De kerk is
vaak zo
kneuterig
Daar liepen toen de SS'ers
PZC
Predikant in dienst als
adviseur van KPMG
reportage
29
zaterdag 12 juni 1999
Jaap Smit (42 jaar) is dominee en consultant bij KPMG. Dat laatste is goed te zien:
streepjesblouse, donker pak en modieus brilletje (dat af gaat als de fotograaf
verschijnt). De dominee komt tijdens het praten tevoorschijn: begeesterd en niet
verlegen om een woordje. Gesprek met de koopman-dominee over zijn
opmerkelijke loopbaan, zijn unieke 'selling-point' en waarom het organisatie
adviesbureau KPMG succesvoller is dan de kerk.
Jaap Smit: „Na bijna tien jaar predi
kantschap voelde ik me opgesloten. Ik
kreeg last van claustrofobische jeuk. Als
ik naar mijn vrienden keek had ik het idee
de boot te missen. Ik stond als dominee
buiten de maatschappij, verdiende ook
niet zo gek veel. Aan mijn loopbaan zou
niets veranderen. Op mijn zevenentwin
tigste was ik begonnen en tot mijn emeri
taat zou ik predikant moeten blijven. Een
benauwend vooruitzicht. Ik bevond mij in
een straat zonder zijwegen.
Natuurlijk, het predikantschap is een
hartstikke mooi beroep. Volidealen en ge
loof ben ik begonnen. Je bent de spil van
de gemeente, je hebt status - al is die in de
loop der tijd wel afgenomen. Je bent een
publiek figuur, wat best wel lekker is. Een
tikkeltje ij del moet je als dominee wel
zijn. Ik genoot van het idee dat er iedere
zondag na de kerkdienst onder het koffie
drinken over mij werd gesproken.
Maar toch....het bleef roeien tegen de
stroom op. Je werkt in een organisatie die
niet bepaald flitsend is en een marginale
rol in de samenleving vervult. En als je
niet uitkijkt ben je geen spil, maar voet
veeg van de gemeente. Telkens als die
twijfels en bedenkingen opkwamen,
sprak ik mezelf vermanend toe: 'Jaap, je
hebt bewust voor het predikantschap ge
kozen. Je hebt een roeping'. Ik wilde geen
Jona zijn die de door God gegeven taak
wilde ontlopen. Zo bestreed ik iedere keer
de stemmen in m'n kop.
Totdat een vriend mij vijf jaar geleden in
contact bracht met KPMG. Hij wist van
mijn worsteling en wensen. Ga eens pra
ten, zei hij. Ze zoeken iemand zoals jij
voor een nieuw op te richten afdeling. Het
klikte meteen. Mijn taak bij KPMG werd
het begeleiden van managers die waren
vastgelopen in hun loopbaan. Die een
wending aan hun levensweg walden geven
en niet wisten hoe dat moest worden aan
gepakt. Daar kon ik met mijn achtergrond
en ervaring uitstekend over meepraten,
haha."
Dromen
„Voor predikanten zoals ik geef ik op het
hervormde opleidingscentrum Hydepark
de cursus 'Doorstart'. Predikanten die op
zich goed functioneren, maar die zoiets
hebben van: hoe houd ik het vol? Wil ik
misschien eens wat anders? Het eerste wat
ik ze voorhoud is: luister naar die stem
men in je kop. Laat ze klinken. Ga dro
men, ga zoeken. Je zag ze opgelucht adem
halen: gelukkig, twijfelen en dromen
mag. Ook als predikant.
Ik adviseer ze de boze buitenwereld in te
gaan, te kijken wat er buiten het kerkelijk
erf te doen is. Het motto van de kerk is 'gij
geheel andersMaar dat is vaak letterlij k
zo. De kerkelijke taal wordt niet meer be
grepen. De wereld heeft het stereotype
beeld van de kerk en de dominee dat het
gebakken lucht is. Doorbreek dat en ga
eens langs bij het bedrijf van een gemeen
telid. Laat je rondleiden, laat zien dat een
predikant ook maar een gewoon mens is.
Ga netwerken, wordt lid van de Rotary.
Als ik een sollicitatiebrief aan KPMG had
geschreven, hadden ze dubbel gelegen
van het lachen: een dominee die sollici
teert Maar door het persoonlijke contact
zeiden ze na afloop van het gesprek: ver
rek, die vent is helemaal niet zo anders, hij
is net als wij.
Parttime
Ik heb mijn collega-predikanten voorge
houden dat ze eerst parttime iets anders
kunnen gaan doen. Op een school lesge
ven bijvoorbeeld, of bij een bedrijf gaan
werken. Dat heb ik zelf ook gedaan. Pas
twee j aar geleden ben ik fulltime in dienst
getreden. Sinds begin dit jaar leidt ik de
afdeling 'ethiek en integriteit'. Wij stellen
vragen als: hoe gaan mensen in het bedrijf
met elkaar om? Wat kan daaraan verbe
terd worden? Daarnaast kijken we hoe
fraude kan worden voorkomen en hoe be
drijven bij het streven naar winst en groei
rekening kunnen houden met milieu of
mensenrechten.
Toen ik hier begon dacht ik: mond houden
over mijn predikantschap, dat snappen ze
toch niet. Maar dat is niet waar. Vanuit
KPMG werd onmiddellijk gezegd: blijf er
wat mee doen, laat het niet los, het is jouw
unieke 'selling-point'. Nog steeds schrijf
ik iedere maand een column in het perso
neelsblad over de verschillen tussen de
wereld van de kerk en het bedrijfsleven."
Jaap Smit, dominee en consultant bij KPMG heeft een opmerkelijke stap in zijn loopbaan gemaakt. foto Cees Zorn
„Nee, ik kom niet in de knoei met mijn
twee petten van dominee en adviseur. Er
is niks mis met reorganisaties, ook niet als
er mensen op straat komen te staan. Soms
is het nodig. Het gaat er dan om wat je die
mensen biedt, zodat ze niet in het moeras
wegzakken. Winst en groei staan centraal
in bedrijven, maar de weg er naar toe is
van even groot belang.
We leven in een paradoxale tijd. Het be
drijfsleven is hectisch, gericht op de korte
termijn. De concurrentie is hevig. Tegelij
kertij d willen we dat de schepping, om dat
woord maar te gebruiken, bewaard blijft.
Duurzaamheid en de kwaliteit van het le
ven staan hoog aangeschreven. Dat botst.
Altijd wordt er geroepen: we moeten wel
mee! Dat probeer ik door te prikken:
waarom moet dat dan? En voor wie? Ver
anderingen moeten aangedreven worden
door visie, niet door pijn.
Er wordt momenteel gesproken over de
wenselijkheid van een geestelijke verzor
ger bij de politie. Maar waarom niet bij al
le bedrijven? Werknemers hollen hele
dagen als bezetenen over de gangen.
Waarom loopt er niemand rond die ge
woon even tijd heeft voor een praatje, die
niet meedoet in de 'ratrace' en vraagt hoe
het met je gaat. 'Nou, goed dat je dat
vraagt, ik zit namelijk met het volgen
de....' Hier in huis is een masseur aanwe
zig die mensen met RSI helpt. Waarom is
er geen 'mental officer'?
Soms schieten mensen mij in de gang aan.
Kan ik even met je praten? Je blijft predi
kant, hè. Laatst vroeg een goede klant of
ik bij hem thuis kon komen. Hij was let
terlijk doodziek en vroeg of ik hem bij zijn
sterven wilde begeleiden. De mooiste op
dracht die ik ooit heb gehad. Hij was niet
kerkelijk, maar wel gelovig. Ik zat bij hem
aan het bed voluit als dominee. Ook de be-
grafenisdienst heb ik geleid. Na afloop
komt er een KPMG'er op me af: je hebt me
weer enige hoop gegeven in de kerk. Ja,
dan zweef je op weg naar huis."
Kunstje
„Dominees zijn bij uitstek geschikt voor
dit soort advieswerk. Je moet goed kun
nen luisteren, je kunnen verplaatsen in
anderen. Je moet snel de taal van de ander
oppikken, met hem meedenken en niet te
snel antwoord geven. Het is ook een pre
dat je kunt nadenken over de fundamen
tele zaken van het leven. Er wordt in het
bedrijfsleven erg instrumenteel en ratio
neel gedacht. Voor alles is er een kunstje.
Als predikant kun je door die flauwekul
heen prikken.
Wij dominees hebben uitstekende verha
len om mee aan te komen. Van iemand die
zichzelf in een slachtofferrol had geduwd
vertelde ik het verhaal van de lamme die
van Jezus de opdracht kreeg: 'Sta op en
wandelEr is geen excuus om aan de kant
van de weg te blijven zitten.
Predikanten kunnen in deze wereld veel
betekenen. Maar het gaat er om dat je ver
staanbare taal spreekt. Eén van de op
drachten bij de predikantencursus is om
op een camping uit te leggen wat je als do
minee doet. Dan krijg je antwoorden als:
'Ik doe iets met mensen op de kruispunten
van hun leven". Houd op, denk ik dan. Zeg
gewoon: 'Ik word betaald om tijd te heb
ben voor mensen'. Dat heb ik geleerd in
het leger waar de jongens mij altijd vroe
gen: zeg dominee, wat komt u eigenlijk
doen? Je moet op een eigen manier inhoud
geven aan jouw roeping. Die zit niet in je
toga ingenaaid, maar in ]e eigen bast.
Mijn roeping is om te proberen de wereld
tegen alles in rechtvaardiger te maken.
Daar knok ik voor.
Het doet me pijn om te zien dat veel men
sen met fundamentele levensvragen
rondlopen maar daarmee niet meer naar
de kerk gaan. De religiositeit en spiritua
liteit leven momenteel heel sterk, maar
juist buiten de kerk. Hier komen mensen
naar mij toe, waarvan ik in de pastorie
dacht: waar zijn ze? Heel triest.
De kerk is ook vaak zo kneuterig, zo zuur.
Laatst had ik een aantal collega-predi
kanten uitgenodigd om hier op het hoofd
kantoor eens te komen kijken. De eerste
vraag was meteen: waarom stond er op de
uitnodiging niet hoe je hier met het open
baar vervoer kan komen? Dan denk ik:
nee hè. nu even niet. Het is alsof je op een
bijeenkomst van generaals over de inzet
van kruisraketten gaat zeuren of de koffie
wel van Max Havelaar is. De volgende op
merking was: waarom moet dit kantoor
zo luxe zijn, het ruikt hier naar geld. Toen
heb ik gezucht en gezegd: waarom vragen
jullie niet waarom dit bedrijf succesvol is
en de kerk niet?"
Steriel
„Het antwoord, in alle bescheidenheid:
we leven in een tijd waarin mensen den
ken 'als het niets kost, zal het wel niet veel
wezen'. Er is hier ook veel aandacht voor
de vorm. Vergelijk dit kantoor eens met
een doorsnee kerkzaaltje. Steriel, sfeer
loos en met staalhard neonlicht waaron
der je over jouw levensproblemen moet
praten. Niet echt aantrekkelijk. Boven
dien moet j e in deze tij d over je succes ver
tellen, het uitventen. Ook zoeken mensen
kwaliteit en daar zijn ze bereid veel geld
aan uit te geven.
Ik vraag me ook wel eens af of de kerk
diensten niet anders kunnen. Een buiten
staander snapt niets van die geheimtaal
die er wordt gebezigd. Het is net cricket:
leuk om te zien, maar bijna niemand
snapt de spelregels. Zelf begrijp ik wat er
in een kerkdienst gebeurt, ik ben er in
groot gebracht en voel me er wel bij. Maar
ik heb ook wel eens op de kansel gestaan
dat ik dacht: ik leid nu een kerkdienst
waar ik als gewone gelovige niet naar toe
zou gaan. Neem nou een preek. Als het
goed is moet dat een decor zijn waar jij je
zelf als toehoorder in ziet rondlopen. Het
moet met je eigen leven te maken hebben.
Niet zoals een schilderij: fraai om te zien,
maar ik speel er zelf geen rol in.
Vergeet niet: de kerk heeft een geweldige
schat, die bijna nergens anders te vinden
is. We hebben hem alleen opgeborgen in
een kist met zes sloten eropwant we zijn o
zo bang de schat kwijt te raken. Dus hou
den we telkens rituele dansen om de kist.
Waarom gooien we die kist niet open en
halen de parel eruit? Neem hem in je hand,
laat hem zien aan de mensen. Het gevaar
is dat de parel op de grond valt of gestolen
wordt, maar so what? Geloven we in de
traditie of in God? Een niet onbelangrijke
vraag, toch? Ik weet ook niet hoe het an
ders moet, maar 'het mot wel anders'.
Natuurlijk, KPMG is niet de hemel op
aarde. Er wordt veel van je gevraagd, elke
minuut moet je kunnen verantwoorden.
Maar ik heb het uitstekend naar mijn zin
en krijg er nog goed voor betaald ook, wat
ik heel prettig vind. Tegelijkertijd ben ik
op en top dominee en preek ik zondags
nog regelmatig. In deze baan zie ik nog
voldoende zijwegen. Maar voorlopig blijf
ik nog even rechtdoor lopen."
Wilfred Scholten
De plaquette bij de entree van de fabriek met daarop een tekst die herinnert aan de dwangarbeiders. Vlnr. Piet Bol, Jaap Blaauw-
broek, zijn vrouw Truus en VW-archivarisBerndGraef. foto Leo van Gelderen
In een interview vertelde de 75-jarige
ex-dwangarbeider Jaap Blaauwbroek
uit Hoorn vorig jaar: „Wat ik dolgraag
zou willen? Een rondleiding door de
Volkswagenfabriek in Wolfsburg." Zijn
verhaal werd ook gelezen door Piet Bol,
directeur van een grote VW-vestiging in
Hoorn. Bol vond dat zo'n wens mogelijk
gemaakt moest worden. Zijn verzoek
kwam terecht in Wolfsburg, de thuisha
ven van de autogigant. Met als resultaat
dat Jaap Blaauwbroek, samen met zijn
vrouw Truus, afreisde naar Duitsland,
begeleid door Bol. Het werd een reis vol
emoties en diep weggestopte herinnerin
gen die in alle hevigheid naar boven
kwamen. Maar wel een reis die bevrij
dend werkte.
De reis gaat per auto. Nee, sinds de oor
log krijg je Blaauwbroek geen trein meer
in. Dan slaat de angst toe en krijgt hij het
benauwd. „Die reis in 1943 ben ik nooit
meer kwijtgeraakt. Halverwege moesten
we overnachten en werden we gedumpt
in een barak. We sliepen op de betonnen
vloer terwijl het gebouw was vergeven
van de luizen." Dat was toen. Terug naar
nu. „Toch ga ik niet met haat- of revan-
chegevoelens terug. Daar is geen sprake
van. Ik hoop wel dat ik door deze reis al
die ellende eindelijk achter me kan laten.
Dat ik het boek dicht kan doen."
Als hij en zijn vrouw 's ochtends worden
afgehaald, is Jaap Blaauwbroek al ge
spannen. „Al heb ik wel redelijk gesla
pen. Ik ben vreselijk blij dat mijn vrouw
meegaat." Voordat Blaauwbroek aan
misschien wel de belangrijkste reis van
zijn leven begint, wordt er nog gauw
even met de kinderen gebeld en is de
laatste zwaai voor de buren. De eerste
dag is alleen een reisdag. De twee genie
ten van het steeds fraaier wordende heu
vellandschap. Als Wolfsburg dichterbij
komt, valt Blaauwbroek stil. De span
ning staat strak op zijn gezicht. Het ver
leden valt als een loodzware deken over
hem heen.
Fabriek
Nog een nachtje slapen en dan wacht de
fabriek. Wat zal hij er vinden? En is er
nog iets herkenbaars? Hoe zal de ont
vangst zijn? Vragen, vragen, vragen. Al
leen de antwoorden blijven uit. Die
avond helpt ook een ontspannen wande
ling door het centrum van Wolfsbrug
niet, al doet de zon tot laat in de avond
haar best de tempera tuur en dus het ver-
blijf zo aangenaam mogelijk te maken.
„Ik heb de hele nacht geen oog dichtge
daan", zegt Blaauwbroek aan de ontbijt
tafel. „Heel veel heb ik voor het raam
staan staren. In de verte kon ik de fabrie
ken zien. Vooral de vier hoge pijpen. Die
stonden er in de oorlog ook al. Wat er al
lemaal door mijn kop is gegaan, weet ik
niet meer. Allemaal flarden, herinnerin
gen die ik had weggestopt."
Om tien uur melden we ons bij een van de
talloze ingangen van het enorme com
plex. Het terrein beslaat niet minder dan
acht vierkante kilometer, waar vijftig
duizend mensen hun brood verdienen.
De Hoomse familie krijgt een vip-be
handeling. „Ook wij moeten leren leven
met die vreselijke periode. Maar dat niet
alleen. We moeten het ook een plaats ge
ven. Samen met mensen zoals Jaap
Blaauwbroek", zegt Bernd Graef, hoofd
van het archief van VW.
Oorlog
Graef zal de familie rondleiden. Hij is
zeer geïnteresseerd in het verhaal van
Blaauwbroek, temeer omdat hij belast is
met het opzetten van een museum over
de geschiedenis van de fabriek. Om zijn
gast niet gelijk te confronteren met dat
belaste verleden staat eerst een rondlei
ding door het nieuwste gedeelte van de
fabriek op het programma. Echter niet
dan nadat de Nederlandse gasten eerst in
een van de gigantische vergaderzalen
een maquette van het hele bedrijf te zien
hebben gekregen. Haarfijn weet
Blaauwbroek alle plekken aan te wijzen
waar hij tijdens de oorlog te werk is ge
steld. Zoals hij rijdend over het terrein
ook alles ziet en herkent. Nog steeds, na
al die jaren.
„Een groot gedeelte van de oude gebou
wen staat er nog"zegt hij geroerd. De ze
nuwen staan strak op zijn gezicht. Die
dag zal hij nog talloze keren herhalen dat
hij met deze reis veel kan afsluiten. „Ik
hoop het niet alleen. Ik reken er eigenlijk
een beetje op. Ook al loop ik de hele dag
trillend van de zenuwen rond, het voelt
goed."
Bijna ongemerkt rijden we het oude ge
deelte in. Blaauwbroek is zenuwachtig:
„Zie je die banden? Overal, naast je en
ookbovenje. Kijk, daar boven", wijst hij,
„Daar liepen toen de SS'ers. Die hielden
constant de werkvloer in de gaten. En o
wee als je niet doorwerkte. Dan sloegen
ze je verrot."
We dalen de trappen af naar de kelders.
De plek waar gewerkt wordt aan een mu
seum. Een muur, waar de inslag van een
geallieerde bom nog is te zien, is bewust
intact gelaten. Blaauwbroek begint aan
een reis terug in de tijd. Volkomen in
zichzelf gekeerd kijkt hij rond. Het is de
jonge Jaap die daar staat. Later zegt hij.
„Wat daar allemaal is gebeurd, vreselijk.
Toen ik er naar binnen ging, leek het als
of ik weer te werk was gesteld. Deze film
zal nog heel lang in mijn hoofd draaien.
Toch is het goed zo. Ik voel het."
Drinkbak
Ook Bernd Graef is blij dat het bezoek
aan de fabriek een helende werking heeft
voor zijn gast. Hij toont Blaauwbroek
een herdenkingsplaat waarop een tekst
aangeeft dat de dwangarbeiders door
VW nooit zullen worden vergeten. „In
het kader van herdenken, richten we ook
een museum in en komt er een uitgebrei
de bibliotheek die voor iedereen toegan
kelijk zal zijn. Daarin krijgt deze
geschiedenis, hoe pijnlijk ook, een pro
minente plek. Een plek waarvan we ho
pen dat nog veel meer mensen als Jaap
Blaauwbroek er naar toe komen. Om sa
men met ons het verleden te verwerken.
Zodat de mensen hopelijk rust kunnen
vinden."
„Trouwens, nu we het over het museum
hebben. Daarin komt ook de eerste steen,
destij ds gelegd door Hitier. Maar daar zit
eenheel merkwaardig verhaal achter. Na
nde oorlog belandde die steen ergens in
een hoek van een loods. Niemand keek er
naar om. Totdat een werknemer de steen
meenam en hem thuis als drinkbak voor
de vogels gebruikte. Op een gegeven mo
ment heeft de man de steen terugge
bracht en op het bedrijfsterrein begra
ven. Dat leek het einde. Toen ontstond er
hier echter een bron. Die werd uitgegra
ven en wat denk je wat we op twee meter
diepte vonden? Die eerste steen. En nu
hebben we hem veilig opgeborgen en
komt hij pas tevoorschijn als het muse
um klaar is."
Blaauwbroek lacht. De druk is van de ke
tel. Tijdens de reis terug zit hij veelal stil
voor zich uit te kijken. „Nu pas haal ik
dingen terug die ik gisteren allemaal heb
gezien. Ik zal thuis het verhaal ook heel
wat keren moeten vertellen. Alleen zal
het dan anders klinken. Het is een ver
haal met een einde geworden. Dit is goed
geweest. Het boek kan dicht. De cirkel is
rond."
Leo van Gelderen