N atuurfotograaf
klikt het moment
Aan de voet van
de dam strijken
steltlopers neer
PZC
Voor iemand met één been fiets ik vrij snel
buitengebied
TER PLEKKE
36
woensdag 12 mei 1999
door Roel Kleine
Paul van Gaaien ziet meer en hij
kijkt anders dan de meeste van
zijn medemensen. Dat
compliment deelt prins Bernhard
uit in het voorwoord van het boek
Onmisbare Wereld aan de
natuurfotograaf uit Zwartsluis.
De prins zit er in ieder geval niet
ver naast met zijn constatering
over de kwaliteiten van Van'
Gaaien, die in opdracht van het
Wereld Natuur Fonds (WNF) met
tal van foto's de schoonheid van
een aantal natuurgebieden laat
Het is met Van Gaaien als met een
spits in een voetbalteam, die een
neusje heeft voor het maken van
doelpunten: er zijn op de juiste
plaats én op het juiste moment.
De man uit Zwartsluis zelf
relativeert dat overigens achter in
het boek. Jaren geleden stond hij
aan de rand van een rivier in Kenia
dagenlang te wachten op een
gigantische horde gnoes. „Ik zag
ze, hoorde ze en rook ze. De kudde
kwam dichterbij, aarzelde aan de
rand, maar trok zich op het
moment suprème terug", een
zwaar teleurgestelde fotograaf
met zijn camera in de aanslag
achterlatend.
Mistletoe
Maar het kan ook anders, vertelt
Van Gaaien, en brengt zijn
expeditie aan Chileens Patagonië
in herinnering. Daar trof hij
onverwacht een tafereeltje aan
met „het juiste licht, de juiste
omstandigheden en het perfecte
gevoel". Het ging daarbij om de
rijk met baardmossen en mistletoe
gedecoreerde lenga-bomen. „Op
zo'n dag werk je alsof je leven
ervan afhangt en ben je op niet
meer dan 100 vierkante meter heel
intensief bezig."
De natuur op aarde raakt aan de
grenzen van wat ze kan verdragen
Voor het WNF aanleiding om in
1996 een wereldwijde campagne
op te zetten voor de natuur. Er
werd een lijst opgesteld van die
gebieden in de wereld die absoluut
niet gemist kunnen worden voor
het overleven van de natuur als
geheel.
Paul van Gaaien werd erop uit
gestuurd om ze vakkundig vast te
leggen. Daarvoor bezocht de
fotograaf uit Zwartsluis onder
meer tropische regenwouden in
Indonesië, de Everglades in
Florida, Chileens Patagonië,
Alaska en gebieden m Midden-
Europa. Het resultaat: een fraai
document met schitterende
opnamen uit woeste en
onontgonnen delen van de wereld.
Wie het boek doorbladert en de
kleurrijke platen op zich in laat
werken, zal de versregels van
dichter Levi Weemoedt van harte
kunnen onderschrijven: „Een
bloempje open, een bloempje
dicht: een dag zo vol indrukken
vergeet men niet licht'.
Onmisbare Wereld is vanaf 15 mei te
koop ïfi de boekhandel. Het is een
uitgave van Malherbe Partner. Het
boek kost 79,-.
De groenpootruiter is bezig met de trek naar de broedgebieden in
Noord-Europa. foto Chiel Jacobusse
door Harmen van der Werf
Wat is er mooier dan deze
dagen door de Zak van Zuid-
Beveland te fietsen of over de
Oosterscheldedijk tussen
Kattendijke en Wemeldinge. Bij
zonnig weer lijken alle
vrijetijdsfietsers opeens hetzelfde
idee te hebben: er-op-uit. Wie op
Zuid-Beveland woont, weet waar
hij heen moet om te kunnen
genieten van de natuur.
De echte liefhebbers van
onbekommerd koersen beperken
zich niet tot zonnige,
EfplpI
tiMIMMjï
gegarandeerd regenvrije dagen.
Zij pakken hun rijwiel op elke
willekeurige vrije dag om er eens
helemaal uit te zijn. In de natuur.
Zo'n liefhebber is ir. P. Stoter (62),
directeur van Delta
Nutsbedrijven. Hij woont precies
goed, op Zuid-Beveland, in
Kloetinge. De Oosterscheldedijk
binnen handbereik. Vlakbij
poldergebieden waar iemand
zeker buiten het seizoen
ongestoord kan toeren. Over
kaarsrechte plattelandswegen,
waarover zich zelden een auto
beweegt.
Dat Stoter fietst, is bijzonder. Ten
gevolge van een ernstige ziekte
mist hij één been. Indertijd, meer
dan vijfentwintig jaar geleden,
dacht hij nooit meer te kunnen
fietsen. „Ik ben altijd wel sportief
gebleven", zegt hij. „Zeilen.
Zwemmen. Tuinieren. Dat is ook
sporten voor mij. Maar fietsen?
Dat kon niet meer."
Sponsorproject
Zo kwam het dat Stoter sinds 1972
geen fiets meer had aangeraakt.
Tot hij via een sponsorproject van
Delta Nutsbedrijven in 1996 in
aanraking kwam met de
Middelburgse fietsenbouwer en
sportman Derk Thijs.
Thijs en zijn compaan Bram
Moens zijn gespecialiseerd in
ligfietsen, waarbij zij ook
aandacht besteden aan
gehandicapten. De specialiteit
van Thijs is het ontwikkelen van
roeifietsen; fietsen die niet met de
benen worden voortbewogen, met
de gewone pedaalbeweging, maar
fietsen die met de armen worden
voortbewogen, door trekkende en
duwende bewegingen te maken.
Alsof je roeit op het droge.
Stoter: „Ik ben een keer op bezoek
geweest in de werkplaats van
Derk Thijs. Delta Nutsbedrijven
sponsort hem een beetje, om
naamsbekendheid te krijgen en
omdat zijn manier van fietsen een
vorm van alternatieve energie
opwekking is. Thijs vroeg mij of
een roeifiets iets voor mij zou zijn.
Directeur ir. P. Stoter van Delta Nutsbedrijven op zijn roeifiets: Streef-
afstand honderd kilometer per week. foto Willem Mieras
Ik dacht 'dat wordt niks'. Op een
gewoon fietszadel kan ik niet
blijven zitten. Ik heb een vrij hoge
prothese, waardoor ik van een
zadel afglij. Op een ligfiets lig je op
je rug. Dat geeft een mooie steun.
De lighouding is gemakkelijk. Je
moet wel goed je evenwicht
kunnen bewaren. Zeker in mijn
geval. Mijn zwaartepunt ligt links,
maar het ging direct heel goed. Ik
heb op polderweggetjes geoefend,
zoals kinderen dat doen, die leren
fietsen."
Inmiddels heeft Stoter tw^e
handgemaakte roeifietsen van
Derk Thijs. Ze kostten bijna
vierduizend gulden per stuk.
Stoter: „Voor een hobby is dat
goed, voor normaal gebruik is het
te duur." De tweede fiets is
bedoeld voor één van zijn twee
zonen. Die rijdt met hem mee, als
hij op bezoek is. Voor de
gezelligheid.
Het is niet iedereen gegund te
leren roeifietsen. „Onze andere
zoon heeft het ook geprobeerd. Hij
is sportief, maar het roeifietsen
heeft hij niet onder de knie kunnen
krijgen."
Fanatiek
Sinds Stoter de roeifiets heeft
ontdekt, is hij behoorlijk fanatiek
gaan fietsen. Zijn gemiddelde is
vijfentwintig a dertig kilometer
per uur. Honderd kilometer per
door Chiel Jacobusse
De bermen van de Philipsdam
staan er fleurig bij. Niet door
het fluitekruid, dat elders op veel
plaatsen talrijker en uitbundiger
staat dan ooit. Dat groeit hier
maar pleksgewijs. Het zijn de
zanderige plekken die in het oog
springen door een geel waas van
boterbloemen, afgewisseld met de
tere paarse vlinderbloemen van de
voederwikke. De boterbloemen
ogen op afstand opvallend
diepgeel, en dat klopt ook wel. Wie
ze van nabij inspecteert ziet de
tegen de bloemsteel
teruggekromde kelkblaadjes, die
kenmerkend zijn voor de
knolboterbloem, een
droogteminnende soort met een
voorkeur voor zand en zavel.
Maar het zijn niet in de eerste
plaats de planten die de show
stelen op deze zonovergoten,
lentedag. Zoals altijd op de
Philipsdam zijn het de vogels die
de grootste attractie vormen. De
geoorde fuutjes die hier tot voor
kort zaten in hun prachtig
gekleurde zomerkleed zijn
vanochtend niet te bespeuren.
Aan weerszijden van de dam
wemelt het van de steltlopers.
Daar zijn zeker wat broedvogels
bij, zoals de tureluur en de
scholekster, maar het gros van de
passantenzijndoortrekkers, die in
koortsachtige haast op weg zijn
naar de broedgebieden in het hoge
noorden. Een beetje talmen op
plekken waar veel voedsel is, zoals
dat tijdens de najaarstrek gebeurt
is er nu niet bijHet is snel even
bijtanken en dan weer verder
trekken.
week is zijn streefafstand. Het
hele jaar door. Regen. Wind. Hij
laat zich er niet door uit het veld
slaan. „Alleen als het glad is, ga ik
niet weg."
„Ik rij vooral in het weekeinde.
Een rondje Oosterschelde, over
Zierikzee en de stormvloedkering.
Of een rondje Veerse Meer. Het
prettige is dat je op polderwegen
komt, waar je met de auto niet
komt of niet mag komen. En je ziet
veel meer, van de Zuid-
Bevelandse bloemdijken
bijvoorbeeld."
Opmerkingen krijgt Stoter
zelden, ook al is een roeifiets geen
alledaags verschijnsel. „Ik ga vrij
snel, voor iemand met één been. Ik
trek daardoor extra aandacht,
zeker op toeristische fietspaden.
En een roeifiets boezemt ontzag
in, door de snelheid en de lange
boegspriet. Groepen scholieren
gaan zelfs aan de kant. Uit respect
of vanwege de dreiging die van de
fiets uitgaat."
Tot nu toe is hij nog maar één keer
gevallen. Op een modderig
weggetje. „Ik gleed zo de straat
op." Hij heeft al wel verschillende
keren met pech langs de weg
gestaan. Een kapotte derailleur,
een gebroken stuur en een keer
begaf zijn ketting het. Het lijkt
heel wat. „Maar", verklaart
Stoter, „ik belast de fiets op een
aparte manier. Thijs heeft de fiets
steeds goed aangepast. Hij is een
vakman."
Als hij met panne zit, belt hij naar
huis. „Ik heb altijd een mobiele
telefoon bij me, voor het geval
dat."
Hoog in de lucht klinkt het
bibberige bi-bi-bi-bi-bi-bi van
een groep regenwulpen. Ze zijn
wat kleiner dan gewone wulpen,
maar als je het sterk afwijkende
geluid niet kent zijn ze er op
afstand makkelijk mee te
verwarren.
Ruiters
Op een regel stortsteen aan de
dijkvoet strijkt een steltloper neer.
Slank, hoog op de poten en een
grijs gecyperde nek.
Onmiskenbaar een
groenpootruiter. De snavel is
ietsje opgewipt, maar dat valt
alleen geoefende waarnemers op.
Als iets verderop het
melancholieke du-du-du van een
soortgenoot klinkt, gaat de
groenpoot weer op de wieken.
Soortgenoten ontmoeten op zo'n
lange reis is tenslotte mooi
meegenomen.
Er zijn meer ruiters op pad
vanochtend. Een in fraai zwart
zomerkleed gestoken zwarte
ruiter blijft meer dan een half uur
ronddribbelen in een ondiep
modderplasje en daar krijgt hij
ook nog even gezelschap van een
witgatje. Net als de tureluur
vertonen ze allemaal het
karakteristieke gedrag waaraan
de ruiterfamilie haar naam te
danken heeft. Het met gestrekte
nek ritmisch op en neer knikken
van de kop doet inderdaad aan de
bewegingen van een ruiter op een
galopperend paard denken.
Aan de Oosterscheldekant is het
trouwens ook druk met
steltlopers, maar dat zijn heel
andere soorten. Rosse grutto's,
zilverplevieren en bonte
strandlopers zijn typisch soorten
van het zoute water, die - behalve
om te overtijen - in het verzoete
Krammer-Volkerak niks te zoeken
hebben.
Dansmuggen
De duizenden rondfladderende
zwaluwen behoren tot vier
verschillende soorten. Het
merendeel zijn nu de
gierzwaluwen, die een paar dagen
voor Koninginnedag weer
aangekomen zijn. Maar ook
boeren- en oeverzwaluwen zijn
talrijk aanwezig. De huiszwaluw
vertoont zich op deze plek
momenteel nog het minst. De
zwaluwen zijn er niet zomaar.
Hoewel de ergste plagen
langzamerhand wat beteugeld
zijn vliegen er rond de Philipsdam
nog altijd enorme zwermen
dansmuggen. Ze vormen een rijke
voedsel bron, niet alleen voor de
zwaluwen, maar ook voor de
kuifeenden, die de in het water
levende muggenlarven
binnenkort als hoof dvoedsel voor
de kuikens gebruiken. Als die op
hun beurt althans niet ten prooi
vallen aan de alweer talrijk in de
broedkolonie aanwezige
zilvermeeuwen. Ach ja, het is
altijd weer een kwestie van eten en
gegeten worden.
Luipaard in Kenia.
Verstrengelde giraffen.
fotografie Paul van Gaaien
Beer in het Denalipark in Alaska.