Zelf gebouwd droomkasteel
'n Bek vol rips'n en toch nog schuufel'n
DuitengBDjed
<^£E%
woensdag 2 juni 1999
door Sheila van Doorsselaer
Als kleine jongen droomde
Carlos Verbuyt al van ridders,
koningen en mooie prinsessen.
Zijn droom is ook uitgekomen. Hij
mag zich met recht een echte
kasteelheer noemen, compleet
met kasteelvrouwe. Met zijn eigen
handen bouwde hij ruim 13 jaar
steen voor steen aan zijn Sint
Theresia Burgh, inclusief toren en
kleine slotgracht, idyllisch
gelegen aan de Dunnéweg in de
polders van IJzendijke. Letterlijk
steen voor steen, want alle
bouwmaterialen die hij voor zijn
uitzonderlijke woning heeft
gebruikt, heeft hij overal vandaan
gehaald. Zijn kasteel mag dan
'nieuw' zijn, maar de stenen,
vloer, schouw en balken zijn al
meer dan drie eeuwen oud en aan
elke steen of balk hangt een eigen
verhaal.
Kom bij Verbuyt niet aan met
woorden als Gamma, Praxis of
Karwei, want in zijn ogen zijn dat
regelrechte vloeken. Hij haalde
zijn materialen niet uit deze
massazaken, maar uit kloosters,
kerken, kastelen en zelfs schepen,
voornamelijk in België en
Frankrijk. Verbuyt,
werktuigbouwkundige van
beroep, was van kinds af aan al
ARCHITECTUUR
geïnspireerd door de geschiedenis,
maar de inspiratie om zijn eigen
kasteel te bouwen kreeg hij tijdens
een vakantie door een bezoek aan
de Franse Mont Saint Michel. Na
nachten zweten achter de
tekentafel was het ontwerp voor
zijn droomhuis af. Dit was nog een
peuleschil vergeleken bij de
uiteindelijke bouw.
De muren bijvoorbeeld, zijn op
sommige plaatsen 85 centimeter
dik. „Ik had ze natuurlijk ook
'gewoon' kunnen metselen, maar
dan is het helemaal geen echt
kasteel meer. Alles moet
authentiek, anders ademt het die
speciale sfeer niet meer uit", zegt
Verbuyt. De hal, met levensgroot
geboetseerd beeld van Maria met
kind, is pas gebouwd, nadat de
vloer erin lag, want die is gelegd
van oude grote grijzen tegels die
vandaag de dag nog in kerken
liggen. De vloerdelen zijn bijna 10
centimeter dik en moesten
allereerst geplaatst worden. De
muren kwamen pas daarna. Ook
de natuurstenen vloer in de
woonkamer heeft vloerdelen van
die uitzonderlijke dikte.
Verbuyt.heeft de stenen zelf op
maat gesneden. Een
monnikenwerk. Blikvanger in de
woonkamer is de monumentale
schouw. Het gevaarte is afkomstig
uit een kasteel in Frankrijk en was
zo groot en zwaar dat hij niet in
één stuk naar IJzendijke kon
komen. Uiteindelijk werd de
schouw op twee pallets
aangevoerd. Verbuyt moest zelf de
haard in elkaar puzzelen, „maar",
zo zegt hij, „het was het waard."
Opvallend is de kleurschakering
van de schouw. Op de meeste
plaatsen is hij grijs-wit, maar af en
toe schemert er zwarte verf
vanonder. „Veelbezoekers vragen
ons waarom de schouw niet wit
hebben geschilderd, zoals de rest
van de muren. Het klinkt logisch,
maar Carlos wou dat absoluut
niet", zegt 'kasteelvrouwe'
Loretta Brooks. Verbuyt: „Als ik
dat zou doen, dan ging het hele
verhaal achter de schouw
verloren. De schouw is van nature
wit, maar als de koning stierf,
werd de schouw zwart
geschilderd. Die bewoners van het
kasteel zaten dus met een lelijke
zwarte schouw, en hebben hem
weer oveigeschilderd. Ik vind het
juist mooi dat je dat allemaal nog
kan zien." Een nisje, waar vroeger
het familiewapen heeft gezeten, is
leeg. Een familiewapen mag niet
worden meegenomen als de
schouw wordt weggehaald. Boven
de bank waakt Sint Theresia,
beschermvrouwe van de
behoeftigen, in haar nisje over de
bewoners.
In zijn Middeleeuwse kelder,
afgesloten door een massief eiken
boogdeur met zware sloten,
droogt Verbuyt vlees en bewaart
hij, hoe kan het ook anders,
kasteelbier. Eigenlijk voor de sier,
want Verbuyt en Brooks zijn
wijndrinkers en van het bier met
hoge gisting houden ze altijd een
zware kater over. Op zijn trap is
Verbuyt zeer trots. De eerste trede
is namelijk een overblijfsel van de
stadswallen vari Sas van Gent. In
de toren, de blikvanger van het
huis, is een tweede slaapkamer
Volgens kasteelheer Carlos Verbuyt moet alles authentiek zijn, anders ademt het die speciale sfeer niet meer.
foto's Charles Strijd
gemaakt met prachtig uitzicht
over de polder. Bij een windvlaag
kun je het 'haantje' op de nok
horen draaien van windrichting.
Verbuyt is zeer gespitst op details.
Schietgaten
Ook de topzware salontafel en
kroonluchter heeft hij
eigenhandig met oude materialen
gemaakt of opgeknapt. Hij had
zelfs authentieke schietgaten in
zijn muren aangebracht, maar
moest die weer dichten omdat
daardoor de noordenwind
rechtstreeks het huis
binnenkwam. Hij liet het er echter
niet bij zitten en maakte een ander
schietgat, dat nu dienstdoet als
brievenbus bij depoort.Hetlelijke
uiteinde van de pvc-pijp die via de
kleine slotgracht uitmondt in de
sloot voor de woning, heeft hij met
oude romeinse stenen aan het
zicht onttrokken. Verbuyt: „Ik
had de gracht het liefste helemaal
rond het kasteel gelegd, maar dat
gaat niet, want dan komt hij steeds
droog te staan." Verbuyt is met
dezelfde inspanning bezig de
schuur naast het huis helemaal in
dezelfde stijl te brengen en ook
moet de kasteeltuin nog worden
aangepakt. Naast de voordeur
steken al leidingen naar buiten
voor een tweede toilet dat in een
nieuw te bouwen torentje moet
komen. De woning lijkt voor
iedereen een droompaleis, maar
na ruim 13 jaar metselen,
timmeren en bouwen noemt
Verbuyt zijn woning slechts
'bewoonbaar'. Loretta, met een
melodramatisch lachje: „Ach, hij
is nooit écht klaar!
„d'r zit genoeg femien 'ier in de
buurte. Kiek mao. En binst loopt ie
naor'n flier naost de wegt. Vol mee
koppenett'n"Vooral de westkant
zit vol met vliegjes en andere
insecten. Met een stokje tikt hij
voorzichtig tegen de alarmdraad.
Een grijsachtige spin schiet te
voorschijn en rent over de draden.
Tevergeefs. En zo vlug als ie
kwam, is ie ook weer verdwenen.
Gert zet z'n zwarte pet öp en rijdt
naar huis, van de ondergaande zon
heeft ie geen last. „Deu ??i 'n kleppe
ee,zegt onze vogelvriend als hij
over de hobbelige weg ons vooi'uit
rijdt. En Kees vond 't toch ook best
wel aardig.
Reacties op deze rubriek zijn
welkom. Indien u wilt, reageren,
of wanneer u een tip voor ons
heeft, kunt u schrijven of faxen
naar de PZC, Postbus 18, 4380
AA Vlissingen, fax 0118-
470102, onder vermelding van
Streektaal.
door Rinus Willemsen
Kiek, kiek, daore, in die
troenke, dao zaot'n vorig jaor
twéé mèrelaors te broei'n. En
voorzichtig, de toeters wat opzij
duwend, zonder ze maar iets te ver
te buigen, zodat ze zouden kunnen
breken, stapt onze gids in richting
van de knotwilg die hij drie jaar
geleden 'êëlemao kort 'ei gezet.
We hebben 'm toevallig ontdekt.
Nou ja toevallig is teveel gezegd.
Onze wandelgroep had Gert al
dikwijls zien lopen met zijn boekje
in z'n hand en een verrekijker over
de schouder. Altijd in de weer om
de vogels in zijn gebied te
bekijken, te tellen en op te
schrijven. Als geen ander wist hij
de plekjes in de polder waar de
ganzen, de eenden, maar ook de
ijsvogeltjes bij de watergang hun
onderkomen hadden. Meestal
groetten we mekaar, zo van 'huj'
en we gingen weer verder. Want
onze groep is er juist op uit om
kilometers te maken, wel zo'n
vijftien, twintig op een middag en
een wandelaar die van de natuur
houdt, die maakt in onze ogen
weinig, veel te weinig kilometers.
Die staat immers steeds stil, vindt
dit of dat plantje interessant en zo
schiet je niet op. Bovendien is
wandelen doorstappen en niet
steeds stil staan. Dan bin je moeg
vo da je begint," zegt Kees, de
leider van ons groepje, „en 't is 't
êên of 't andre ee. Mao ni 'n bitje
van di en da. Dan komje ni
vooruut. En 't mééste is trouwes
toch vuulte en dao staot 'r 'iere
genoegt van. 'k Zou me
dóödschaom'n a m'n 'ofje d'r zóó
bie lag, da meug'n judder grust we
weet'n."
Dit laatste had-ie eens gezegd,
toen Gert vorig jaar, een scherpe
boterbloem aan het uitgraven was
voor z'n herbarium. Snok ze
maor allemaol uut,was Kees
begonnen, „die vuulte gr oei'nde
bie ons vroeger ni" en sindsdien is
de begroeting van Gert met zijn
'hui' als hij ons tegenkomt wat
minder feestelijk. Vroeger vond ik
dat meer klinken als dat heldere,
dat stralende van die
beuterblomm'n, daarna had het
meer de klank van 't riet: het is er
wel, maar je moet er goed naar
luisteren om het te kunnen horen.
Kleppe
Gisteravond zijn we hem weer
tegengekomen. Op de
kalleseiewegt bie d'ouwe
spuikomme. Zo als altijd had hij
zijn fiets tegen de afrastering van
een oud hek gezet. Een hek is het
eigenlijk niet. Vier prikkeldraoi'n
in 'n 'ek.ke.gat en an die draoi'n vier
staokjes getimmerd. Mee 'n stikje
gladd'n draod is de sluutieng
gemaokt. En da's alles. Maar dat
weitje is nogal bobbelig en loopt
aan één kant naar een soort
kreekgat af. En in die wei zittten
altijd wel vogels: kieviten,
mussen, eenden, maar ook
scholektsters en soms meeuwen.
En daar in de buurt loopt onder de
weg door een duiker en op de
rillieng van dien duuk'r daar wil
wel eens een ijsvogeltje op zitten.
En dat weet de wandelclub ook,
maar Gert natuurlijk nog veel
beter. En voor dat er straks
gemaaid wordt en er jonge koeien,
vèèsjes, in die weie worr'n
gestook'n, is onze Gert natuurlijk
één van de vogels die daar bijna
dagelijks in de buurt van die wei
zijn te vinden. Oft 'rook
nisbeschèmers in die weie staon?
Dat weten we niet, kunnen we wel
eens aan Gert vragen.
Als hij ons ziet aankomen, stapt
hij op ons af en vertelt zijn verhaal
over een man op de camping die
hier met de pinksterdagen is
neergestreken en twee keer per
dag met zijn hond, loslopend, over
dit kasseiwegje komt rijden. En
alle vogels vliegen op. Natuurlijk
had hij die man erop
aangesproken. Maar het hielp
niets, want die man zocht de rust
en wou ongestoord met z'n hond
foto Lex de Meester
door de polder fietsen. „Mao dan
laotje zöö'n toch ni rits roef deu
die weie vliegen? 't Is altied 'tzelde
vèsje: tnee de Pienkster'n kanj'ier
'êêle daog'n zitt'n om de zaok'n in
de gaot'n t'ouw'n. Ni dan 'k nao de
kèremesse in Izendieke moe 'óór,
mao 'k gaon dien vint d'r morg'n
toch nog 's 'n kêêr op anspreek'n,
dao kan je we van op an".
Hij pakt een mesje en een appel.
Op z'n bagagedrager legt ie een
plastic zakje. Binst a tiepraot,
schel tie z'n appeltje, sniej dat in
part'n, 'aolt 't idok'uus d'ruut en
dêêlt alles op. De schell'n gaon 'n
de plastieke zak. Siesa, da's
gebeurd. Die gaon tuus op de
compost'ööp. A me over de
kallesiejewegt nao 'uuts löóp'n,
bluuv'n me bie 'n elzestruuk staon.
'Iere zit 'n mèrlaorinjoeng'n. Zie
je die blaor'n doa? Jao, die witte.
Die zien 'êêlemao bescheet'n ee.
Kiek, noe gaot dien ouw'n op die
staoke zitt'n. Z'n bek vol mee
rips'n. Ziej't? Ze kroenkel'n nog,
mao da's ni van de leute. En noe
schuufelt die nog ook. Moe je mao
kunn'n ee?
We lopen verder over de weg, die in
de zomer van 1894 op feestelijke
wijze werd geopend door de
dijkgraaf van de
Koninginnepolder. En achter het
polderbestuur stapte de
plaatselijke harmonie, 't Was zo
ongeveer de eerste kasseiweg in
het dorp. Hierover moesten toch
de bëêt'n nao de kaoje gereej'n
worr'n? En allicht stoeng d'r bie
die kaoje 'n stamnee, wan wao
volk is, daor is negaotie. En volk
was er die middag wel bij het
landbouwhaventje. En als de
laatste gasten die avond naar het
doip stapten, moet 't het er net zo
stil geweest zijn als nu. Behalve
toen de boerenkar met de
doxpsmuziek erop luidruchtig
huiswaaxls reed. Maar toen was de
zon al bijna ondergegaan.
Een paar late boerenzwaluwen
buitelen over de sloot, die vroeger
voor de inpoldering een deel van
het krekenstelsel was. Nu geen
zout, maar wel zoet water. Gert
zegt, dat hij al midden april de
eerste zomergasten hier zag
aankomen. Ze nestelen onder de
on verstek van de boerderij waar
we straks zullen langs komen, ,,'n
Stik of vuuftiene,denkt Gert,