Tweede leven voorkomt sloop
Liefde voor het leven en oog voor detail
PZC
buitengebied
28
woensdag 26 mei 1999
Links: Het Theo van Doesburg-
centrum in Vlissingen.
foto Dirk Jan Gjeltema f.
ARCHITECTUUR
Rechts: Het gebouw van de
Zeeuwse Milieu Federatie aan het
Ravelijn de Groene Jager in Goes.
foto Dirkjan Gjeltema
door Richard Hoving
Een kerk. ziekenhuis, kantoor
of school die zijn functie
verliest, raakt in verval en
verloedert. Het onderhoud is te
kostbaar en wordt verwaarloosd.
Het monumentale gebouw wordt
doelwit van vandalisme. De
slopershamer dreigt. Om aan de
leegstand een eind te maken moet
de eigenaar op zoek naar een
herbestemming. En dat is geen
eenvoudige opgave.
In het onlangs verschenen boek
'Herbestemming van grote
monumenten: een uitdaging!
wordt het voorbeeld gegeven van
de heilige Maagd in Bergen op
Zoom. Eind jaren zestig stond de
kerk aan de Grote Markt op de
nominatie om te worden gesloopt.
De rijksoverheid ging hier niet
mee akkoord. De gemeente moest
op zoek naar een herbestemming.
,,De discussie over de
herbestemming ontbrandde en
leverde veel ideeën, maar geen
beslissingen op."
Het was burgemeester P.
Zevenberg die de knoop
doorhakte. De heilige Maagd
moest de gemeentelijke
schouwburg worden. De
beslissing was gevallen, maar de
zorgen nog niet de wereld uit. De
herbestemming stuitte op
weerstand onder de bevolking.
Een schouwburg in de kerk werd
'niet passend' genoemd. Door de
ontdekking van de boktor in het
houtwerk van het vroeg
negentiende eeuwse gebouw
vielen de kosten van de
transformatie fors hoger uit. De
verbouwing van de kerk, die in
1990 werd afgerond, kostte
uiteindelijk 13,5 miljoen gulden.
Bemiddelen
'Herbestemming van grote
monumenten: een uitdaging!is
geschreven in opdracht van de
stichting Pandenbank Noord-
Brabant. De Pandenbank werd
tien jaar geleden opgericht door
het toenmalige provinciebestuur.
De stichting moest bemiddelen
tussen eigenaars van leegstaande
monumenten en nieuwe
gebruikers/eigenaars. Een
werkgroep van de Katholieke
Universiteit Nijmegen werd
gevraagd om ter gelegenheid van
het tienjarig bestaan van de
stichting Pandenbank de
herbestemming van monumenten
wetenschappelijk te benaderen.
De werkgroep komt tot de
conclusie dat leegstand van kleine
monumenten veelal geen
probleem is. In het algemeen is de
vraag naar deze panden groter
dan het aanbod. Leegstand van
grote monumenten is wel een
probleem. Het vinden van een
herbestemming is lastig. „Het
gaat met name om gebouwen die
in een specifieke periode van de
geschiedenis met een speciaal doel
werden gebouwd. "De leegstand is
het resultaat van een reeks van
onderling samenhangende
factoren zoals ontkerkelijking,
vergrijzing en het verval van
bepaalde industriële processen.
Bij herbestemming doen zich
uiteenlopende problemen voor. De
financiële consequenties wegen
Het voormalige postkantoor in Terneuzen, waar al jaren winkeltjes en appartementen zijn gevestigd.
foto Charles Strijd
over het algemeen zwaarder dan
de architectonische,
planologische of technische
bezwaren. De aard van de
herbestemming is divers. De kans
van slagen hangt nauw samen met
de kwaliteiten van de
initiatiefnemer. „De
initiatiefnemer dient een schaap
met vijf poten te zijn, dat wil
zeggen iemand die over een groot
aantal kwaliteiten beschikt. Van
belang zijn vooral visie,
doorzettingsvermogen,
overtuigingskracht en een
productief netwerk."
Verlies
De werkgroep doet een twintigtal
aanbevelingen. Sloop van grote
monumenten moet zoveel
mogelijk worden voorkomen
omdat het een definitief verlies
van culturele waarden betekent.
Van het provinciebestuur mag
worden verlangd dat ze de
problematiek zowel kwalitatief
als kwantitatief in beeld brengt.
Voor Noord-Brabant is dit reeds
gedaan. Verspreid over de
provincie staan 35 grote
monumenten leeg. Over vijf jaar
zullen dit meer dan honderd zijn.
Het gaat met name om scholen,
kerken, kloosters en
fabrieksgebouwen.
Overleg met eigenaren van grote
monumenten moet vroegtijdig
plaatsvinden. Zodoende kan de
schade door eventuele leegstand
worden beperkt. „Daar waar
leegstand is opgetreden, is het van
belang om de technische staat van
het pand om peil te houden om
(verder) verval te voorkomen."
Een van de belangrijkste
aanbevelingen is het volgen van
een stappenplan. Door reeds
bestaande stappenplannen samen
te voegen zijn de auteurs tot het
zogenoemde KUN-model voor
herbestemming gekomen.
Het model dat uit tien stappen
bestaat, is bedoeld als praktisch
hulpmiddel bij het formuleren van
een effectieve strategie voor
herbestemming. De eerste stap is
de inventarisatie van de
leegstand. Wat staat er leeg en wat
zijn de oorzaken? Vervolgens zijn
haalbaarheidsonderzoeken,
financieringsplannen en
bouwplannen aan de orde. De
laatste stap voorziet in het
opstellen van een goed beheer- en
exploitatieplan.
Tweede leven
Naast de heilige Maagd worden in
het handboek nog andere
voorbeelden gegeven van grote
monumenten die aan een tweede
leven zijn begonnen. In
Leeuwarden werd een
monumentale kazerne volgestopt
met appartementen. Een klooster
in Venray doet na een ingrijpende
verbouwing dienst als
gemeentehuis. Dichter bij huis,
maar niet opgenomen in het boek,
is de herbestemming van het
kantoor van de Rijksbelastingen
in Goes, de voormalige HBS in
Vlissingen en het oude
postkantoor in Terneuzen. In
Hulst is onlangs begonnen met de
verbouwing van het klooster aan
de Carmelweg tot schoolgebouw.
'Herbestemming van grote
monumenten: een uitdaging!is
volgens de auteurs geen
receptenboek. PasWare
antwoorden worden niet gegeven.
Het boek beoogt de problematiek
van herbestemming van grote
monumenten in meer algemene
zin aan de orde te stellen en dient
vooral als achtergrondinformatie
en wegwijzer. „Maar de
oplossingen worden niet kant en
klaar aangeboden; er blijft nog
veel denkwerk en creativiteit over
voor eenieder die bij deze
problematiek betrokken is."
Stichting Pandenbank Noord-
Brabant en prof. dr. N. J. M. Nelissen,
'Herbestemming van grote
monumenten: een uitdaging!'
„Hét Zeeuws. Zulks ten spijt de ondeskundige en benepen volharding
waarmee enkelen, watjudasserig, beweren dat het niet bestaat. Maar we
verstaan elkaar dan toch maar van Stellendam tot in Vlaanderen.
Jan Kousemaker in het nawoord van zijn Zeeuwse vertaling van het
Evangelie van Judas (1983)
door Marco Evenhuis
Oostkapellaar Jan Zwemer had
er afgelopen vrijdagavond
absoluut geen moeite mee een
Zuid-Bevelands verhaal uit de
zojuist gepresenteerde
verhalenbundel van troubadour
Engel Reinhoudt voor te dragen.
En het massaal opgekomen
publiek in boekhandel De
Koperen Tuin/Centrum De Veste
in Goes (met meer dan honderd
aanwezigen zo vol als een ei)
genoot er niet minder om.
Zeeuwse literatuur, of het nu gaat
om Zierikzeêse 'erinneriengen of
Domburgse veraelen, is niet
plaatsgebonden. Er mogen dan
kleine verschilletjes bestaan
tussen de dialecten waarin tussen
Stellendam en Vlaanderen
geschreven wordt, het weerhoudt
mensen er niet van om te genieten
van streektaalliteratuur uit alle
delen van het Zeeuwse
'taalgebied'.
Gering aanbod
Jan Bruins van De Koperen Tuin,
uitgever van Reinhoudts bundel
De bakfiets en andere Zeeuwse
verhalen merkte het vrijdag ook
op. De laatste jaren gaf hij heel
wat boeken in het Zeeuws uit en
die vonden in alle delen van
Zeeland gretig aftrek. Volgens
Bruins is er wellicht een tekort aan
goede streektaalliteratuur: de
aanleiding van Reinhoudts
bundel was een gesprek tussen
uitgever en auteur over de grote
belangstelling voor die literatuur
en het geringe aanbod.
Bruins had de presentatie van De
bakfiets aardig aangekleed. Engel
Reinhoudt droeg uiteraard voor
uit eigen werk en speelde een paar
van zijn Zeeuwse vèsjes. Jan
Zwemer las behalve materiaal van
Reinhoudt ook een hilarisch
verhaal van eigen hand voor.
Bertus Limonard, dorpsgenoot
van Reinhoudt, bracht een
spookverhaal uit de Zak van
Zuid-Beveland.
Het eerste exemplaar van De
bakfiets was voor Jan Zwemer,
oud-presentator van het
verdwenen dialectenpogramma
van Omroep Zeeland en
streektaalschrijver en -dichter.
Engel Reinhoudt legde uit
waarom hij voor Zwemer had
gekozen: 'Politici bin aoltied wè te
porren voe presentaties as deze,
mè di mankeêr aoltied wè wat an.
Me an 'onderden mensen edocht,
lang etwufeld, mè an Jan
mankeerde nog wè 't minst.'
Bovendien kan Zwemer wel een
Bakfiets gebruiken, meende
Reinhoudt: 'Jan schrieft dikke
boeken en ei vee eleêrd. Ie ei dus
'eêl vee bagage. Ie ei gin auto, ie
doe aolles op de fiets, dus a t'r eên
is die a voe aol die bagage een
Engel Reinhoudt...uitgekiende schriefwieze...
bakfiets verdient, is 't Jan.'
In De bakfiets staan tien korte
verhalen en elf gedichten (of zijn
het toch liedteksten?). De
eenentwintig bijdragen hebben
één ding gemeen: ze geven alle
blijk van een grote liefde voor het
leven en oog voor detail. Engel
Reinhoudt weet in een paar rake
zinnen de meest alledaagse dingen
zo te beschrijven, dat een ieder die
het leest de schoonheid ervan in
zal zien.
Sommige van Reinhoudts
verhalen spelen in het heden,
andere in het verleden. Hij schrijft
net zo makkelijk over een jongen
die hard z'n best doet de melkboer
te helpen met bestellen (in het
titelverhaal De Bakfiets) als over
een jong stel, dat na veel ongeluk
eindelijk een gezonde dochter
krijgt, maar tegelijk afscheid van
moeder moet nemen (in De
geboorte van Marieke).
Bijzonder aardig is het verhaal
Een muus mie een apestaertje.
Daarin leert een iets oudere man
de mogelijkheden van het internet
kennen: 'tAo wè wat om achter
zö'n dienk te zitten en van aolles
en nog wat te bekieken. Aj'r mie
doende was en zeker aj'r over
praotten, leek 't net of a je wat
belangrieks dee.
De hoofdpersoon e-mailt met een
dame uit Domburg. Ze raken in
elkaar geïnteresseerd en de
computerfanaat gaat op bezoek.
De Domburgse (Reinhoudt citeert
foto Willem Mieras
haar in perfect Walchers;
streektaalliteratuur kent
tenslotte geen dialectgrenzen)
blijkt een poëzieliefhebber: aan de
muur hangt een gedicht van Van
Schagen. De internetter raakt
onder de indruk, maar op een
gegeven ogenblik verandert het
gespreksonderwerp. De
Domburgse houdt van tuinieren
en komt er niet alleen achter dat
de internetter getrouwd is, maar
ook dat zijn vrouw eveneens van
tuinen houdt. Ze zou wel eens
langs willen komen. En dat was
nou niet direct wat de internetter
zich vooraf voorstelde bij een
spannende 'internetdate': 'In
plekke van anpappe mie een leuke
computervriendin zat n noe
op'escheept mie 't zöveeste wuufje
dat a een mirregje kwam voe
Doore en d'r struukgewas in
plekke van voe 'um. Bie 't stoplicht
in Middelburg draaiden die zö 'ard
an z'n trouwrienk dat z'n vienger
nae van z'n 'and af goeng.'
Pelzyrs tukken
Natuurlijk was de spelling van het
Zeeuws als voor zoveel schrijvers
ook voor Reinhoudt een probleem.
In De bakfiets wijdt hij twee hele
pagina's aan een verantwoording
voor zijn uitgekiende
schriefwieze. Reinhoudt legde
vrijdag uit: 'Ajevoej'n eigen
schrieft, doe je mè een dodde. Mè
nï buten toe mot 't toch een bitje
verzurgd weze. A 't goed is,'is
wiglópe' op bladzie zestiene net
zö eschreve as op bladzie
achtenvuuftig.'
Helemaal waar is dat niet; door
heel de bundel vind je kleine
inconsequenties. Op zomaar een
bladzij (pagina 28 om precieste
zijn), staat even vaak ao als oa
voor 'had' en zo zijn er nog wel
meer schoonheidsfoutjes.
Niettemin is Reinhoudt een 'wijs'
streektaalschrijver. Hij heeft zich
voor De bakfiets gebaseerd op zijn
eigen, in de loop der jaren tot stand
gekomen spelwijze en heeft
daarnaast, waar hij dat nodig
achtte, duidelijk 'gewinkeld' bij
andere spelsystemen. Resultaat is
een goed doordachte, leesbare
spelling. Alle finesses van 'zijn'
Zuid-Bevelands zijn er in uit te
drukken, zonder dat lezers uit
andere streken veel problemen bij
het lezen zouden ondervinden.
De uitvoering van De bakfiets is
bijzonder degelijk. Het boekje ziet
er bijna net zo uit als de bundel
Rumpels, die eerder bij de
Koperen Tuin verscheen. Elly de
Looff zorgde voor een aantal
passende illustraties.
Aan zaken als spelling en
technische uitvoering valt goed te
zien hoe uitgevers in Zeeland met
streektaalliteratuur omgaan. Een
vergelijking met bijvoorbeeld
Groningen laat aardige
verschillen zien. Daar verscheen
zojuist de bundel Pelzyrstukken
met een aantal niet eerder
uitgegeven verhalen van de
Groningse notaris Lambertus
Doornbos. In de inleiding lezen we
dat de uitgever de spelling van
Doornbos simpelweg heeft
aangepast aan wat in Groningen
gebruikelijk is. In Zeeland kan
men het echter maar niet eens
worden over een
standaardschr i j f wij zeEn als we
naar de vormgeving' kijken, oogt
De bakfiets vooral als een gezellig
cadeau-boekje, terwijl
Pelzyrstukken qua typografie,
papiersoort opmaak en omslag
eerder aandoet als.een luxe
poëziebundel. Engel Reinhoudt
bewijst echter dat schijn bedriegt:
De bakfiets is méér 'poëziebundel'
dan het ietwat boertige
Pelzyrstukken. Misschien is niét
iedereen in staat die vergelijking
zelf te maken, maar de helft is ook
genoeg: lees De bakfiets en oordeel
zelf Reinhoudts bundel is te
verkrijgen bij boekhandels van
Stellendam tot in Vlaanderen.
Engel Reinhoudt, De bakfiets en
andere Zeeuwse verhalen, Goes: De
Koperen Tuin 1999, 62 pagina's, geïll.,
ISBN 90.72138.96.1, winkelprijs f
14,95.
Lambertus Doornbos, Pelzyrstukken,
Groningen: Siemon Reker (e.b.), 64
pagina's, ISBN 90.5294.177.7.
Reacties op deze rubriek zijn
welkom. Indien u wilt reage
ren, of wanneer u een tip
voor ons heeft, kunt u schrij
ven of faxen naar PZC, Post
bus 18, 4380 AA Vlissingen,
fax 0118-470102, onder ver
melding van Streektaal.