Madurodam van de natuur
Schepen met
eigen karakter
pzc
b u it 8 n g 8 b i "**f
f
Biologisch
Museum
#JSM§
door het oog van Wim Riemens
31
woensdag 26 mei 1999
door Miriam van der Schot
De Zeeuwse natuur in een
notendop. Dat is de heemtuin
Hortus Zelandiae van het Zeeuws
Biologisch Museum tussen
Oostkapelle en Domburg. De tuin
en het museum liggen midden in
het bosrijke gebied De Manteling
dat beheerd wordt door
Staatsbosbeheer. In tegenstelling
tot het eeuwenoude Engelse
boslandschap, is de heemtuin nog
maar enkele jaren geleden
De heemtuin is opgedeeld in negen
verschillende 'tuinen' met
verschillende planten en dieren
die voor het grootste gedeelte
typisch Zeeuws zijn. In de
akkertuin groeien oude en
bijzondere Zeeuwse
landbouwgewassen zoals rogge en
vlas. Maar er groeit ook meekrap
waarvan vroeger rode verf werd
gemaakt.
In de Hortus Zelandiae is ook een
echte dijk te vinden compleet met
duinpad en bankje. Op de duin
groeien verschillende soorten
helm en planten zoals wegdistel,
grote kaardebol, kleine steentijm
en echt walstro.
In 1995 is de aanleg van de tuin
begonnen en 1996 was het eerste
groeiseizoen. „Nu zitten we in het
derde groeiseizoen dus alles is nog
erg jong. Toch is de structuur van
de tuin al goed zichtbaar", vertelt
directeur Bert van de Hoef. „Het
doel van de tuin is om te laten zien
hoe het Zeeuwse landschap eruit
ziet of eruit gezien heeft. Het is een
soort Madurodam van de Zeeuwse
natuur geworden. Wat dat betreft
is de tuin alles behalve
natuurlijk."
Het park wordt iedere dag door
twee mensen onderhouden en
gewied. Bij het verbouwen van de
gewassen wordt geen gebruik
gemaakt van gif. In bepaalde
tuinen mag het onkruid naar
hartelust groeien. „Tegenwoordig
willen mensen zo weinig mogelijk
tijd uittrekken om zoveel mogelijk
te zien", zegt Van de Hoef. „Dat
kan bij ons maar wij hopen wel dat
de bezoekers na een bezoek aan
ons, de natuur in het echt gaan
bekijken."
Moernering
Toch zijn niet meer alle
nagemaakte landschappen overal
te vinden. Dat geldt bijvoorbeeld
voor de moerneringstuin. Door
het wegsteken (moerneren) van
veen dat als brandstof werd
gebruikt, ontstond vroeger een
hobbelig landschap. Dat is nu nog
terug te vinden in de Yerseke Moer
en op het platteland van
Walcheren.
Voordat er in de provincie werd
gepolderd en gemoerneerd, waren
er veel moerassen. Een laatste
stukje zout oermoeras is nog te
zien op Schouwen-Duiveland.
Voor de aanleg van de moerastuin
was natuurlijk water nodig maar
in de zomermaanden dreigde het
moerasje soms uit te drogen. Om
het toch op peil te houden wordt er
zo nu en dan kraanwater bij
gedaan. Het moeras loopt schuin
af van droog naar zeer nat.
Daardoor is duidelijk verschil van
plantengroei te zien. Op het
diepste punt groeit bijna niets.
Bij veel boerenerven was de tuin
symmetrisch aangelegd en
opgedeeld in een moestuin en
siertuin. Ook dat is nagemaakt in
de Hortus Zelandiae.
Vanuit de heemtuin is er mooi
zicht op het Middeleeuwse kasteel
Westhove dat in die periode
diende als buitenverblijf van de
rijke Abdijheren uit Middelburg.
Of zoals Van de Hoef het noemt:
„Het eerste vakantiehuis in de
streek." Naast het kasteel is in de
heemtuin een typisch Zeeuws
heggenlandschap aangelegd met
een veedrinkput. Vroeger werden
de kleine kavels in Zeeland
afgescheiden door slootjes met
hagen van bijvoorbeeld Meidoom.
In de Zak van Zuid-Beveland is
dat nog te zien in een
heggenreservaat.
Watervogels
Door het moeras, de veedrinkput
en de vij vertuin komen er in
Hortus Zelandiae veel
watervogels voor. Maar ook bijen,
vlinders en andere insekten
kunnen him hart ophalen in de
tuin, Er zijn namelijk een speciale
bijentuin en een vlindertuin
aangelegd met planten die
voornamelijk die diertjes
aantrekken. De Koninklijke
Nederlandse Natuurhistorische
Vereniging inventariseert ieder
jaar de planten- en diersoorten.
Het Zeeuws Biologisch Museum
bestaat echter uit meer dan alleen
de tuin. Binnen in het museum is
een aquarium te bezichtigen dat
de Oosterschelde in het klein
bevat. Compleet met palen,
dijkwanden, vissen en andere
onderwaterdieren. Behalve de
huidige fauna, is ook te zien wat
voor soort dieren hier zeer lang
geleden leefden. De
sabeltandtijger en nijlpaarden
hebben tussen verschillende
ijstijden in, in Zeeland geleefd. De
beenderen zijn gevonden in de
Oosterschelde. Bovendien zijn er
opgezette eenden, meeuwen en
andere dieren. In de
zomermaanden zijn er levende
uilen en valken te zien. In juli en
augustus geeft een valkenier
iedere dinsdag een demonstratie
in de heemtuin.
Het Zeeuws Biologisch Museum
tussen Oostkapelle en Domburg is in
juni, juli en augustus dagelijks open
van 10 tot 18 uur. In april, mei,
september en oktober is het museum op
zondag en dinsdag tot en met vrijdag
geopend van 10 tot 17 uur. Op zaterdag
en maandag staat de deur alleen
's middags open. Van november tot en
met maart is hel museum 's middags
geopend, behalve op maandag.
J.. I\V
Een overzicht van de Heemtuin bij het Biologisch Museum in Domburg.
Het ms Dempo werd in 1931 op De Schelde in Vlissingen gebouwd in op
dracht van de Rotterdamse Lloyd.
door Rinus Antonisse
fóto Lex de Meester
T Tolgens de échte liefhebbers
V lijken schepen tegenwoordig
allemaal sterk op elkaar.
Computergestuurde ontwerpen
en gebouwd zonder franje - een
enkel cruiseschip daargelaten. Ze
hebben geen eigen karakter, geen
onmiddellijk herkenbaar
silhouet, kortomgeen eigen smoel.
Dat was vroeger anders, weten die
echte liefhebbers vol nostalgie te
melden. Ze vinden in het boek
Toen schepen nog schepen waren
hun gelijk. Op basis van
tekeningen van C.E.A van
Boeckel stelde W.H. Mooijen een
boek samen waarin veertig soms
roemruchte schepen uit de eerste
helft van de twintigste eeuw,
voornamelijk stoomschepen (ss)
en enkele motorschepen (ms),
belicht worden.
Van een aantal schepen was er
over de levensloop al veel bekend;
samensteller Mooijen beschouwt
zijn boek voor die boten als een
aanvulling. Hij tekent daarbij aan
dat van de meeste schepen juist
heel weinig is vastgelegd. Dat
geldt in elk geval niet voor de
Nieuw Amsterdam, gebouwd in
1938 voor de Holland Amerika
Lijn bij de Rotterdamse Droogdok
Maatschappij. Eén van de meest
luxueuze schepen dat ooit onder
de Nederlandse driekleur voer en
in de Tweede Wereldoorlog
ingezet als
troepen transportschip. In 1974
werd de boot op Formosa
gesloopt. Volgens Mooijen het
mooiste passagiersschip dat ooit
de zeeën heeft bevaren.
De Schelde
Het kan niet anders of een aantal
van de beschreven schepen is
gebouwd bij de Koninklijke
Maatschappij De Schelde in
Vlissingen. Voor de oorlog nog
geen hofleverancier van
marinevaartuigen, maar wel zeer
actief in de civiele bouw. Genoemd
wordt het ss Tjisondari, in 1915
gebouwd voor de Java China
Japan Lijn. Een schip dat al bij de
proefvaart voor een tragisch
ongeval zorgde door een
aanvaring met de Schelde-
sleepboot Engineering, waarvan
de vijf opvarenden verdronken.
De Tjisondari werd al na 24 jaar in
1939 gesloopt.
Ook van De Schelde: het in 1924
gebouwde ss Slamat, een
opdracht van de Rotterdamse
Lloyd. Het schip was prachtig en
comfortabel ingericht. De eetzaal
was gedecoreerd in grijs laqué met
zwart en afgewerkt in goud, de
rooksalon in teak en palissander.
Al in 1931 werd het schip
verbouwd (bij Wilton Fijenoord in
Schiedam). Dat gebeurde
opnieuw in 1940, tot
In de Encyclopedie van Zeeland,
verschenen in 1982, staat de
volgende kenschets van het dorp,
dat zich ook kan beroepen op
(smal)stadsrechten. 'Arnemuiden
is een vrij gesloten gemeenschap
gebleven. De bewoners zijn vaak
familie van elkaar, hetgeen blijkt
uit veel dezelfde achternamen. De
klederdracht - voor zover nog
gedragen - doet meer denken aan
het Zuidbevelandse kostuum dan
aan het Walcherse'. Deze
eigenzinnige (vissers
)gemeenschap is sinds enkele
jaren bij de gemeente Middelburg
gevoegd en daar zijn ze zowel in
Arnemuiden als in Middelburg
nog altijd niet echt aan gewend.
Arnemuiden blijft een dorp apart,
dat kan bogen op een rijke
historie.
Ooit was Arnemuiden een
welvarende handelsplaats en
diende het als voorhaven voor
Middelburg. Door de aanleg van
een nieuw havenkanaal van
Middelburg naar de Honte (of
Westerschelde) en door
verlanding van de rede nam de
betekenis van Arnemuiden snel af.
Vandaar dat het nooit verder
kwam dan een smalstad.
Scheepvaart en handel waren in
het begin van de zeventiende eeuw
vrijwel verdwenen evenals de
bijbehorende
toeleveringsbedrijven. Visserij
werd de belangrijkste bron van
bestaan. Door de uitvoering van
het Deltaplan moesten de vissers
uitwijken naar havens in
Vlissingen en Colijnsplaat, maar
het dorp bleef thuisbasis. De
recreatie (Veerse Meer) vormde
een nieuwe bron van bestaan.
Er is een oud en een nieuw
Arnemuiden. Het vroegste werd al
in 1223 genoemd en lag aan de
zuidzijde van de monding van de
Arne. Graaf Floris V liet er de
sterkte Ter Mortiere bouwen.
Gillis van Arnemuiden gaf in 1438
toestemming er een klooster van
Sepulcrijnen te vestigen; dat hield
niet lang stand en moest al in 1452
wegens grondbraken en
dijkdoorbraken naar
Vrouwenpolder worden
verplaatst. Toen was het dorp
omstreeks 1440 onderwater
verdwenen. Na een mislukte
poging tot heroprichting lukte het
circa 1462 voor de derde keer
Arnemuiden te herbouwen in de
heerlijkheid Nieuwerkerke. Dat
het dorp al in 1481 geheel
afbrandde was geen beletsel voor
latere bloei.
Arnemuiden koos, in tegenstelling
tot Middelburg, in 1572 voor de
prins van Oranje. Dat kwam de
inwoners duur te staan: de
Spanjaarden veroverden de plaats
en richtten er een bloedbad aan.
Willem de Zwijger beloonde de
Arnemuidse moed door het dorp
tot stad te verheffen. Het verval
van Arnemuiden leidde er in 1609
zelfs toe dat met Middelburg werd
onderhandeld om onder haar
oppergezag te komen. Dat duurde
nog enkele eeuwen. Arnemuiden
is, zoals alle vissersplaatsen, een
kerks dorp. De Reformatie kreeg
al vroeg voet aan de grond.
Veel goede oplossingen deze keer.
Twee lezers vermoedden dat
Sluiskil op de foto stond en één
inzender noemde Wemeldinge.
Uit de goede oplossingen kwamen
als winnaars tevoorschijn: H.M.
van der Linde, Sas van Gent, C.M.
van Koeveringe, Kapelle en P. H.
Sierevcld-de Regt, Arnemuiden.
Zij ontvangen een waardebon.
De vraag van de nieuwe opgave
luidt: welke plaats fotografeerde
Wim Riemens vanuit de lucht?
Oplossingen kunnen tot en met
uiterlijk zaterdag 29 mei worden
gezonden naar: Redactie PZC
Buitengebied, postbus 18, 4380
AA, Vlissingen. Faxen kan ook:
0118-470102 en via e-mailis
eveneens mogelijk:
redactie@pzc.nl. Voor de
inzenders van goede oplossingen
zijn drie geschenkbonnen
beschikbaar.
troepentransportschip. De
Slamat werd in 1941 ingezet bij de
evacuatie van geallieerde troepen
uit Griekenland. Duitse Junker
bommenwerpers brachten de boot
tot zinken, waarbij 193
bemanningsleden omkwamen.
Eveneens een opdracht van de
Rotterdamse Lloyd was het in
1931 gebouwde ms Dempo. Dichte
mist op de Westerschelde zorgde
voor een overdracht zonder
officiële proeftocht. De Dempo
was een geliefd cruiseschip. Ook
hier zorgde het uitbreken van de
oorlog ervoor dat de boot werd
omgebouwd tot
troepentransportschip voor het
vervoer van 2.000 manschappen.
Dat verliep zonder kleerscheuren
tot de landing van de geallieerden
op de kust van Salerno in maart
1944. De Duitse onderzeeboot
U371 plaatste een voltreffer en de
Dempo zonk en daarmee ging een
van de fraaiste schepen van de
Nederlandse koopvaardij, eens
het vlaggenschip van de
Rotterdamse Lloyd, ten onder.
Een schip dat meer dan vijftig jaar
de zeeën bevoerd was het ss
Rindjani, in 1906 door De Schelde
gebouwd in opdracht van de
Rotterdamse Lloyd. Geschikt
voor 163 passagiers en ingezet op
de Rotterdam-Java route. Het
eerste schip van de Lloyd dat, in
1908 en puur uit toeristisch
oogpunt, Tanger aandeed. De
Eerste Wereldoorlog zorgde
ervoor dat steeds andere routes
naar Indië gezocht moesten
worden. In 1926 werd de Rindjani
verkocht aan een Turkse
maatschappij en herdoopt in
Angora. Na nog enkele
herdopingen werd de boot in 1959
De Schelde bouwde in 1926 voor
de Rotterdamse Lloyd ook het ms
Indrapoera. De inrichting was
rustiger en in de verschillende
klassen meer op elkaar afgestemd
dan de wat overdadige decoraties
en ornamenten zoals gewoonlijk
op de meeste schepen het geval
was. In 1932 verlengde De Schelde
het schip en werden nieuwe
motoren geplaatst. De oorlog
werd als troepentransportschip
overleefd. In 1949 volgde een
verbouwing tot vracht-
passagiersschip bij De Schelde.
De Indrapoera ging in 19 5 6 over in
buitenlandse handen
(maatschappij in Genua) en werd
in 1963 voor de sloop verkocht.
Treffend
Hoewel Mooijen zich in Toen
schepen nog schepen waren niet
ontpopt als een begenadigd
schrijver, slaagt hij er wel in om in
een kort bestek van de
verschillende schepen een
treffende karakteristiek te geven.
De Eerste en Tweede
Wereldoorlog bezegelden het lot
van veel vaartuigen. Torpedo's,
bommen, beschietingen én
mijnen. Het ms Christiaan
Huygens van de Stoomvaart
Maatschappij Nederland (in 1928
gebouwd door de Nederlandse
Scheepsbouw Maatschappij in
Amsterdam) liep in 1945 ter
hoogte van Westkapelle op een
mijn. Het wrak werd op de Zuid-
Steenbank bij Vlissingen gezet; na
een storm verdween de Huygens.
Belevenissen worden zakelijk
beschreven. Zoals ook het lot van
schepen is: ontwerpen, bouwen,
varen en na behouden vaart
verdwijnen. Bijvoorbeeld het ss
Statendam (1926), het ms Oranje
(1939) en het ms Johan van
Oldebarnevelt. Schepen met
illustere namen: Rembrandt. Jan
Pieterszoon Coen, Johan de Witt,
Pieter Corneliszoon Hooft en
Marnix van Sint-Aldegonde.
Hollands Glorie die verdwenen is.
Het boek staat niet op zichzelf. De
uitgever heeft gezorgd voor een
fraaie cassette, waarin de
tekeningen van Van Boeckel apart
zijn bijgevoegd (in verschillende
formaten).
Toen schepen nog schepen waren.
Tekst W.H. Mooijen, met tekeningen
aan C.E.A van Boeckel. Uitgave
Bosman Bosman, nautische
uitgevers, Sneek. Prijs in cassette met
tekeningen 79,50; prijs van het boek
f59,50. Isbn 90 75553 16 1.