Den Haag vol
van Bordewijk
r
Pramoedya Ananta Toer wil nog eens boer worden
Schrijver
in de
Hofstad
D*7P kunst
YLXt cultuur
D
13
proza
Leo Ross: Een tourist kwam
naar ons dorp (Servo, 311 blz.,
25,-). Een Grieks reisverhaal.
Leo Ross (1934) publiceerde
eerder gedichten, verhalen en
essays in literaire tijdschriften
en promoveerde op de brieven
van Jacob Israël.
Jos Buurlage: Onveranderlijk
veranderlijk (De Bezige Bij, 285
blz., 45.-). Harry Mulisch tus
sen literatuur, journalistiek,
wetenschap en politiek in de ja
ren zestig en zeventig.
poezie
Sonja Prins: Op een kale winde
rige vlakte (Vita, 206 blz.,
29,50). Gedichten uit Ravens-
brück en erna (1943-1983), keu
ze uit eerder verschenen bun
dels van Sonj a Prins (1912).
Luister moeder, dichters preken
over jou (Lannoo, 29,50). Der
tig moedergedichten, verza
meld en gelezen door Tine Ruys-
schaert. Met bijbehorende cd.
Piet Gerbrandy: Nors en zonder
haten (Meulenhoff, 70 blz.,
29,90). Tweede gedichtenbun
del. Gerbrandy's debuut Wel
overwogen en onopgemerkt
werd in 1997 bekroond met de
Van der Hoogt-prijs.
vertaald
Zoé Valdés: Ik gaf je mijn hele
leven (Meulenhoff, 255 blz.,
ƒ44,90, vertaald door Barber
van de Pol). Cuca Martinez ver
trekt op haar zestiende verjaar
dag van een provinciestadjes
naar de hoofdstad van Cuba,
Havana. Daar ontmoet zij Juan
Pérez, de man van haar dromen.
Haar verdere leven zal echter
bestaan uit wachten: Juan ver
dwijnt, keert na acht jaar terug
en vertrekt opnieuw. Bij hun
laatste ontmoeting geeft hij
haar een biljet van één dollar,
dat zij heel goed moet bewaren.
Als de man na vijfendertig jaar
eindelijk terugkomt, blijkt het
dollarbiljet een zeer speciale rol
te vervullen. Zoé Valdés (1959),
Cubaanse van oorsprong,
woont in Parijs.
Vikram Seth: Verwante stem
men (oorspronkelijke titel: An
Equal Music, G.A van Oor
schot. 432 blz., 49,-, vertaald
door Christien Jonkheer en Ba-
bet Mossel). Roman over drie
liefdes: violist Michael Holme
en pianiste Julia McNicholl die
verliefd worden, elkaar kwijt
raken en elkaar tien jaar later
terugvinden; Michaels liefde
voor de oude Italiaanse viool die
hij al twaalf jaar in bruikleen
heeft en de hartstocht van men
sen voor muziek in het alge
meen. De Engelse schrijver
Vikram Seth werd in 1993 be
roemd met A Suitable Boy.
Christian Jacq: De Zwarte Fa
rao (Luitingh-Sijthoff, 319 blz.,
geb., ƒ34,90, vertaald door In-
grid Jap-Tjong). Vijf eeuwen na
Ramses de Grote is de glorie ver
gaan, de tempels in Noord-
Egypte zijn verlaten en het gou
den rijk lijkt afgegleden te zijn
naar een onherstelbaar diepte
punt. Pianchi, de zwarte farao,
regeert het zuidelijk koninkrijk
met wijsheid en beleid. Hij heeft
slechts één groot verlangen: een
herenigd Egypte. De Fransman
Christian Jacq promoveerde in
egyptologie en archeologie aan
de Sorbonne in Parijs. De Ram-
ses-serie was zijn internationa
le doorbraak als romancier.
Jean Cocteau: Dagboek van een
duizendkunstenaar (De Arbei
derspers, Privé-domein, 331
blz., 59,90, gekozen, vertaald
en van een nawoord voorzien
door Joop van Helmond). Jean
Cocteau, het enfant terrible van
de Franse kunstwereld, was een
veelzijdige en fascinerende per
soonlijkheid. Hij was dichter,
portrettist, schilder, toneel
schrijver, romancier, impresa
rio, decorontwerper en cineast.
De dagboeken die Cocteau bij
zijn dood in 1963 naliet geven
een kaleidoscopisch beeld van
deze op ideeën en dromen
koorddansende tovenaar.
herdrukt
Hella Haasse: Een nieuwer tes
tament (Arbeiderspers/Singel
Pocket, 160 blz., 15,-). Histo
rische roman uit 1966 over het
leven van de dichter Claudius
Claudianus. In dezelfde reeks
verscheen een herdruk van Jean
Paul Sartre: Walging 279 blz.,
15,-). Hoofdpersoon in het
boek is de historicus Antoine
Roquentin. Hij vestigt zich, na
een bewogen leven, in het stadje
Bouwville om een studie te
schrijven over de 18e-eeuwse
markies de Rollebon.
thriller
Dick Francis: Klopjacht (De Ar
beiderspers, 208 blz., 34,90).
Herziene vertaling van de in
1969 verschenen thriller Vol
bloed in hinderlaag (Bloodsport
Hoofdpersoon is de beveili-
gingsbeamte Gene Hawkins, die
op onderzoek gaat naar de ver
dwijning van drie paarden van
een Amerikaanse miljonair.
üi
ra
Gé Bosschee: Bloedgeld (Pro
metheus, 360 blz., 39,90). Een
effectenmakelaar, werkzaam in
de Londense City, komt een om
vangrijke beursfraude op het
spoor. Als zijn oude vriend en
studiegenoot wordt vermoord,
besluit hij de zaak tot de bodem
uit te zoeken. Met hulp van een
journalist ontrafelen zij een in
ternationaal netwerk waarbij
zeer hooggeplaatste personen
uit de politiek, de bankwereld
en de CAO zijn betrokken. Gé
Bosschee is jurist in de financië
le sector en was jarenlang actief
als columnist. Bloedgeld is zijn
debuut.
at is een betere plaats om af te spreken dan de
Haagse Passage? 'Wat zou het leuk zijn', zegt
José Buschman, 'als hier een borstbeeld van
Bordewijk zou komen. Gerrit Achterberg dichtte in
'Passage': 'Den Haag, stad, boordevol Bordewijk en van
Couperus overal een vleug'. Maar inmiddels is het natuurlijk
allang andersom. Den Haag is de stad van Couperus
geworden. Bordewijk associëren wij vooral met Rotterdam,
vanwege zijn grootste succesroman 'Karakter'.
Dat is niet terecht. Het is eigenlijk ongelooflijk hoeveel hij
van de stad hield.
Zijn ouders kwamen er vandaan en met uitzondering van
zijn eerste jaren in Amsterdam heeft hij er altijd gewoond.
Vooral dit hier vond hij prachtig...'
zoveel fantasierijke en bizarre
verhalen. Bordewijk schreef ze
in de trein, op weg naar zijn
kantoor in Schiedam, na het
avondeten en het drinken van
steevast één glas wijn ging het
dan weer verder.
José Buschman brengt
Bordewijks eigen dilemma's, de
strijd tussen tucht en chaos,
over op z ij n houding ten aanzien
van de stad. De stad was voor
hem, schrijft zij, 'bedwongen,
dus veilige natuur'. Zijn
preoccupatie met macht en
tucht projecteert hij zo op de
stad. Die fascinatie is ook heel
modern, kan daar aan worden
toegevoegd. Men komt haar
tegen bij Bordewijks
tijdgenoten in de
wereldliteratuur, Kafka, Orwell
en Canetti. Voor alles was
Bordewijk bang, dat gebrek aan
tucht het beest in de mensen zou
ontketenen. Hij had er zelf
fantasie genoeg voor.
De tegenpool van Bordewijks
hang naar tucht was zijn
belangstelling voor het
ontuchtige, hoe kan het anders.
Zonder te beweren, dat de
schrijver een dubbelleven
leidde of misschien zelfs een
ordinaire bordeelsluiper was,
valt er een hang naar de duistere
kanten van het leven bij hem te
bespeuren. Reinold Vugs,
Bordewijks biograaf, beschrijft
al hoe de schrijver graag door de
'verbrande erven' van
Schiedam mocht lopen, de
wanhopig armoedige
branderswijk van de
jeneverstad. Zijn roman 'Rood
paleis', een typische
bordeelroman speelt weliswaar
in Amsterdam, maar José
Buschman laat zien dat
Bordewijk ook in Den Haag zijn
hart op kon halen, al dwalende
door de zelfkant van de
beschaafde wereld. En daar zal
hij beslist geen gids voor nodig
gehad hebben, het was dan ook
een leugentje voor het goede
fatsoen dat hij opdist in zijn
'Wandelingen door Den Haag en
omstreken'. 'Heren horen niet in
steegjes', had een dame van
lichte zeden hem ooit eens
toegesist in de rosse buurt van
Amsterdam. Eigenlijk vond
Bordewijk dat ook.
Waar nu nog de Bagijnestraat
slechts in de verte herinnert aan
het halfduister van verschaald
bier, prostitutie en
messentrekkers, lag ooit een
wijk met 'morsige steegjes' en
'hoerenhuizen', waar 'lage
ontucht en weelderige
losbandigheid hand in hand
gingen', schrijft José met
literair inlevingsvermogenHet
moet Bordewijk allemaal nogal
aangesproken hebben,
ongeveer zoals wij keurige
mensen graag even naar de
Jerry Springer-show mogen
kijken om te beseffen hoe
ordinair de wereld wel niet kan
zijn.
De afgelopen maanden heeft
José Buschman het hele oeuvre
van Bordewijk gelezen, op zoek
naar de vergeten en
halfverborgen locaties, die zo'n
grote rol spelen in het Den Haag
van de schrijver. Wat heeft haar
tijdens die ontmoeting met dat
werk het meest geraakt? 'Voor
mij is de roman 'De doopvont'
werkelijk een openbaring
geweest. Het is een late roman
van Bordewijk, die ik niet zo
goed kende. Een grote
verrassing was dat voor mij'.
'De doopvont' is een lijvige
Haagse familieroman, die in de
verte herinnert aan Couperus'
'De boeken der kleine zielen'.
Bordewijk schreef het boek na
de Tweede Wereldoorlog.
Hoewel de roman het verval van
een familie beschrijft is zij in
wezen een pleidooi voor de
familie. Bordewijks kernzin 'de
mens is paareen variatie op het
bijbelse 'En God zag dat het niet
goed was dat de mens alleen
bleef', bepaalt het thema van
deze roman. ,,Het is een
schitterend boek. Het verdient
echt weer belangstelling. Er zou
een nieuwe uitgave van moeten
komen."
Jan-Hendrik Bakker
José BuschmanDen Haag, stad,
boordevol Bordewijk - Uitgeverij
Bas Lubberhuizen, f 23,50.
De schrijfster wijst om zich
heen: wij staan op (in) de
rotonde van de Passage, waar
het licht hoog is en de tijd
langzamer lijkt te gaan dan
elders in de stad. Hier was ooit
het lievelingsplekje van
Ferdinand Bordewijk, schrijver
en advocaat. Hier zat hij in een
van de rieten stoeltjes van café
Bordelaise het publiek te
observeren. En niet alleen het
publiek, ook van de sociale
structuur van de
winkeleigenaars ontging hem
weinig, zoals blijkt uit het
verhaal 'Passage, een
architectuur' uit de bundel 'De
wingerdrank'.
In 'Haagse mijmeringen' had
Bordewijk voor de Passage de
poëtische omschrijving 'een
onder architectuur geblazen
champagneglas' bedacht. Een
woordkeuze die menige
hedendaagse Hagenaar, met het
Centraal Station-kwartier nog
op het netvlies gebrand, zal
bevallen wanneer hij vanaf het
Buitenhof of het Spui
binnenkomt. Ook Bordewijk
moest maar weinig hebben van
de stadsvernieuwing, die hij
zoals zovele romantische
geesten toch eigenlijk
stadsvernieling vond.
José Buschman is de schrijfster
van het boekje Den Haag, stad,
boordevol Bordewijk. Als er iets
is, waarin zij sympathiseert met
haar onderwerp van studie dan
wel op dit punt van de
stadsvernieuwing. Een gruwel
vindt zij het. Bij de Hofvijver
wijst zij op de absurdistische
skyline, die daar sinds kort
bestaat: de schilderachtige
parlementsgebouwen, het
monumentale Mauritshuis en
daar achter, zich hoog
verheffend als een boze djin, de
postmoderne architectuur van
nu. „Maar ja", zegt zij dan,
„misschien moet je het zien
zoals Bordewijk het zag. Die
schreef over het eilandje in de
Hofvijver, toen er ooit sprake
van was dat dat weggehaald zou
worden, dat zij dat beter niet
konden doen. Mooie vrouwen
zoeken immers ook het
gezelschap van lelijke
vriendinnen. Dan komen zij
beter uit."
José Buschman is de oprichtster
van het Louis Couperus
Genootschap. Lange tijd was zij
ook de voorzitster van dit
deftige gezelschap. Zij was
thuis in het werk van Couperus
als in haar eigen woning. Op
basis van die kennis kon zij de
Couperus-wandelingen
organiseren, die zeer succesvol
zouden blijken te zijn. Nu is dus
de beurt aan Ferdinand
Bordewijk, in wiens werk Den
Haag een grote rol speelt. Vier
gedetailleerde
stadswandelingen beschreef zij
in Den Haag, stad, boordevol
Bordewijk.
Bordewijk heeft op vele
adressen gewoond. Toen zijn
ouders in 1894 vanuit
Amsterdam naar Den Haag
verhuisden, vestigden zij zich in
de Van Swietenstraat. Het gezin
woonde ook nog enige tijd in de
Nassau Zuilensteinstraat, maar
in 1904 verhuisde het naar het
Bezuidenhout, naar de
Helenastraat. Als jong
rechtenstudent leerde
Bordewijk in deze buurt zijn
Ferdinand Bordewijk, schrijver en a(
toekomstige vrouw kennen, de
latere componiste Johanna
Roepman Het echtpaar zou in
het Bezuidenhout blijven
wonen. Totdat de wijk door het
foutieve Engelse
bombardement in het laatste
jaar van de oorlog van de kaart
werd gewist.
José: „Bordewijk was 61, toen
dat gebeurde. Hij is alles kwijt
geraakt, al zijn boeken, al zijn
schilderijen. Hij heeft altijd
gezegd, dat hij blij moest zijn
dat hij het er levend van af had
gebracht, maar het verlies heeft
toch iets blijvend veranderd in
zijn leven. Dat merk je aan de
manier, waarop hij in zijn latere
werk personages laat spreken
over vergelijkbare ervaringen.
Hij en zijn vrouw hebben
daarna ook nooit meer een eigen
huis betrokken. Zij huren
voortaan altijd een deel van
sjieke woningen achter de
Scheveningse Bosjes." Latei-
trekt het echtpaar naar de wijk
Zorgvliet, waar de gevierde
schrijver in 1965 overlijdt.
Tussen Couperus en Bordewijk
bestaat een wereld van verschil.
Gerrit Achterberg brengt ze
samen in zijn bekende gedicht.
Zij symboliseren het gespleten
karakter van de stad, 'twee
werelden' volgens Achterberg.
Enerzijds het dromerige,
negentiende-eeuwse
anderzijds het afstandelijke van
'deurwaardershuizen met de
harde deugd/ van Katadreuffe
die zijn doel bereikt'. Of die
gespletenheid zo Haags is. staat
te bezien. 'Karakter' speelt in
Rotterdam per slot van
rekening. Katadreuffe komt
alleen even naar de Hofstad als
hij een winkeltje wil beginnen.
Maar Achterberg zag het zo.
Wie in elk geval wél gespleten
was, was Bordewijk zelf. Op het
omslag van Buschmans boekje
staat het jeugdportret van de
schrijver, gemonteerd tegen de
achtergrond van de Passage. Op
dat jeugdportret, door W.F.
Hermans geroemd, is de
schrijver nog een gloedvolle,
gepassioneerde jongeman
wiens glimmende ogen en
monkelende lachje een wereld
van fantasie verraden. Al gauw
zal hij zelf een geharnaste, strak
gedisciplineerde jurist worden.
Een man van orde en gezag.
Voor velen is het nog steeds een
raadsel dat deze strakke man
tevens de schrijver was van
De Indonesische schrijver Pramoedya
Ananta Toer, herhaaldelijk getipt als
kandidaat voor de Nobelprijs, mag voor het
eerst in veertig jaar zijn land verlaten en
komt eind deze maand naar Nederland. De
auteur, wiens boeken in 29 talen vertaald
zijn, zat meer dan veertien jaar in de gevan
genissen van de Nederlanders, van Soekar
no én Suharto.
Barrevoets en met ontbloot bovenlijf opent
Pramoedya Ananta Toer (74) de poort die
toegang geeft tot zijn huis en tuin in een rus
tige, groene kampong in Jakarta. Hij is in
zijn tuintje bezig als er wordt aangebeld.
Niettemin moeten de buren eraan te pas ko
men voor hij de poort opent. Zijn gehoor is
met goed meer sinds hij in 1965 door
Suharto's mannen hardhandig werd gear
resteerd. Toch zijn de jaren hem nauwelijks
aan te zien.
De schrijver dankt zijn reputatie vooral aan
vier romans - 'Aarde der Mensen', 'Kind van
alle Volken', 'Voetstappen' en 'Het Glazen
Huis' - waarin hij de Indonesische onafhan
kelijkheidsstrijd beschrijft. Hij schreef ze in
de gevangenis van het Molukse eiland Buru
nadat hij de verhalen eerst aan zijn medege
vangenen vertelde.
In zijn werk liet Ananta Toer zich onder
meer door de Nederlandse auteur Multatuli
inspireren. Die opende met zijn 'Max Have-
laar' velen de ogen over het onrecht in het
toenmalig Nederlands Indië. Hij beschreef
hoe het gewone volk in de kolonie werd uit
gebuit door de Nederlanders én de plaatse
lijke elite. ,,In deze paternalistische samen-
Pramoedya Ananta Toer: „De bestuurders en de
bureaucraten van Suharto zitten nog stevig in het
zadel."
leving herkende het volk de elite niet als
feodale heerser", legt de schrijver uit. Het
boek gaf een belangrijke aanzet tot de dis
cussie die het einde van de Nederlandse ko
loniale tijdperk inluidde.
Ananta Toer reist eerst naar de Verenigde
Staten en Canada. Eind mei doet hij op uit
nodiging van de Rijksuniversiteit Leiden
Nederland aan. Het opheffen na veertig jaar
van de reisbeperking van de wereldberoem
de auteur is een nieuwe stap van de regering
Habibie in de 'reformasi'. Eerder herstelde
die de persvrijheid, liet politieke gevange
nen vrij - zij het niet allemaal - kondigde
vrije verkiezingen aan en beloofde een op
lossing voor Oost-Timor, dat in 1976 werd
ingelijfd.
Het mag mooi klinken, maar Ananta Toer is
allerminst overtuigd. „Mijn boeken zijn of
ficieel nog steeds verboden. Ze zijn tegen
woordig wel te koop maar dat wordt hoog
stens getolereerd." Vergeefs probeerde hij
het huis terug te krijgen dat hem in 1965 is
afgenomen. Zijn vrouw bewaarde het ei
gendomsbewijs zorgvuldig, maar op proce
durele gronden werd de clairr) onlangs afge
wezen. Voor Pramoedya het bewijs dat er
nog niets wezenlijks is veranderd in Indone
sië sinds Suharto hem wegens vermeende
betrokkenheid bij de coup tegen Soekarno
gevangen zette.
Pramoedya serveert kersenlimonade. Aan
de muur hangen oorkondes en posters
waarop zijn werk wordt aangeprezen. De
deuren naar de tuin staan wagenwijd open,
ergens kraait luidruchtig een haan. „De be
stuurders en de bureaucraten van Suharto
zitten nog stevig in het zadel. Ze geven al
leen toe aan burgers die koppig vechten
voor hun recht, terwijl zij zelf de rechten
van de burger moeten koesteren." 'Pak
Pram', zoals zijn omgeving hem wel noemt,
gelooft dat er pas echt wat verandert als er
meer waardering komt voor de mens als
mens. „Daar is geen sprake van. Er worden
nog steeds mensen vermoord zonder dat dit
serieus wordt onderzocht. Ik zie geen voor
uitgang. Integendeel, het wordt slechter."
Pramoedya verwijst naar de schietpartij bij
de Trisakti-universiteit in mei vorig jaar,
die bij de Atma Jaya-universiteit in novem
ber en de moorden op moslim-geestelijken
in Oost-Java in de tussenliggende periode.
De verantwoordelijken zijn nog steeds niet
gepakt. Ook noemt hij een massagraf bij
zijn geboorteplaats Blora in Midden-Java
waar geen aandacht voor is. „Als je al die
zaken niet serieus onderzoekt, kun je geen
nieuwe start maken." Dat verwijt treft ook
de oppositiepartijen. „Megawati begrijp ik
helemaal niet. Haar vader en haar vrienden
zijn rechtstreekse slachtoffers van het de
Nieuwe Orde, toch wil zij Suharto niet te
hard aanpakken."
De wereld vergist zich danig als ze denkt dat
de verkiezingen die voor 7 juni op de agenda
staan, Indonesië een democratisch tijdperk
binnenleiden, meent de schrijver. „Zolang
de moraal niet verandert, blijft alles bij het
oude." Hij schudt het hoofd. „Democratie
bestaat hier alleen maar op papier, niet in
het hart van de mensen." In de huidige op
positieleiders - Megawati Soekarnoputri,
Abdurrachman Wahid en Amien Rais - ziet
hij geen vernieuwers. „Ze zwegen totdat de
studenten in opstand kwamen. Dank zij hen
kunnen zij zich nu profileren." De politieke
partijen verwijt hij alleen maar over geld te
praten voor de campagne. „Over een pro
gramma heb ik ze nog niet gehoord."
Zelf is hij tijdens de verkiezingen in Europa,
hij is er niet rouwig om. „Als ik naar de
stembus ga, kies ik hoogstens degenen die
mij straks weer in de gevangenis stoppen",
glimlacht hij cynisch. Corruptie-hij wijdde
er een gelijknamig boek aan - vindt hij nog
niet eens het ergsteCadeaut j es geven zit in
onze cultuur. De vraag is alleen waar de
grens ligt. Geef je iemand een cadeautje als
vriend of vanwege zijn positie?"
Een jongetje met een petje en een rugzakje
huppelt de kamer binnen. Even ontsnapt de
auteur uit zijn sombere beschouwing. Hij
veert op, zijn gezicht een opgetogen grijns.
Zijn kleinzoon kust hem op Indonesische
wijze ter begroeting de hand, waarna hij het
ventje aanhaalt en hartelijk een kus op de
wang drukt.
„Echte verandering moet komen van de ge
neratie die nu nog op de universiteit zit.
Studenten hebben geen baan, geen geld en
zijn nog vrij om te denken", stelt Pramoe
dya. „Ook in de strijd tegen de Hollandse
kolonisator forceerden jongeren de om
slag", memoreei*t hij. Daarna ging het rap
bergafwaarts. Hij draaide onder Soekarno
zelf de gevangenis in omdat hij de discrimi
natie van de Chinese minderheid aan de
kaak stelde. „Het probleem is dat mensen
met macht ophouden zichzelf te bekritise
ren. Ik hoop dat deze generatie niet in de
zelfde fout vervalt."
Toer, de hand gedurig aan het oor om beter
te horen, ontkent steUig een pessimist te
zijn. Hij ziet zelfs lichtpuntjes: „De jongste
generatie ondergaat de invloed van het bui
tenland en is een stuk rationeler dan die van
vroeger." De strijd om de onafhankelijk
heid, die hemzelf in een Nederlandse gevan
genis bracht, werd gevoerd door mensen
met een heel beperkte schoolopleiding.
„Dat is nu allemaal anders."
De veelvuldig gelauwerde Toer komt uit een
militant gezin, maar is in oppositiekringen
hiet onomstreden. Hem wordt verweten on
der Soekarno gepleit te hebben voor het
verbieden van schrijvers die zijn politieke
opvattingen niet deelden. Dat heeft geleid
tot levenslange vetes. „Ik mag geen criticus
zijn van andere schrijvers, dat is een ethi
sche kwestie", zegt hij nu. Meer wil hij niet
kwijt over deze oude zaak.
Hoewel hij al enkele jaren wordt genoemd
voor de Nobelprijs schrijft 'Pram' al zo'n
twintig jaar geen literatuur meer. Andere
zaken nemen hem teveel in beslag. Hij
schrijft voor buitenlandse bladen en werkt
aan de geschiedenis van de Nederlandse
verbanningsoorden in het zuiden van
Nieuw Guinea in de jaren 1920 tot 1940.
„Ach, we zien het wel", schokschoudert hij
over de Zweedse onderscheiding die verge
zeld gaat van een mooi geldbedrag. „Als het
er ooit van komt ga ik er geen idealistische
dingen mee doen", grijnst hij kwajongens
achtig. „Ik droom al jaren van drie hectare
grond en een boerderijtje. Daar heb ik nooit
geld voor gehad, maar dat ga ik dan kopen.
Theo Haerkens
vrijdag 21 mei 1999