UCI gaat terug naar tijd van de loopfiets
De onvervulde Tourwens
van Piet van der Lijke
1999
PZC
tour defrance
15
Bram Moens
ziet geen heil
in nieuwe
reglementen
Smet op
wielercarrière
van klimgeit
uit Groede
deTour volgens...
Piet van der Lijke
donderdag 1 juli 1999
De tijdritten in de Tour de France zijn
in het verleden altijd een podium ge
weest voor de pioniers van de technolo
gie. Het vinzadel van Thierry Marie in
1986, het triatlonstuur van Greg LeM-
ond in 1989 en de snoekhouding van Alex
Zülle in 1996 zorgden echter niet alleen
voor snellere tijden, maar ook voor een
felle discussie tussen voor- en tegenstan
ders van de ontwikkeling van de race
fiets.
Om een einde te maken aan die discus
sie, roept de internationale wielren-
unie (UCI) de verfijning van de fiets met
ingang van 1 januari 2000 een halt toe.
De afmetingen en uitvoering van de ra
cefiets worden gebonden aan strikte re
gels, die elke verdere vooruitgang op
technisch gebied in de weg zullen staan,
zo verwacht Bram Moens uit Middel
burg. De voormalige houder van het we
relduurrecord op de ligfiets vindt de
nieuwe maatregelen dan ook volstrekt
achterhaald.
Moens, die ligfietsen ontwikkelt voor
zijn bedrijf M5, zegt niet alleen te staan
in zijn bedenkingen. ,,De renners spre
ken er schande van, en ook de fabrikan
ten beginnen zich te roeren. De UCI gaat
terug naar de authentieke loopfiets uit
1830. Het woord 'racefiets' dekt de la
ding absoluut niet meer."
Expertise
In een elf pagina's tellende aanvulling op
de reglementen gaf de UCI in februari
van dit jaar tekst en uitleg. Uitgangs
punt van de ingrijpende maatregelen is
dat de beste renner moet winnen, en niet
de renner met het beste materiaal. Wie
geen toegang heeft tot technologische
expertise, heeft immers ongelijke kan
sen.
Volgens Moens is dat argument ingege
ven door de mondialisering van de wie
lersport die UCI-voorzitter Hein Ver-
bruggen voor ogen heeft. „In Zimbabwe
en Albanië moeten de mensen ook een ra
cefiets kunnen kopen, vindt de UCI. De
fiets moet voor iedereen betaalbaar blij
ven. Maar hoeveel wielrenners wonen er
in Zimbabwe of Albanië?"
„Ik vermoed dat emoties en sentimenten
een belangrijke rol spelenDe UCI streeft
naar een zo zuiver mogelijke eenheids
klasse, omdat ze als de dood is dat de ori
ginele racefiets in de schaduw komt te
staan of zelfs verdwijnt. Daarom weigert
de UCI ook om de ligfiets te erkennen.
Begin deze eeuw experimenteerden de
gebroeders Wright al met de vliegfiets,
een fiets met vleugels. Het vliegtuig is
sindsdien sterk geëvolueerd, maar de
fiets is hetzelfde gebleven."
In de etalage van zijn fietsenzaak heeft
hij zijn oude vehikel gezet. Op deze fiets
is ruim 100.000 kilometer gereden, staat er
op een vergeeld kartonnetje bij vermeld.
Piet van der Lijke is er trots op. Van 1956
tot 1959 was hij profrenner, en op die fiets
reed hij onder meer een WK, de Dauphiné
Libéré en de Ronde van Nederland. „Het is
een Locomotief uit 1954", vertelt de 64-
jarige Middelburger zichtbaar trots. „Er
zijn er vijftien van gemaakt en deze is de
enige die er van overgebleven is."
Ja, Piet van der Lijke is trots op zijn wie-
Ier-carrière. Niet alleen zijn fiets herin
nert in zijn winkel annex reparatieplaats
aan zijn sportieve verleden, ook tal van
foto's blikken terug op een heroïsch tijd
perk. Hoog boven de tandwieltjes, de
nieuwe tuubjes en de herstelde frames
hangt bijvoorbeeld een foto Louison Bo-
bet. Van der Lijke's tijdgenoot beklimt
een berg met een reserveband om de romp.
„Ach, ik heb eigenlijk in de oertijd gere
den", verzucht Van der Lijke. „Lekke
banden moest je zelf herstellen."
Maar mooi, die oertijd! Laat in zijn zaak
aan de Lange Noordstraat de naam Gaul,
Coppi of Van Est vallen en Van der Lijke
demarrreert. Verbaal wel te verstaan.
„Jonge jonge, wat een machtig mooie tijd
was dat." 't Was allemaal veel mooier dan
nu. Het geld, niet waar. „Aan de start van
de Ronde van Vlaanderen stonden vroe
ger zestig kanshebbers en één miljonair.
Dat was Coppi. Tegenwoordig staan er
zestig miljonairs en één kanshebber."
De schittering in de ogen van de geboren
Zeeuws-Vlaming (Groede) kan niet be
driegen. „Als je ergens kwam dan was je
iemand. Het publiek stond rijen dik en be
handelde de renners met ontzag." Maar
toch, één ding had Van der Lijke dolgraag
op dat kaartje bij zijn oude Locomotief
vermeld: dat hij op die tweewieler ook de
Tour de France had gereden. En als we
hem en zijn knipselboek moeten geloven,
dan had de Zeeuwse wielrenner die wed
strijd in 1956 ook móeten rijden.
Ook in de tij d van Van der Lijke kwam wat
goed was heel snelDe Groedenaar won in
1955, op z'n twintigste, zeventien ama-
teurkoersen. Zijn mooiste prestatie ves
tigde hij in Gent-leper, waarin hij vreemd
genoeg slechts derde werd. „Maar dat was
dé koers voor de amateurs. Die werd ook
wel de Kattekoers genoemd. Derde, dat
was nog nooit een Hollander geworden."
Locomotief
De prestaties van Van der Lijke gingen
aan de Locomotief-ploeg, destijds dé wie-
Ierequipe van Nederland, niet voorbijHij
kon er in 1956 meteen aan de bak. Wim
van Est, de gebroeders Voorting, dat soort
jongens reed in die ploeg, die onder lei
ding stond van Kees Pellenaars. Een ak
kefietje met Pellenaars zorgde echter
voor een zeer kort verblijf.
„In het contract dat ik getekend had,
stond dat ik recht had op tien banden per
jaar. Op een dagben ik naar Breda gefietst
om 'er een paar op te halen. Maar Pelle
naars wilde die niet geven. Ik zei dat ik
daar recht op had. Toen heeft hij mij de
ploeg uitgeschopt. Eruit, riep hij."
Van der Lijke vond onderdak bij Magneet
van ploegleider Buchly, die van minder
allooi was. Desondanks reed hij een puike
Dauphiné Libéré. In het eindldassement
werd hij 23e, zijn naam stond herhaalde
lijk in de krant. „Ik had nog nooit bergen
gezien, maar het bleek dat ik met de bes
ten mee kon. Ik was een licht ventje. Vijf
envijftig kilo woog ik. Dat sprak in mijn
voordeel."
Van der Lijke moet inderdaad weinig vet
op de botten gehad hebben, want plotse
ling duikt daar in zij n plakboek een heuse
bijnaam op: 'de vliegende draadnagel'
werd hij door het Nederlandse wieler-
jouraaille genoemd. Tijdens die Dauphi
né had zijn ploegleider het al gezien:,Dat
wordt de Tour", sprak hij wijs. De verzor
ger van de ploeg, toen ook een hele pief,
bevestigde dagelijks die woorden.
P. Post
Ook de kranten gaven aan dat Van der Lij
ke met de nationale ploeg naar de Tour
moest. Acht renners waren zeker van hun
plaats, twee moesten aan het nationale
team worden toegevoegd. Ru de Groot
schreef in de PZC: Gezien de prestaties in
de afgelopen wedstrijden zijn mijns in
ziens Van der Lijke en P. Post vooral in de
bergende meest aangewezen renners. En
in een andere krant was te lezen: En daar
om zouden wij ook de keuze van Van der
Lijke toejuichen. Rapporten die wij over
hem in de Dauphiné Libéré hebben ont
vangen, spreken van een xdtmuntende
jonge renner, die vooral in de zware berg-
ivedstrijden een van de meest agressieve
renners was.
Op het NK in Zandvoort aan de voor
avond van de Tour de France, kreeg Van
de Lijke van bondsofficial Didier te horen
dat hij niet mee mocht. En juist die Tour,
daarvoor was een renner als Van der Lijke
geknipt. „Ik was geen sprinter, maar ik
kon goed demarreren en dan ook door
gaan. En bergop hé. Dat was mijn specia
liteit." Dat de Middelburgse fietsenmaker
niet naar Frankrijk mocht, had veel, of
misschien wel alles te maken met de ruzie
met Pellenaars. „Niet de mensen van de
bond, maar die van Locomotief hadden
het toen voor het zeggen." Wel was hij
gelecteerd voor het WK in Denemarken,
maar dat was slechts een dun pleistertje
op de wonde. Akkoord, wie naar het WK
mocht, behoorde bij de beste acht renners
van het land. „Aan het begin van die koers
kwam Fausto Coppi naast me rijden. 'Bon
giorno piccolo' zei hij tegen me. In geen
enkele andere wedstrijd zou hij me heb
ben aangesproken, maar dit was het WK.
Daarin reden de beste renners van de we
reld." Overigens beantwoordde Van der
Lijke de groet van Coppi niet met 'Bon
giorno Fausto', maar met 'Bon giorno
mister Coppi'. „Coppi was een soort God,
ook voor zijn collega's." Zoals verwacht
eindigde het WK in een echec. Van der Lij
ke, toch al geen held in eendaagse wed
strijden, moest na een mankement van
fiets verwisselen en kwam op een veel te
grote tweewieler te zitten. Kort daarna is
hij afgestapt.
Rugblessure
Zijn eerste profseizoen was meteen zijn
beste. In 1957, 1958 en 1959 was de ster
van Van der Lijke een eind uitgestraald.
„Ik denk dat ik dat eerste jaar te veel ge
geven en te weinig rust genomen heb. Dat
is me de jaren daarop opgebroken." Aan
de carrière van de jonge Zeeuw kwam in
1959 een abrupt einde, toen hij tijdens de
eindsprint van een kermiskoers bij Brus
sel frontaal op een auto botste. De rug
blessure die hij daarbij opliep, maakte
topwielrennen onmogelijk.
Alle goede plannen waarmee hij toen nog
rondreed, konden in de prullenbak. Ook
die ultieme Tourwens was voorbij. Nog
steeds baalt Van dér Lijke daarvan. Even
verschijnen diepe rimpels in zijn voor
hoofd, even verdwijnt de schittering uit
zijn ogen: „Als wielrenner moet je toch de
Tour gereden hebben. Pas dan ben je een
echte renner."
Koen de Vries
De Magneetploeg uit 1956. Vijfde van links Piet van der Lijke.
Piet van der Lijke kan het in het do-
pinggeweld allemaal niet meer bij
houden. „De groten zijn eruit", weet hij.
„Het wordt een open Tour. Op de vraag
wie er de meeste kans op de eindzege ma
ken, zegt hij na enig aandringen: „Boo-
gerd maakt een grote kans, maar hij moet
uitkijken voor een renner als Riis."
„Ach natuurlijk", beseft Van der Lijke
even later. „Riis is er ook al niet bij." Zijn
aandacht voor de sportieve prestaties
wordt al enige tijd afgeleid door al die do-
pingverhalen. „Het wordt allemaal zwaar
overdreven", vindt Van der Lijke. „Alles
wordt zwaar overdreven. Ze hebben in die
auto van Willy Voet een jaar geleden een
paar pakjes metEPO gevonden. Nu wordt
er geschreven dat zijn auto vol met doping
zat. Nog even, en er wordt gezegd dat Voet
ook nog een imperiaal met doping op zijn
auto had."
„Doping is van alle tijden", weet hij. „Pas
nu beginnen rechters, die veel meer van
koffie weten, ddar moeilijk over te doen.
Het is een heksenjacht."
foto Ruben Oreel
foto archief Piet van der Lijke
foto ANP
maar op een windstille dag in de zomer
wil Moens, evenals tijdrijder Leo de
Nooyer, een nieuwe aanval doen op het
record. Uit tests is immers gebleken dat
de door zijn bedrijf ontwikkelde Low
Racer de snelste ligfiets ter wereld is. De
magische grens van tachtig kilometer is
het doel.
Boodschappen
„Met een ligfiets kun je zowel bood
schappen doen als uurrecords rijden",
zegt Moens. „De ligfiets is niet alleen ef
fectiever, omdat je minder energie ver
bruikt, maar ook veiliger. Je kunt immers
niet over de kop slaan. Als je op een lig
fiets al eens onderuit gaat, houd je daar
op zijn hoogst een geschaafde bil aan
over. Dat is altijd nog beter dan een ge
schaafde kop."
De Tour de France volgt Moens met meer
dan speciale belangstelling. „Ik kijk
naar de Tour met de kennis die ik heben
daarom met enige reserve. Als ik een tijd
rit zie, denk ik altijd: dat kan toch an
ders. Voor een wielrenner is het een heel
moeilijke stap om te erkennen dat zijn
fiets niet zo effectief is als hij zou kunnen
zijn. Er is heel wat voor nodig om een
renner in een ligfiets te krijgen. Negentig
graden kantelen na ar achteren durft niet
iedereen."
Sven Remijnsen
Francesco Moser in 1988 in training op de Vigorelli-wielerbaan van Milaan.
Graeme Obree verbeterde in 1993 in de duikhouding het werelduurrecord van Fran
cesco Moser. foto Reuters
De zogenaamde monococque-frames,
frames die uit één stuk zijn gebouwd,
zijn vanaf volgend seizoen verboden als
gevolg van de wijzigingen in de UCI-re-
glementen. Daarnaast is het minimum
gewicht van de racefiets op 6,8 kilogram
bepaald, en zijn ook de afstanden tussen
de verschillende onderdelen van de fiets
aan restricties gebonden.
Moens is van mening dat de effecten van
de technologische ontwikkelingen
zwaar worden overschat. „Als het totaal
aan aërodynamische weerstand op hon
derd wordt gesteld, dan is de verhouding
tussen renner en racefiets tien op negen
tig. Dat betekent dat een renner maar
één procent sneller gaat als de fiets tien
procent wordt verbeterd. Tien procent
van tien procent, dat is niet veel.
Echte tijdwinst is er volgens Moens al
leen nog te boeken door het veranderen
van de houding die de renner inneemt op
de fiets. De Schot Graeme Obree. die in
1993 het negen jaar oude uurrecord van
Francesco Moser verbeterde op een uit
oude wasmachineondei'delen bestaande
fiets, heeft in dat opzicht baanbrekend
werk verricht.
„Obree is de uitvinder van de zogenaam
de duikhouding. Zijn bovenlichaam lag
bijna horizontaal op de fiets, zodat het
zog tussen zijn lichaam en de fiets werd
opgevuld. Daardoor werd de wind omge
leid en staken alleen zijn benen er nog
uit. Obree reed bijna als een schaatser;
die moet ook zo diep mogelijk zitten. Het
nadeel was dat zijn zit ontzettend zwaar
was. In een tijdrit is dat nog wel vol te
houden, maar in het peloton niet."
„Na Obree kon het twee kanten op. De
duikhouding werd al gauw verboden, en
in korte tijd werd het uurrecord verbe
terd door Boardman, Indurain en Ro-
minger, renners met een meer normale
zit. Van zijn vakbroeders heeft Board
man de meest uitgekiende houding op de
fiets. Daar heeft hij veel voordeel van ge
had toen hij in één uur meer dan 56 kilo
meter aflegde. Die snelheid is te vergelij
ken met windkracht zes."
Aanval
Maar wie echt hard wil gaan, raadt
Moens de ligfiets aan. In 1994, twee jaar
voordat Chris Boardman in Manchester
Bram Moens
56,375 kilometer per uur reed. kwam de
Middelburger in Lelystad in één uur tijd
al tot een afstand van 77,123 kilometer.
Zijn wereldrecord is hij inmiddels kwijt,