Den Haag vol van Bordewijk r Pramoedya Ananta Toer wil nog eens boer worden Schrijver in de Hofstad D*7P kunst YLXt cultuur D 13 proza Leo Ross: Een tourist kwam naar ons dorp (Servo, 311 blz., 25,-). Een Grieks reisverhaal. Leo Ross (1934) publiceerde eerder gedichten, verhalen en essays in literaire tijdschriften en promoveerde op de brieven van Jacob Israël. Jos Buurlage: Onveranderlijk veranderlijk (De Bezige Bij, 285 blz., 45.-). Harry Mulisch tus sen literatuur, journalistiek, wetenschap en politiek in de ja ren zestig en zeventig. poezie Sonja Prins: Op een kale winde rige vlakte (Vita, 206 blz., 29,50). Gedichten uit Ravens- brück en erna (1943-1983), keu ze uit eerder verschenen bun dels van Sonj a Prins (1912). Luister moeder, dichters preken over jou (Lannoo, 29,50). Der tig moedergedichten, verza meld en gelezen door Tine Ruys- schaert. Met bijbehorende cd. Piet Gerbrandy: Nors en zonder haten (Meulenhoff, 70 blz., 29,90). Tweede gedichtenbun del. Gerbrandy's debuut Wel overwogen en onopgemerkt werd in 1997 bekroond met de Van der Hoogt-prijs. vertaald Zoé Valdés: Ik gaf je mijn hele leven (Meulenhoff, 255 blz., ƒ44,90, vertaald door Barber van de Pol). Cuca Martinez ver trekt op haar zestiende verjaar dag van een provinciestadjes naar de hoofdstad van Cuba, Havana. Daar ontmoet zij Juan Pérez, de man van haar dromen. Haar verdere leven zal echter bestaan uit wachten: Juan ver dwijnt, keert na acht jaar terug en vertrekt opnieuw. Bij hun laatste ontmoeting geeft hij haar een biljet van één dollar, dat zij heel goed moet bewaren. Als de man na vijfendertig jaar eindelijk terugkomt, blijkt het dollarbiljet een zeer speciale rol te vervullen. Zoé Valdés (1959), Cubaanse van oorsprong, woont in Parijs. Vikram Seth: Verwante stem men (oorspronkelijke titel: An Equal Music, G.A van Oor schot. 432 blz., 49,-, vertaald door Christien Jonkheer en Ba- bet Mossel). Roman over drie liefdes: violist Michael Holme en pianiste Julia McNicholl die verliefd worden, elkaar kwijt raken en elkaar tien jaar later terugvinden; Michaels liefde voor de oude Italiaanse viool die hij al twaalf jaar in bruikleen heeft en de hartstocht van men sen voor muziek in het alge meen. De Engelse schrijver Vikram Seth werd in 1993 be roemd met A Suitable Boy. Christian Jacq: De Zwarte Fa rao (Luitingh-Sijthoff, 319 blz., geb., ƒ34,90, vertaald door In- grid Jap-Tjong). Vijf eeuwen na Ramses de Grote is de glorie ver gaan, de tempels in Noord- Egypte zijn verlaten en het gou den rijk lijkt afgegleden te zijn naar een onherstelbaar diepte punt. Pianchi, de zwarte farao, regeert het zuidelijk koninkrijk met wijsheid en beleid. Hij heeft slechts één groot verlangen: een herenigd Egypte. De Fransman Christian Jacq promoveerde in egyptologie en archeologie aan de Sorbonne in Parijs. De Ram- ses-serie was zijn internationa le doorbraak als romancier. Jean Cocteau: Dagboek van een duizendkunstenaar (De Arbei derspers, Privé-domein, 331 blz., 59,90, gekozen, vertaald en van een nawoord voorzien door Joop van Helmond). Jean Cocteau, het enfant terrible van de Franse kunstwereld, was een veelzijdige en fascinerende per soonlijkheid. Hij was dichter, portrettist, schilder, toneel schrijver, romancier, impresa rio, decorontwerper en cineast. De dagboeken die Cocteau bij zijn dood in 1963 naliet geven een kaleidoscopisch beeld van deze op ideeën en dromen koorddansende tovenaar. herdrukt Hella Haasse: Een nieuwer tes tament (Arbeiderspers/Singel Pocket, 160 blz., 15,-). Histo rische roman uit 1966 over het leven van de dichter Claudius Claudianus. In dezelfde reeks verscheen een herdruk van Jean Paul Sartre: Walging 279 blz., 15,-). Hoofdpersoon in het boek is de historicus Antoine Roquentin. Hij vestigt zich, na een bewogen leven, in het stadje Bouwville om een studie te schrijven over de 18e-eeuwse markies de Rollebon. thriller Dick Francis: Klopjacht (De Ar beiderspers, 208 blz., 34,90). Herziene vertaling van de in 1969 verschenen thriller Vol bloed in hinderlaag (Bloodsport Hoofdpersoon is de beveili- gingsbeamte Gene Hawkins, die op onderzoek gaat naar de ver dwijning van drie paarden van een Amerikaanse miljonair. üi ra Gé Bosschee: Bloedgeld (Pro metheus, 360 blz., 39,90). Een effectenmakelaar, werkzaam in de Londense City, komt een om vangrijke beursfraude op het spoor. Als zijn oude vriend en studiegenoot wordt vermoord, besluit hij de zaak tot de bodem uit te zoeken. Met hulp van een journalist ontrafelen zij een in ternationaal netwerk waarbij zeer hooggeplaatste personen uit de politiek, de bankwereld en de CAO zijn betrokken. Gé Bosschee is jurist in de financië le sector en was jarenlang actief als columnist. Bloedgeld is zijn debuut. at is een betere plaats om af te spreken dan de Haagse Passage? 'Wat zou het leuk zijn', zegt José Buschman, 'als hier een borstbeeld van Bordewijk zou komen. Gerrit Achterberg dichtte in 'Passage': 'Den Haag, stad, boordevol Bordewijk en van Couperus overal een vleug'. Maar inmiddels is het natuurlijk allang andersom. Den Haag is de stad van Couperus geworden. Bordewijk associëren wij vooral met Rotterdam, vanwege zijn grootste succesroman 'Karakter'. Dat is niet terecht. Het is eigenlijk ongelooflijk hoeveel hij van de stad hield. Zijn ouders kwamen er vandaan en met uitzondering van zijn eerste jaren in Amsterdam heeft hij er altijd gewoond. Vooral dit hier vond hij prachtig...' zoveel fantasierijke en bizarre verhalen. Bordewijk schreef ze in de trein, op weg naar zijn kantoor in Schiedam, na het avondeten en het drinken van steevast één glas wijn ging het dan weer verder. José Buschman brengt Bordewijks eigen dilemma's, de strijd tussen tucht en chaos, over op z ij n houding ten aanzien van de stad. De stad was voor hem, schrijft zij, 'bedwongen, dus veilige natuur'. Zijn preoccupatie met macht en tucht projecteert hij zo op de stad. Die fascinatie is ook heel modern, kan daar aan worden toegevoegd. Men komt haar tegen bij Bordewijks tijdgenoten in de wereldliteratuur, Kafka, Orwell en Canetti. Voor alles was Bordewijk bang, dat gebrek aan tucht het beest in de mensen zou ontketenen. Hij had er zelf fantasie genoeg voor. De tegenpool van Bordewijks hang naar tucht was zijn belangstelling voor het ontuchtige, hoe kan het anders. Zonder te beweren, dat de schrijver een dubbelleven leidde of misschien zelfs een ordinaire bordeelsluiper was, valt er een hang naar de duistere kanten van het leven bij hem te bespeuren. Reinold Vugs, Bordewijks biograaf, beschrijft al hoe de schrijver graag door de 'verbrande erven' van Schiedam mocht lopen, de wanhopig armoedige branderswijk van de jeneverstad. Zijn roman 'Rood paleis', een typische bordeelroman speelt weliswaar in Amsterdam, maar José Buschman laat zien dat Bordewijk ook in Den Haag zijn hart op kon halen, al dwalende door de zelfkant van de beschaafde wereld. En daar zal hij beslist geen gids voor nodig gehad hebben, het was dan ook een leugentje voor het goede fatsoen dat hij opdist in zijn 'Wandelingen door Den Haag en omstreken'. 'Heren horen niet in steegjes', had een dame van lichte zeden hem ooit eens toegesist in de rosse buurt van Amsterdam. Eigenlijk vond Bordewijk dat ook. Waar nu nog de Bagijnestraat slechts in de verte herinnert aan het halfduister van verschaald bier, prostitutie en messentrekkers, lag ooit een wijk met 'morsige steegjes' en 'hoerenhuizen', waar 'lage ontucht en weelderige losbandigheid hand in hand gingen', schrijft José met literair inlevingsvermogenHet moet Bordewijk allemaal nogal aangesproken hebben, ongeveer zoals wij keurige mensen graag even naar de Jerry Springer-show mogen kijken om te beseffen hoe ordinair de wereld wel niet kan zijn. De afgelopen maanden heeft José Buschman het hele oeuvre van Bordewijk gelezen, op zoek naar de vergeten en halfverborgen locaties, die zo'n grote rol spelen in het Den Haag van de schrijver. Wat heeft haar tijdens die ontmoeting met dat werk het meest geraakt? 'Voor mij is de roman 'De doopvont' werkelijk een openbaring geweest. Het is een late roman van Bordewijk, die ik niet zo goed kende. Een grote verrassing was dat voor mij'. 'De doopvont' is een lijvige Haagse familieroman, die in de verte herinnert aan Couperus' 'De boeken der kleine zielen'. Bordewijk schreef het boek na de Tweede Wereldoorlog. Hoewel de roman het verval van een familie beschrijft is zij in wezen een pleidooi voor de familie. Bordewijks kernzin 'de mens is paareen variatie op het bijbelse 'En God zag dat het niet goed was dat de mens alleen bleef', bepaalt het thema van deze roman. ,,Het is een schitterend boek. Het verdient echt weer belangstelling. Er zou een nieuwe uitgave van moeten komen." Jan-Hendrik Bakker José BuschmanDen Haag, stad, boordevol Bordewijk - Uitgeverij Bas Lubberhuizen, f 23,50. De schrijfster wijst om zich heen: wij staan op (in) de rotonde van de Passage, waar het licht hoog is en de tijd langzamer lijkt te gaan dan elders in de stad. Hier was ooit het lievelingsplekje van Ferdinand Bordewijk, schrijver en advocaat. Hier zat hij in een van de rieten stoeltjes van café Bordelaise het publiek te observeren. En niet alleen het publiek, ook van de sociale structuur van de winkeleigenaars ontging hem weinig, zoals blijkt uit het verhaal 'Passage, een architectuur' uit de bundel 'De wingerdrank'. In 'Haagse mijmeringen' had Bordewijk voor de Passage de poëtische omschrijving 'een onder architectuur geblazen champagneglas' bedacht. Een woordkeuze die menige hedendaagse Hagenaar, met het Centraal Station-kwartier nog op het netvlies gebrand, zal bevallen wanneer hij vanaf het Buitenhof of het Spui binnenkomt. Ook Bordewijk moest maar weinig hebben van de stadsvernieuwing, die hij zoals zovele romantische geesten toch eigenlijk stadsvernieling vond. José Buschman is de schrijfster van het boekje Den Haag, stad, boordevol Bordewijk. Als er iets is, waarin zij sympathiseert met haar onderwerp van studie dan wel op dit punt van de stadsvernieuwing. Een gruwel vindt zij het. Bij de Hofvijver wijst zij op de absurdistische skyline, die daar sinds kort bestaat: de schilderachtige parlementsgebouwen, het monumentale Mauritshuis en daar achter, zich hoog verheffend als een boze djin, de postmoderne architectuur van nu. „Maar ja", zegt zij dan, „misschien moet je het zien zoals Bordewijk het zag. Die schreef over het eilandje in de Hofvijver, toen er ooit sprake van was dat dat weggehaald zou worden, dat zij dat beter niet konden doen. Mooie vrouwen zoeken immers ook het gezelschap van lelijke vriendinnen. Dan komen zij beter uit." José Buschman is de oprichtster van het Louis Couperus Genootschap. Lange tijd was zij ook de voorzitster van dit deftige gezelschap. Zij was thuis in het werk van Couperus als in haar eigen woning. Op basis van die kennis kon zij de Couperus-wandelingen organiseren, die zeer succesvol zouden blijken te zijn. Nu is dus de beurt aan Ferdinand Bordewijk, in wiens werk Den Haag een grote rol speelt. Vier gedetailleerde stadswandelingen beschreef zij in Den Haag, stad, boordevol Bordewijk. Bordewijk heeft op vele adressen gewoond. Toen zijn ouders in 1894 vanuit Amsterdam naar Den Haag verhuisden, vestigden zij zich in de Van Swietenstraat. Het gezin woonde ook nog enige tijd in de Nassau Zuilensteinstraat, maar in 1904 verhuisde het naar het Bezuidenhout, naar de Helenastraat. Als jong rechtenstudent leerde Bordewijk in deze buurt zijn Ferdinand Bordewijk, schrijver en a( toekomstige vrouw kennen, de latere componiste Johanna Roepman Het echtpaar zou in het Bezuidenhout blijven wonen. Totdat de wijk door het foutieve Engelse bombardement in het laatste jaar van de oorlog van de kaart werd gewist. José: „Bordewijk was 61, toen dat gebeurde. Hij is alles kwijt geraakt, al zijn boeken, al zijn schilderijen. Hij heeft altijd gezegd, dat hij blij moest zijn dat hij het er levend van af had gebracht, maar het verlies heeft toch iets blijvend veranderd in zijn leven. Dat merk je aan de manier, waarop hij in zijn latere werk personages laat spreken over vergelijkbare ervaringen. Hij en zijn vrouw hebben daarna ook nooit meer een eigen huis betrokken. Zij huren voortaan altijd een deel van sjieke woningen achter de Scheveningse Bosjes." Latei- trekt het echtpaar naar de wijk Zorgvliet, waar de gevierde schrijver in 1965 overlijdt. Tussen Couperus en Bordewijk bestaat een wereld van verschil. Gerrit Achterberg brengt ze samen in zijn bekende gedicht. Zij symboliseren het gespleten karakter van de stad, 'twee werelden' volgens Achterberg. Enerzijds het dromerige, negentiende-eeuwse anderzijds het afstandelijke van 'deurwaardershuizen met de harde deugd/ van Katadreuffe die zijn doel bereikt'. Of die gespletenheid zo Haags is. staat te bezien. 'Karakter' speelt in Rotterdam per slot van rekening. Katadreuffe komt alleen even naar de Hofstad als hij een winkeltje wil beginnen. Maar Achterberg zag het zo. Wie in elk geval wél gespleten was, was Bordewijk zelf. Op het omslag van Buschmans boekje staat het jeugdportret van de schrijver, gemonteerd tegen de achtergrond van de Passage. Op dat jeugdportret, door W.F. Hermans geroemd, is de schrijver nog een gloedvolle, gepassioneerde jongeman wiens glimmende ogen en monkelende lachje een wereld van fantasie verraden. Al gauw zal hij zelf een geharnaste, strak gedisciplineerde jurist worden. Een man van orde en gezag. Voor velen is het nog steeds een raadsel dat deze strakke man tevens de schrijver was van De Indonesische schrijver Pramoedya Ananta Toer, herhaaldelijk getipt als kandidaat voor de Nobelprijs, mag voor het eerst in veertig jaar zijn land verlaten en komt eind deze maand naar Nederland. De auteur, wiens boeken in 29 talen vertaald zijn, zat meer dan veertien jaar in de gevan genissen van de Nederlanders, van Soekar no én Suharto. Barrevoets en met ontbloot bovenlijf opent Pramoedya Ananta Toer (74) de poort die toegang geeft tot zijn huis en tuin in een rus tige, groene kampong in Jakarta. Hij is in zijn tuintje bezig als er wordt aangebeld. Niettemin moeten de buren eraan te pas ko men voor hij de poort opent. Zijn gehoor is met goed meer sinds hij in 1965 door Suharto's mannen hardhandig werd gear resteerd. Toch zijn de jaren hem nauwelijks aan te zien. De schrijver dankt zijn reputatie vooral aan vier romans - 'Aarde der Mensen', 'Kind van alle Volken', 'Voetstappen' en 'Het Glazen Huis' - waarin hij de Indonesische onafhan kelijkheidsstrijd beschrijft. Hij schreef ze in de gevangenis van het Molukse eiland Buru nadat hij de verhalen eerst aan zijn medege vangenen vertelde. In zijn werk liet Ananta Toer zich onder meer door de Nederlandse auteur Multatuli inspireren. Die opende met zijn 'Max Have- laar' velen de ogen over het onrecht in het toenmalig Nederlands Indië. Hij beschreef hoe het gewone volk in de kolonie werd uit gebuit door de Nederlanders én de plaatse lijke elite. ,,In deze paternalistische samen- Pramoedya Ananta Toer: „De bestuurders en de bureaucraten van Suharto zitten nog stevig in het zadel." leving herkende het volk de elite niet als feodale heerser", legt de schrijver uit. Het boek gaf een belangrijke aanzet tot de dis cussie die het einde van de Nederlandse ko loniale tijdperk inluidde. Ananta Toer reist eerst naar de Verenigde Staten en Canada. Eind mei doet hij op uit nodiging van de Rijksuniversiteit Leiden Nederland aan. Het opheffen na veertig jaar van de reisbeperking van de wereldberoem de auteur is een nieuwe stap van de regering Habibie in de 'reformasi'. Eerder herstelde die de persvrijheid, liet politieke gevange nen vrij - zij het niet allemaal - kondigde vrije verkiezingen aan en beloofde een op lossing voor Oost-Timor, dat in 1976 werd ingelijfd. Het mag mooi klinken, maar Ananta Toer is allerminst overtuigd. „Mijn boeken zijn of ficieel nog steeds verboden. Ze zijn tegen woordig wel te koop maar dat wordt hoog stens getolereerd." Vergeefs probeerde hij het huis terug te krijgen dat hem in 1965 is afgenomen. Zijn vrouw bewaarde het ei gendomsbewijs zorgvuldig, maar op proce durele gronden werd de clairr) onlangs afge wezen. Voor Pramoedya het bewijs dat er nog niets wezenlijks is veranderd in Indone sië sinds Suharto hem wegens vermeende betrokkenheid bij de coup tegen Soekarno gevangen zette. Pramoedya serveert kersenlimonade. Aan de muur hangen oorkondes en posters waarop zijn werk wordt aangeprezen. De deuren naar de tuin staan wagenwijd open, ergens kraait luidruchtig een haan. „De be stuurders en de bureaucraten van Suharto zitten nog stevig in het zadel. Ze geven al leen toe aan burgers die koppig vechten voor hun recht, terwijl zij zelf de rechten van de burger moeten koesteren." 'Pak Pram', zoals zijn omgeving hem wel noemt, gelooft dat er pas echt wat verandert als er meer waardering komt voor de mens als mens. „Daar is geen sprake van. Er worden nog steeds mensen vermoord zonder dat dit serieus wordt onderzocht. Ik zie geen voor uitgang. Integendeel, het wordt slechter." Pramoedya verwijst naar de schietpartij bij de Trisakti-universiteit in mei vorig jaar, die bij de Atma Jaya-universiteit in novem ber en de moorden op moslim-geestelijken in Oost-Java in de tussenliggende periode. De verantwoordelijken zijn nog steeds niet gepakt. Ook noemt hij een massagraf bij zijn geboorteplaats Blora in Midden-Java waar geen aandacht voor is. „Als je al die zaken niet serieus onderzoekt, kun je geen nieuwe start maken." Dat verwijt treft ook de oppositiepartijen. „Megawati begrijp ik helemaal niet. Haar vader en haar vrienden zijn rechtstreekse slachtoffers van het de Nieuwe Orde, toch wil zij Suharto niet te hard aanpakken." De wereld vergist zich danig als ze denkt dat de verkiezingen die voor 7 juni op de agenda staan, Indonesië een democratisch tijdperk binnenleiden, meent de schrijver. „Zolang de moraal niet verandert, blijft alles bij het oude." Hij schudt het hoofd. „Democratie bestaat hier alleen maar op papier, niet in het hart van de mensen." In de huidige op positieleiders - Megawati Soekarnoputri, Abdurrachman Wahid en Amien Rais - ziet hij geen vernieuwers. „Ze zwegen totdat de studenten in opstand kwamen. Dank zij hen kunnen zij zich nu profileren." De politieke partijen verwijt hij alleen maar over geld te praten voor de campagne. „Over een pro gramma heb ik ze nog niet gehoord." Zelf is hij tijdens de verkiezingen in Europa, hij is er niet rouwig om. „Als ik naar de stembus ga, kies ik hoogstens degenen die mij straks weer in de gevangenis stoppen", glimlacht hij cynisch. Corruptie-hij wijdde er een gelijknamig boek aan - vindt hij nog niet eens het ergsteCadeaut j es geven zit in onze cultuur. De vraag is alleen waar de grens ligt. Geef je iemand een cadeautje als vriend of vanwege zijn positie?" Een jongetje met een petje en een rugzakje huppelt de kamer binnen. Even ontsnapt de auteur uit zijn sombere beschouwing. Hij veert op, zijn gezicht een opgetogen grijns. Zijn kleinzoon kust hem op Indonesische wijze ter begroeting de hand, waarna hij het ventje aanhaalt en hartelijk een kus op de wang drukt. „Echte verandering moet komen van de ge neratie die nu nog op de universiteit zit. Studenten hebben geen baan, geen geld en zijn nog vrij om te denken", stelt Pramoe dya. „Ook in de strijd tegen de Hollandse kolonisator forceerden jongeren de om slag", memoreei*t hij. Daarna ging het rap bergafwaarts. Hij draaide onder Soekarno zelf de gevangenis in omdat hij de discrimi natie van de Chinese minderheid aan de kaak stelde. „Het probleem is dat mensen met macht ophouden zichzelf te bekritise ren. Ik hoop dat deze generatie niet in de zelfde fout vervalt." Toer, de hand gedurig aan het oor om beter te horen, ontkent steUig een pessimist te zijn. Hij ziet zelfs lichtpuntjes: „De jongste generatie ondergaat de invloed van het bui tenland en is een stuk rationeler dan die van vroeger." De strijd om de onafhankelijk heid, die hemzelf in een Nederlandse gevan genis bracht, werd gevoerd door mensen met een heel beperkte schoolopleiding. „Dat is nu allemaal anders." De veelvuldig gelauwerde Toer komt uit een militant gezin, maar is in oppositiekringen hiet onomstreden. Hem wordt verweten on der Soekarno gepleit te hebben voor het verbieden van schrijvers die zijn politieke opvattingen niet deelden. Dat heeft geleid tot levenslange vetes. „Ik mag geen criticus zijn van andere schrijvers, dat is een ethi sche kwestie", zegt hij nu. Meer wil hij niet kwijt over deze oude zaak. Hoewel hij al enkele jaren wordt genoemd voor de Nobelprijs schrijft 'Pram' al zo'n twintig jaar geen literatuur meer. Andere zaken nemen hem teveel in beslag. Hij schrijft voor buitenlandse bladen en werkt aan de geschiedenis van de Nederlandse verbanningsoorden in het zuiden van Nieuw Guinea in de jaren 1920 tot 1940. „Ach, we zien het wel", schokschoudert hij over de Zweedse onderscheiding die verge zeld gaat van een mooi geldbedrag. „Als het er ooit van komt ga ik er geen idealistische dingen mee doen", grijnst hij kwajongens achtig. „Ik droom al jaren van drie hectare grond en een boerderijtje. Daar heb ik nooit geld voor gehad, maar dat ga ik dan kopen. Theo Haerkens vrijdag 21 mei 1999

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 13