Eerlijk zullen we de mooie plekjes delen
elkaar
voor
PZC
reportage zaterdag 3 juli 1999 27
RUDEN RIEMENS
FOTOGRAFIE
Het toppunt van geluk voor de
gemiddelde Nederlander is wonen in
een dorp met alle stadse gemakken in de
buurt. Daarop is dit dichtbevolkte land
echter niet berekend. Daarom ziet de
overheid het liefste dat de Nederlander in
de steden blijft wonen en dat het groen
onbebouwd blijft. Maar daaraan wordt
getornd en geknabbeld. Industrie,
milieugroeperingen, stadsbestuurders,
vervoerders, kortom eenieder wil zijn deel
van de koek die ruimte heet. En minister
Pronk moet het straks allemaal eerlijk
verdelen.
Nee. Je moet er niet op rekenen dat de
ontwikkelingen in Drenthe worden
bevroren. De komende jaren groeit de be
volking met tien- tot vijftienduizend per
sonen. Ook zij hebben recht op woon
ruimte. „Maar dat zal niet leiden tot
grootschalige verstedelijking. Voor ons is
het kernwoord 'evenwichtig'. De stad zal
meer stad moeten worden, opdat het plat
teland behouden blijft."
Eric van der Bilt, rentmeester van de
stichting Het Drentse Landschap, woont
al jaren in het noordoosten van ons land.
Hij fietst echter nog wel eens door het
Groene Hart van Zuid-Holland. „Een
oerhollands landschap: het bulkt er van
de koeien en de sloten. Maar richt je blik
niet te ver want je ziet direct hier een flat
en daar een stad. Dat is het Groene-Hart-
gevoel."
Zo'n gevoel moet vooral tot die plek be
perkt blijven. „Je moet niet het risico lo
pen dat je elders landschappen gaat ver
pesten en dat je moet gaan verstedelijken
om het Groene Hart kost wat kost te be
houden." De open gebieden van Drenthe
en de andere noordelijke provincies, hun
open landschappen en de bossen, moeten
blijven bestaan. Nu heb je in deze provin
cie nog duidelijke tegenstellingen tussen
het open landschap, de steden en de dor
pen. „Daar ben ik blij om," aldus Van der
Bilt. Het is belangrijk dat Nederland nog
kan kiezen hoe het land moet worden in
gericht. „Wanneer je die keuze niet meer
hebt, ben je een stuk armer geworden. Je
kunt zo'n landschap zien als de kip met de
gouden eieren."
Sturen
„In Nederland leef je met veel mensen op
een klein oppervlakte. Dus moet je com
promissen sluiten. Sommige dingen zijn
Minister Pronk bekijkt tijdens een werkbezoek het kassengebied en boomgaarden bij Leidsche Rijn. Alles moet wijken voor de stad.
nu eenmaal noodzakelijk: wonen, bedrij
ven, infrastructuur". Drenthe heeft er
voor gekozen de ontwikkeling te sturen
volgens duidelijke afspraken, neergelegd
in het Provinciaal Omgevingsplan (POP).
Hierin wordt naast woningbouw en infra
structuur ook rekening gehouden met de
belangen van het milieu en het landschap.
Het gevolg is dat woningbouw en de be
drijvigheid zoveel mogelijk worden be
perkt tot de vier grote gemeenten (Hooge-
veen, Emmen, Meppel, Assen). Plaatsen
als Beilen en Rolde mogen ook nog iets
uitbreiden, de dorpen eigenlijk niet meer.
Van der Bilt vindt deze aanpak logisch:
„Het toppunt van geluk voor de gemid
delde Nederlander is wonen in een dorp
met alle stadse gemakken in de buurt.
Maar als je niet goed oplet en de verstede
lijking niet tegenhoudt, krijg je hetzelfde
als in België: overal huizen en gebouwen.
Dat is ook het schrikbeeld van minister
Jan Pronk van ruimtelijke ordening. Hij
wil voorkomen dat langs wegen en spoor
lijnen ongebreideld wordt gebouwd.
Geen lintbebouwing, is zijn devies. Wel
staat hij toe dat in de corridors (grote ge
bundelde transportassen van water, weg
en spoor) tussen de dichtbevolkte stede
lijke gebieden woonwijken en industrie
terreinen een plaats krijgen. Maar, stelt
hij in zijn discussienota 'De ruimte van
Nederland', die nieuwe ruimte voor wo
nen en werken mag niet ten koste gaan
van de bestaande steden.
Deze moeten juist meer 'stad' worden. De
corridors tussen de grote steden in het
westen van het land en richting Arnhem-
Nijmegen en naar West-Brabant en dan
verder naar Tilburg en Eindhoven dienen
de overloop van de stad op te vangen.
Aaneengesloten bebouwing is uit den bo
ze en zo'n corridor moet ook ruimte bie
den aan natuur en milieu. De ecologische
hoofdstructuur mag niet worden aange
tast.
Er is niet veel fantasie nodig om enkele
voor- en nadelen van deze plannen direct
te signaleren. Zo kan het bijna niet anders
of het Groene Hart zal, in ieder geval aan
de randen, worden aangetast, zeg maar
gerafeld raken. Deze ontwikkeling kan
echter ook helpen voorkomen dat de
wijdse Zeeuwse polders en de knusse
dorpjes, maar ook de ruimte in de noorde
lijke provincies, worden aangetast.
Rikus Kieft, procesmanager bij de
VROM-Raad, gelooft dat het tijd wordt
dat het Rijk afstapt van het defensieve
verhaal dat het Groene Hart open moet
blijven zonder erbij te zeggen hoe je dat
het beste kan bereiken. Hij bepleit een
omslag in het denken. Alleen 'nee' zeggen
tegen elke mogelijke inbreuk, biedt op
teimijn geen oplossing.
De VROM-Raad moet straks adviseren
over de plannen voor de ruimtelijke ont
wikkeling van Nederland van minister
Pronk. Kieft hoopt stilletjes dat de nieu
we minister afstapt van het restrictieve
beleid. „Er zijn nooit echt grenzen getrok
ken. Er is nooit gezegd, 'dit landschap be
waren we zo en om dat te bereiken krijgen
de boeren subsidie'. Je moet juist wel je
prioriteiten vastleggen. Wat wil je bewa
ren? En waarom? Het zijn vragen die nooit
zijn gesteld. Als je hierop antwoord geeft
dan kim je de waardevolle delen van het
gebied juist benadrukken."
Kieft vindt het niet zo erg dat stukjes van
het open groene gebied ter discussie ko
men.. „Het kan best betekenen dat ge
deelten van het Groene Hart wat diffuser
worden, omdat je er een recreatiegebied
of zoiets aanlegt." Het betekent voor hem
niet dat je wat van het Hart afknabbelt,
maar wel dat je het gebied leefbaar houdt.
„Je moet harde, nieuwe grenzen vastleg
gen. Het zou kunnen dat die in 2010 mis
schien wel definitiever blijken te zijn dan
de huidige. Want straks vlakt de bevol
kingsgroei af en daarmee vermindert de
druk op dit open gebied."
Zeeland
De strijd zal straks toch vooral gaan over
de vraag waar wel en waar niet mag wor
den gebouwd. Het Groene Hart, daarover
zijn ook de meesten het wel eens, zal daar
bij de belangrijkste 'long voor de Rand
stadbewoner' blijven. De vraag rijst of je
het gebied, zoals nu, onaantastbaar moet
verklaren of dat je er een parkachtig ge
heel van wilt maken. Gezien alle druk die
op dit hart van de Randstad wordt uitge
oefend, beschouwen talloze deskundigen
de provincie Zeeland als het 'nieuwe
Groene Hart'.
Het behoud van de aantrekkelijke kanten
van de open ruimte in de Randstad kan
echter niet alleen worden overgelaten aan
de inzet van bestuurders en planologen.
Het is ook een taak voor de traditionele de
beheerders van de landschappen, of te wel
de boeren. Sinds een tiental jaren is dat
besef gemeengoed geworden. Staatsbos
beheer, maar ook andere organisaties,
sluiten tegenwoordig beheerscontracten
af, met als doel het handhaven van de na
tuurlijke waarden van het gebied. Dat
gaat verder dan uitsluitend het behoud
van unieke stukjes natuur. SBB, maar ook
Natuurmonumenten, willen ook het ka
rakter van hun terreinen in stand houden,
en waar nodig terug laten keren.
Dat kan betekenen dat boeren moeten
toezeggen hun terreinen extensief te be
bouwen. De verminderde opbrengst
wordt gecompenseerd door een verlaagde
pacht of door een financiële tegemoetko
ming. Extensieve landbouw of veeteelt
leidt er ook toe dat verdwenen veldbloe
men en -planten (praat niet over onkruid)
terugkeren.
Groen
Zo'n afspraak heeft ook Wil Franssen, in
het Limburgse Nijswiller-Wittem, ge
maakt. Hij laat trots zien dat het gras van
de buurman een stuk groener is dan de
weilanden waar zijn eigen runderen gra
zen. Het verschil: de buurman bemest de
gronden, Franssen is het streng verboden
gier, stalmest of kunstmest te gebruiken.
Daar staat tegenover dat zijn weilanden
vol staan met ruig gras, veldbloemen
('daar staan meer dan honderd verschil
lende soorten') en meer beschutting bie
den aan velddieren.
De weilanden liggen rond de boerderij en
zijn zelfs opgenomen in een streekwande-
ling. Een deel van de 110 hectare grond is
eigendom, een deel pacht hij van Staats
bosbeheer. Als eerste Nederlandse boer
sloot hij een natuurpachtcontract af met
SBB. Hij heeft afgesproken niet meer dan
twee koeien per hectare te houden. Frans
sen zit met 1,4 rund per hectare zelfs daar
nog onder. Dat geldt ook voor zijn eigen
elf hectaren. Dat grasland bemest hij
evenmin. „De beesten zijn daar immers
niet aan gewend." Een keer per jaar maait
hij het land, af s de koeien nog wat hebben
overgelaten, maar dat mag pas na 1 juli
om de veldbloemen kans te geven zich uit
te zaaien.
Voor de Franssens lijkt het alsof ze zijn te
ruggegaan in de tijd. „Dit is eigenlijk een
oudeiwetse manier van boeren. Zo zijn
wij vroeger ook begonnen." En net als
toen ze jong waren, hei'kennen ze de plan
ten en bloemen die weer op hun weilan
den groeien. „Ik denk er niet aan dat ik dit
landschap onderhoud voor de overheid,
maar dat doe ik eigenlijk wel. Maar, ja,
wat is er nou een mooier gezicht dan het
graan in de wind te zien wiegen?"
Louis Burgers en
Lianne Sleutjes