Hoofden vol zielskracht Nederlandse stillevens hebben het eeuwige leven Koppensnellerij in Stedelijk Museum Sint Niklaas Op een Kenjah-krijger Boven-Barito Tvrp kunst IrLKf cultuur 16 Vier maal heb je geposeerd vóór het langhuis, in volle tooi, een kleine, krachtig gebouivde man die zich even, waakzaam als een dier liet naderen. Je was behangen met watje op het leven nam: een rijke, rosse panterhuid, een hoofdkap vol jaarvogel- en argusveren. Je oren waren doorboord met slagtanden, overal ringen en banden om je spieren, en je geslacht was teder en vol gewikkeld in de reinwitte doek tussen je geaderde, donkere dijen. Uit: Herakles op de Tweesprong, 1974. Het zwaard met bossen zwart mensenhaar, het strakbeschilderde, manshoge schild je toonde ze in een paar houdingen: aanval, verdediging. Zwijgend. Ik houd je gelaat voor het laatst: nooit zag ik zo'n vreemd, zo'n stroef, zo'n groots mensengezicht. Het was als van een beheersternstig wouddier, bijna lelijk, onzegbaar prachtig, het verried, hoewel iets bijna barstte van spanning, geen enkele emotie. Je had de eerste mens op aarde kunnen Zijn, een versierde mens op zijn uiterste qui-vive. Ik zag in jou wie ik duizenden jaren geleden was, ik zag in jou wie ik ben. Hans Warren Gesnelde schedel van man, Kelabit-stam, Sarawak. Schedelrek, Bidayuh-stam, Sarawak. int Niklaas, de stad in het Waasland die je al van verre lokt met zijn spectaculaire, door vonkend bladgoud bedekte beeld op de kerktoren, biedt de liefhebber van etnografica en vreemde culturen deze zomer iets heel bijzonders. In het Stedelijk Museum Zwijgershoek wordt namelijk onder de titel Dodenrituelen en Koppensnellerij een fascinerend overzicht gegeven van het bestaan van de Dayak op Borneo. Het is een in alle opzichten verrassende, zelfs grootscheepse tentoonstelling, verstopt in een soort afbraakbuurt. Heeft men de ingang van het museum eenmaal gevonden, dan bevindt men zich direct in een andere wereld. In grote, ruime zalen worden op smaakvolle wijze honderden objecten getoond, vanaf kleine sieraden tot meters hoge beelden, totempalen, staande en liggende sarkofagen. In een enorme ruimte is zelfs de kwam in 1973 voor het eerst op Borneo, en hij heeft kans gezien in een kwarteeuw een privé- collectie bijeen te brengen die mogelijk nergens zijn weerga vindt. Hij vestigde zich als kunsthandelaar in 'Tribal Art' in Sint Niklaas en heeft natuurlijk de hoofdrol gespeeld bij de inrichting van de zalen. Borneo (Kalimantan) is na Groenland en Nieuw-Guinea het grootste eiland op aarde, 750.000 vierkante kilometer. De oorspronkelijke bewoners, illusie geschapen van een soort nederzetting met vijver, palmen en met rieten bouwsels waarin koppensnellersrekken met schedels en allerlei andere tropeeën zijn ondergebracht. Suggestieve Dayakmuziek weerklinkt, en de bezoeker waant zich wel heel ver van het Vlaamse stadje waar hij zo juist naar de Zwijgershoek liep te zoeken. Hoe kwam dit alles hier terecht? Vermoedelijk door puur toeval. Het Cultureel Centrum Sint Niklaas mag nog zo'n brede belangstelling hebben, deze tentoonstelling zou stellig niet tot stand gekomen zijn, wanneer een van de inwoners van de stad, Frangois Coppens, zijn hart niet verpand had aan de Dayak-cultuur. Coppens onder de verzamelnaam Dayak bekend, leven voornamelijk in de binnenlanden langs de rivieren. Hoe verschillend de stammen ook zijn, en hoezeer hun tradities in de loop der tijden ook veranderden, ze hebben nog steeds kenmerken en eigenschappen die hen van andere volken onderscheiden.Ze zijn animisten, wat betekent dat in de schepping alles voorhen bezield is. Maar heel bijzondere waarde wordt toch aan de menselijke ziel gehecht, die in het hoofd huist, na de dood van het lichaam blijft bestaan en zijn kracht onverminderd behoudt, ten goede of ten kwade. De ingewikkelde dodenrituelen en de koppensnellerij zijn rechtstreeks gevolgen van hun overtuigingen in dit opzicht. Met de stoffelijke overschotten van gestorvenen van de eigen stam, vooral van hooggeplaatsten, wordt volgens vaste rituelen heel zorgvuldig en respectvol omgegaan, vooralin de periode dat him ziel nog in een soort tussenwereld vertoeft. De zielskracht die huist in gesnelde hoofden van vijanden of willekeurige mensen van andere stam, kan worden aangewend om de overledene bij te staan, in de toekomst kunnen de slachtoffers zelfs als slaven worden gebruikt. Dit verklaart misschien het verschijnsel dat zich onder de gesnelde koppen ook vrij veel vrouwenschedels bevinden, en de berichten over sluipmoorden waarbij vrouwen en kinderen niet werden gespaard. Acties die dan uiteraard weer door wraakexpedities van de getroffen stam werden gevolgd. Hoe het zij: oordelen is moeilijk. Zoals bij veel haast ondoorgrondelijke religieuze praktijken, zullen de mensen de antropologen van het begin af vaak om de tuin hebben geleid wat hun diepste beweegredenen betrof. Ook kunnen er misverstanden en verkeerde interpretaties in het spel zijn tengevolge van taal- en begripsproblemen. Het is nu al meer dan een eeuw geleden dat de Nederlanders en de Britten, toen de heersers op Borneo, een einde aan de koppensnellerij trachtten te maken. Wanneer de laatste menselijke tropee toch nog buit werd gemaakt, vermeldt de historie uiteraard niet, maar geruime tijd werden nog wel schedels van dieren, vooral van orang-oetans en andere apensoorten als substituut gebruikt. Ze werden soms net zo kunstig gegraveerd en in netjes opgebonden als hele of gehalveerde mensenschedels, waarvan een groot aantal specimina wordt getoond, los en in trossen. Het is een van de grote verdiensten van deze tentoonstelling dat de bezoeker geleidelijk met dit zeer complexe thema wordt geconfronteerd. Hij loopt langs de 'bewijzen', de honderden voorwerpen, de talrijke grote foto's, waaronder schitterende historische opnamen uit langvervlogen tijden. We zien de 'hampatongs', grote houten figuren in de gedaante van mensen of dieren, bestemd om boze geesten of ziekten van erf of nederzetting te weren. We zien de schitterend bewerkte gegraveerde bamboekokers, de dito mandau-zwaarden met exuberant gevormde scheden, de huisplanken met bizarre, zwierige, haast Jugendstil achtige snijselsof beschilderingen, de prachtige weefsels en kralen werken, onder andere kinderdraagstoeltjes, die de vrouwen maken. In de videozaal wordt een film van een half uur gedraaid, die zeer de moeite waard is. Hij toont Dayak-gebruiken van nu, bij voorbeeld hoe met het gebeente van de vereerde voorouders wordt omgegaan. Hoe de knoken voorzichtig worden opgegraven, gewassen, gewiegd, met kalk bestrooid en met tranen besproeide emoties worden vrijelijk getoond en het raadsel wordt er alleen maar groter door. Je loopt nog eens een keer door de zalen, omringd door eentonige Dayak-klanken, een wonderlijke, betoverende wereld, stapt door een grote glazen deur en staat terug in een afbraakbuurt. In Sint Niklaas, een paar kilometer van de Nederlandse grens. Hans Warren Expositie: Dodenrituelen en Kop pensnellerij. De Cultuur van de Dayak op Borneo -tot 10 oktober in het Stedelijk Museum, Zwijgers hoek, Sint Niklaas; dinsdag t/m za terdag 14-17 uur, zondag 10-17 uur. Toegang 150 Bfr, kinderen tot 6 jaar gratis. Catalogus (80pag.) 400 Bfr. Schedeltros met halve gesnelde koppen, Melawi-stam, Kalimantan Ba rat. Tros met substituutschedels van aapjes en wilde zwijnen, Bidayuh- stam, Sarawak. Jan Davidsz. de Heem: Boeken en pamfletten, 1628. Ambr. Bosschaert: Bloemen in glas, 1606. De kwaliteit van de Nederlandse stille vens die werden gemaakt tussen 1550 en 1720 was verbluffend hoog, daarna is het genre om nooit achterhaalde redenen zijn unieke niveau kwij t geraakt. Kunsthistorici moeten het daarom laten bij de verzuchting dat de schilders de magische sleutel van hun technische vaardigheden kennelijk kwijt raakten. In het Rijksmuseum is deze zomer voor het eerst een wereldwijd verzameld overzicht van hoogtepunten uit deze ander halve eeuw te zien. Stillevens genoten in de tijd van ontstaan een ongekende populariteit en er moeten er tienduizenden zijn gemaakt. De mooiste voorbeelden hangen in gerenommeerde buitenlandse musea als het Metropolitan Museum in New York, de Louvre in Parij s en het Nationalmuseet in Kopenhagen, maar ook het Rijksmuseum zelf beschikt nog over een imposante voorraad. Daarnaast waren ze een geliefd verzamelobject van vermo gende particulieren zodat ze ook terecht kwamen in collecties als die van Thyssen- Bornemïsza, Frits Lugt en het Canadese echtpaar Hornstein. In samenwerking met The Cleveland Muse um of Art in het Amerikaanse Ohio zijn ze ventig topwerken naar Amsterdam ge haald. De lijst bruikleengevers telt in totaal 62 musea en particulieren. Dat aantal alleen al is illustratief voor de onverminderd grote populariteit van dit segment van de Neder landse schilderkunst in de Gouden Eeuw. Wie de tentoonstelling bekijkt zal zich met samenstellers Alan Chong en Wouter Kloek verbazen dat de meeste kunstenaars bij het grote publiek geen algemene bekendheid genieten. Rembrandt, Frans Hals of Jan Steen kent iedereen, maar bij het horen van de namen van Cornelius Gijsbrechts, Wil lem van Aelst, Simon Vereist, Hubert van Ravesteyn of Adriaen Coorte zullen maar weinigen zich een voorstelling van hun wer ken kunnen maken. Dat is des te curieuzer omdat de stillevenschilders het uitzonder lijke vakmanschap van hun beroemde col lega's moeiteloos evenaren. De kiem van de Nederlandse stilleventradi tie werd gelegd door Pieter Aertsen. Zijn 'Vleeskraam bij een herberg, met Maria die aalmoezen uitdeelt' kwam voor deze expo sitie beschikbaar dankzij een bruikleen van het North Carolina Museum of Art. De vier talige tekstbordjes zijn met opzet kort ge houden, maar in de catalogus vertellen Chong en Kloek datditinl551 geschilderde type marlet-of keukenstuk op latere kunste naars grote invloed zou uitoefenen. Aertsen plaatste op de voorgrond een tafel waarop hij in een volmaakte compositie een gevilde kalfskop, worsten, kippen, ge droogde en verse vis, pasteien en kazen rangschikte. Welke boodschap hij de be schouwer van dit werk wilde meegeven dóór op de achtergrond ook de Heilige Fa milie met de aalmoezen uitdelende Moeder Gods en een herbergscène te schilderen, is niet bekend. Maar volgens Chong en Kloek hoeven we ons daar niet het hoofd over te breken omdat het werk al in de tijd van ont staan verschillend werd begrepen en ge waardeerd. Aertsens schilderij oogt alsof hij zijn werk in een handomdraai op het doek heeft gezet. Dat is misleidend omdat over de compositie van stillevens altijd zeer zorgvuldig werd nagedacht. Het boeket in een glas van Am- brosius Bosschaei-t uit 1606, de gedekte ta fel met ham en broodje van Willem Heda uit 1635 en de boeken en pamfletten van Jan Davidsz de Heem uit 1628: het is maar een greep uit de vele taferelen die op deze expo sitie getuigen van groot compositorisch ver nuft. De Nederlandse stillevenschildex-s hadden bovendien een uitzonderlijke vaax-digheid in de weergave van de materialen. De 'stof uitdrukking' van hun bloemen, tinnen bor den, glazen, vruchten, insecten, dode diex-en en etenswaren is zo knap dat alle taferelen er uitzien als 'net echt'. Dankzij deze grote beheex'sing ontstond binnen het stilleven ook het type 'trompe l'oeil', het ogenbedrie- gertje. Van Samuel van Hoogstraten is daarvan een mooi voorbeeld aanwezig: zijn 'Deurtje met handdoek, box-stel en brieven zak' uit 1655 ziet er levensecht uit. Na het pionieiwerk van kunstenaax-s als Aertsen en Joachim Beuckelaar in de twee de helft van de 16e eeuw ontwikkelde het stilleven in de Noox-delijke en Zuidelijke Nederlanden zich vanaf 1600 tot een op zichzelf staand genre. Kunstenaars gingen zich specialiseren: zo schilderde Flox-is van Dijck de mooiste kazen en vergaarde Jan van Huysum al tijdens zijn leven grote roem als schilder van bloemstillevens. Op de expositie hangt zijn 'Bloemen in een vaas op een balustx-ade voor een tuin' ge maakt rond 1730, waarop hij tussen bloe men ook vliegen, vlinders, lieveheersbeest jes en een vogelnestje plaatste. Met Van Huysum bereikte het bloemstilleven een ge raffineerd hoogtepunt, daarna zakte ook in dit type stilleven het niveau naar niet meer dan verdienstelijk. Frangoise Ledeboer Expositie: Het Nederlandse Stilleven 1550-1720- Rijksmuseum (Zuidvleugel, Hobbemastraat 19) Amsterdam, t/m 19 september. Geopend dage lijks van 10 tot 19 uur. Mandaus met schedes en hershoornen grepen, Kalimantan. vrijdag 25 juni 1999

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 16