaar als een vesting waarin hij zich heeft verschanst. Plet is een bolwerk van een zeer harde steensoort, 'van op maat gezaagd ba salt'. Dat op maat gezaagd is een juiste omschrijving van zijn werk: hij besteedt veel aandacht aan de vorm, aan de klank vooral. Maar toegankelijk worden zijn gedichten daardoor niet. 'Gelul', zoals hij alle pogingen tot interpreta tie noemt, mag er geen vat op krijgen. Met wie toch probeert naar binnen te komen in deze vesting, loopt het vermoedelijk verkeerd af. De tinnen van het bolwerk spuien pek, zo dreigt de dichter in de laatste strofe. Het is juist die afwerendheid die Gerbrandy's werk aantrekke lijk maakt. Uitgerekend de bar rières prikkelen je om te achter halen wat al die orakelspreuken hebben te betekenen. Deze poë zie bevat opvallend veel retori sche vragen, vragen waarop blijkbaar geen antwoord wordt verwacht, vragen als 'Bevind ik mij in bijheid?/ Fiets ik waarts? Kent u temet/ de stede waar ik vrede blus?' De dichter bedient zich graag van wonderlijke Piet Gerbrandy Bolwerk van op maat gezaagd basalt waarop gelul geen vat. Geen mens komt erin, geen beminde, geen blijde, geen ijlboden vergende maren. Wien lef, sla een bres, verstand zal hij verderven. Want pek spuien tinnen ivaar blakerend blauwbaard minzuchtige roodborst vermorzelt. wendingen en bouwt vreemde zinnen. Overal vallen woorden weg. Hij schrijft bijvoorbeeld 'Moet hij dat hij zo'n/ vaart er gens heen?' (zonder heeft dus), of 'Wees op hoede', of 'Er kwam niet van'. Met gezegden speelt hij, we lezen onder meer over 'roet in voer' in plaats van over 'roet in het eten'. En waar je 'Aan alles kwam een eind' ver wacht, komt hij met 'Aan alles kwam een dooi'. Piet Gerbrandy, die in Winters wijk woont, heeft het een en an der gemeen met de in Winters wijk geboren Gerrit Komrij. Ook de laatste is er alles aan ge legen de lezer op afstand te hou den. Overeenkomsten zijn er eveneens in hun wereldbeeld. Overal heersen bederf en dood. Over de liefde wordt in ontluis terende bewoordingen geschre ven. De bedscènes bij Gerbran dy hebben niets zoetelijks: 'Ten vliering neuken boeren hier; hun geesteszieke nichten er hun/varkens veinzen pest.Of j( moet je alleen behelpen: 'Bijt üj uw molligste kussen,/ berijd et uw kut van kapok.' Net als in zijn eerste boek Wel overwogen en onopgemerkt komt het uiteindelijk tot eer soort berusting, een aanvaar ding van het leven. In het mottff van deze nieuwe bundel wordt dat al uitgedrukt. De als altijd weinig toeschietelijke dichte: laat de Griekse woorden onver' taald, vermeldt niet eens dt bron. Maar het gaat - wanneei, ik een bres mag slaan in Ger-i brandy's bolwerk - om een ci- taat uit Xliar van Homerus 'Want dJ schikgodin- j nen gaven aar 1 de mensen eer i hart dat vee' kan door-j staan.' Inzijngedich- ten valt eer hierop geïn( spireerde hoiL 1 ding te beluis- teren. Eer I vrolijk be- staan staat ons niet te wachten: 'Vriender' 1 werden mensen/ die nooit kwa- men. Vreugde bleek/ een woord - van zeven letters// dat je in je wangen korf.//De jaren die nog - moesten dacht je om'. Maar we - moeten verder leven en mis- schien helpt daarbij dit welge- 1 meende advies: 'Houd het hoofc i gesloten voor/ wat laakt er blaakt en schoei/ de moede hie! i in blaren, eelt/ uw ziel'. Achter - de grimmige kantelen van Ger- 1 brandy's vesting houdt zich een dichter schuil die ons lezers ne: 1 zo'n warm hart toedraagt al| Vroman. h H.Wi Piet Gerbrandy: Nors en zonder hs ten. Gedichten - 72 pag,/ 29,90 r' Meulenhoff, Amsterdam. Een debutant die dit durft te schrijven: en de spots waren gedimd tot lichtdioden, maar het doek gaf af en toe een wazig, dronken schijnsel af dat, lenig als een twintigjarige ou vreuse met een volleybalverle den, een collectie zwemdiplo ma's en een tweetal zwarte gordels, de gezichten van het slapende, teleurgestelde, en thousiaste, popcorn kauwende en frisdrank slurpende publiek verkende, hun pullovers, T- shirts, hemden ook, hun handen en gebreken (iemand peuterde voortdurend in zijn neus, je buurman duwde (met een vreemde, ambigue grijns en fon kelende druppeltjes op zijn ge looide voorhoofd) een ontsto ken, groen omrande steenpuist uit, een meisje pulkte uit verve ling of gewenning aan haar lin ker grote teen en rook vervol gens aan de vingers die de klus hadden geklaard)', is niet bang uitgevallen. En dan heb ik hier boven, om u niet meteen uit deze recensie weg te jagen, nog maar de helft van een zin overge schreven. Miguel Declercq (1976) heeft met Wat Chloë overkwam een labyrintische, droomachtige ro man geschreven waarmee hij bij de lezer een enorm beroep durft te doen op geheugen, inbeel dingsvermogen en lenigheid van geest. Declercq heeft er een handje van om zijn lezer voortdurend op het verkeerde been te zetten: door in verschillende hoofd stukjes (van soms maar een hal ve pagina) steeds van perspec tief te wisselen, zonder dat je een flauw idee hebt in wiens hoofd je nu weer verzeild bent geraakt. Is dat erg? Wel als je vanaf het begin alles wilt begrijpen. Min- der als je erop vertrouwt dat De clercq weet waar hij mee bezig is. Waarom je dat vertrouwen zou hebben? Omdat het vanaf pagina 1 zo klaar als een klontje is dat er een begaafd verteller aan het woord is. Dat scheelt, want daarna is het of je in een cakewalk stapt, of beter: een he le rare droom. Er is een Chloë en die is dood. Declercq wekt de indruk, alleen al door de titel van zijn romari dat hij gaat vertellen hoe dat n is gekomen. Dat doet hij ook, o| g het allerlaatste moment, maa: h voordat het zover is ben je va: k de ene scène in de andere getui- tl meld, je bent voortdurend ver- dwaald, niet voor niets noem! °i hij de hoofdstukindeling 'Be- w wegwijzerlng': je slaapwandelt als het ware door de geschiede- w nis van een man en een vrouw Zoveel is duidelijk: die vrouwii b: niet al te fraai aan haar eind v< gekomen. Maar Declercq weef Vl door dit op zichzelf al ingewik- h' kelde verhaal nóg een verhaal' ei Een auteur, die Miguel Declerc w heet, wordt opgebeld door eet Vl jonge journaliste die een inter-! view wil afnemen. Haar naamü! Chloë. En Declerq valt als ee: blok voor haar. Het 'Intermezzo' dat midden ii deze roman opdoemt, zon dei dat het verband met de rest var het boek lijkt te houden, is ds sleutelscène. Na het lezen vat het boek is het alsof je wakke: wordt uit een nauwelijks na li vertellen droom.Een droom kus je helaas geen tweede keer dra men. Wat Chloë overkwam kut je herlezen. Zeker doen. j j Bram Hulzeboi e) tl cl Miguel Declerq: Wat Chloë om kwam - Arbeiderspers, Amsterdam 163 pag., f29,50-. JJ 0] hi Kont achteruit. Hoerig heet de derde ver halenbundel van Hermine Land- vreugd. Een toepasselijke titel voor dit boek, waarin op verrassend onbevlogen toon over seks wordt geschreven. Haar pro za is altij d rauw en direct, wat overeenstemt met de mensen die in deze schetsen de hoofdrollen hebben. Zij houden zich op aan de rand van de samenleving. Veel van de vrouwen gedragen zich als hoeren, veel van de mannen zijn misdadigers. Drugs zijn vaak een vanzelfsprekend onderdeel van hun bestaan. En ze hebben al een heleboel relaties achter de rug. Ze leven slordig en gevaarlijk. Over wilskracht beschikken ze niet, ze voelen zich nergens voor verant woordelijk, laat staan dat ze een doel voor ogen hebben. Zo'n fijnzinnig tijdverdrijf als literatuur en zo'n ruige wijze van leven lijken moeilijk Hermine Landvreugd met elkaar te rijmen. Hermine Landvreugd heeft geen moeite met de combinatie, ze voelt zich in beide werelden thuis. Haar zin nen mogen nog zo'n heftige indruk maken, ze getuigen wel degelijk van een opvallende beheersing. Aan de stijl, hoe vanzelfspre kend die ook overkomt, is grote zorg be steed. Want probeer maar eens mensen zo natuurlijk te laten praten, zo levensecht te laten denken als in deze negen schetsen over de marge van de maatschappij gebeurt. De jonge vrouwen die in de verhalen als ver telster optreden, lijken weerbaar genoeg te zijn. Een van hen doet al jaren aan kick boxen, een ander neemt bokslessen. Deson danks laten ze zich steeds weer ringeloren door mannen. Ze willen wel ontsnappen, maar doorgaans komt dat er niet van. Al leen het meisje uit het titelverhaal neemt ontslag wanneer ze haar baas heeft moeten bevredigen. Dat was gebeurd op een dag dat ze al een nare ingreep had moeten onder gaan: 'Als ik eraan denk voel ik die harde metalen eendenbek weer en hoor ik het ge luid dat lijkt op dat van het machientje waarmee de tandarts speeksel wegzuigt.' In 'Recht uit het achterraam kijken' gaat het over een meisj e dat van een j ongen houdt die meer in mannen geïnteresseerd is. Liefst laat hij zich voor zijn gunsten betalen. De vrouw uit 'Hoewel het zomer isheeft enkele jaren als prostituee gewerkt. Onlangs is Skin bij haar ingetrokken, hij heeft acht jaar in de bak gezeten. De vriend van de hoofdpersoon in 'Stas!' verdient z'n geld vooral door in drugs te handelen. Ook hij is al vaak met de politie in aanraking geko men, maar gewoonlijk gaat hij vrijuit door gebrek aan bewijs. Meestal laat Hermine Landvreugd het in deze bundel bij beschrij vingen waarbij een pointe uitblijft, maar deze tekst is vol dreiging. Het meest een verhaal en het minst een schets is het afsluitende 'Wat kijk je zorge lijk, schatje'. De hoofdpersoon is een prosti tuee die samenleeft met de jaloerse en ge welddadige bijstandstrekker Camiel. Erg diep gaan haar gevoelens niet: 'Camiels bal len likken of die van een klant, maakt gee: verschil.' Ze droomt ervan met haar vrienC te breken. Zelfs koestert ze illusies over ee; gelukkig gezinsleven: 'Een rijtjeshuis me! klimop tegen de gevel. Tussen de in de zo: glimmende blaadjes hangen spinnen, looij en tevreden schommelend in hun web. Eej praatje maken met de cassière in de buurt super, waar ik wel twee keer per dag om ee; boodschap ga.' Hier is iemand aan he woord die hoopt te ontsnappen aan die o; het eerste gezicht spannende, maar bij na der inzien lege wereld van Kont achteruil Hoerig. H.W Hermine Landvreugd: Kont achteruit. Hoedé Verhalen - 140 pag./f 29,90 - De Bezige Bij, Aft sterdam. ipfpfïï'ï f vrijdag 6 augustus 1999

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 10