Lisa de Rooy
treft haar figuren
in de berm aan
Biografie ontrafelt mythe
rond Maria Montessori
Londense buschauffeur
maakt literaire zegetocht
Griekse
tragedie
in Egypte
tyrp kunst
r£A* cultuur
Zwarte komedie
voor Bookerprize
genomineerd
11
Lisa de Rooy: „Ik voel me niet verstrikt in twee culturen. De één verrijkt de ander."
foto DaniëlaBilek
en boek als een
noodlotssymfonie.
In de ogen van mijn
broer van debutante Lisa de
Rooy is zo strak als een
Griekse tragedie. Haar
aangrijpende roman over
een verdrongen verleden,
knellende familiebanden,
bloedwraak en schuld en
boete speelt in Egypte, haar
tweede vaderland. „Ik ben
niet de aangewezen persoon
om de discussie over
besnijdenis aan te
zwengelen."
Hosni Ezzet gaat terug naar
huis. Terug naar Egypte,
want een raadselachtig briefje
leert hem dat een familielid is
overleden en dat zijn overkomst
dringend is gewenst. Twintig
jaar is hij niet in Egypte
geweest. Hij denkt na vijf dagen
weer in Amsterdam te zijn.
Hosni raakt echter in grote
problemen. Zijn broer heeft zijn
ogen uitgestoken nadat hij heeft
moeten aanschouwen hoe zijn
dochter zichzelf in brand heeft
gestoken. Het meisje had een
seksuele relatie aangeknoopt
met een jongen uit een
verkeerde familie en daardoor
schande over zichzelf en haar
familie afgeroepen. En dan
blijkt dat Hosni ooit, in een door
hem verdrongen verleden, een
soortgelijk akkefietje bij de
hand heeft gehad. De
dorpelingen zijn niet te beroerd
hem daar op weinig subtiele
wijze aan te herinneren.
Dat is de grote lijn van - alweer -
een bijzonder debuut: In de ogen
van mijn broer van Lisa de Rooy
(Wageningen, 1961). Het boek is
strak van compositie, maar de
schrijfster heeft het grotendeels
op intuïtie geschreven. „Mijn
idee vooraf was dat een man na
lange tijd terug zou gaan naar
Egypte omdat daar een meisje
was overleden. Eigenlijk had ik
eerst de broer van HosniIk kom
wel eens in zo'n dorp als waar
dit boek zich afspeelt. Ik ken
daar een man wiens dochter ook
iets gedaan had voor het
huwelijk. Eerst was het een
trotse boer, daarna een
geknakte man die niemand
meer recht in de ogen durfde
kijken."
Al schrijvende kwam een hele
reeks figuren ten tonele waar ze
helemaal niet op verdacht was.
Het mooiste moment was toen
de slechterik Aboe Salim plots
achter een grafhuisje vandaan
kwam en zo voor Hosni en zijn
bedenkster opdook. „Ik dacht:
wie is dat nou weer? Wat moet ik
met die man? Momenten dat je
personages te voorschijn
komen, zijn zo fantastisch.
Daarom is schrijven ook zo
leuk", zegt ze.
Ze maakte tijdens het schrijven
van haar roman wel vaker mee
dat er opeens een nieuw
personage, soms letterlijk, langs
de kant van de weg zat. Hisjam
bijvoorbeeld, het helderziende
jongetje dat voor Hosni als gids
fungeert. „Ik heb helemaal niet
het gevoel dat ik dat jongetje
bedacht heb. Zoals hij in het
verhaal langs de kant van weg
zat te wachten op Hosni, zo zat
hij ook langs de kant van mijn
weg. Wonen in je eigen verhaal
is één van de leukste dingen."
Lisa de Rooys roman speelt in
Egypte dus. Maar ook haar
volgende boek zal daar spelen.
En als straks de kinderen groot
zijn, ziet ze zichzelf wel naar
Cairo verkassen. Altijd al door
het land gefascineerd geweest
zeker? „Nee, helemaal niet. Ik
ben met een Egyptische man
getrouwd." Elf jaar geleden
trad ze in het huwelijk met
Sabri Saad El-Hamus, de
acteur die bekend werd als de
advocaat Mourad in de tv-serie
Pleidooi en vorig j aar nog te zien
was als arts in Unit 13.
Sindsdien heeft Lisa de Rooy
zich zo in Egypte ingeleefd, dat
het lijkt of het boek er ter plekke
geschreven is in plaats van
ergens in hartje Amsterdam.
„We komen vaak in Egypte bij
Sabri's familie. Ze hebben me
volledig geaccepteerd. Maar
eerst was het natuurlij k vechten
voor een plekkie. Ik had eerst
ook overal moeite mee. Maar
juist als je er voor vechten moet,
raak je er sneller door
gefascineerd. Ik vond het wel
meteen een vriendelijk volk."
En dat nu zou je niet zeggen
wanneer je In de ogen van mijn
broer hebt gelezen. Niet dat er
geen sympathieke figuren in de
roman voorkomen, maar het
aantal misdadigers,
verkrachters en moordenaars is
wel erg hoog. Is ze niet bang dat
ze ongewild een beeld van
Egypte oproept als een land vol
geweld en misdaad?
„Dat hoop ik dus niet. Voor mij
is het gewoon een fictief
verhaal. Een tragisch verhaal.
Met trekjes van een Griekse
tragedie. Maar volledig fictie,
over traditionele onderwerpen
als normen en waarden en
familiebanden. Het is dus apert
niet zo dat ik zo over Egypte en
de Egyptenaren denk, dat dit
mijn beeld van dat land is."
Het is geen prettige wereld die
ze in haar boek oproept.
Individuele vrijheid bestaat er
nauwelijks. Feitelijk zucht en
steunt iedereen onder het juk
van eeuwenoude regels en al
dan niet ongeschreven
godsdienstige wetten. „De
tradities zijn in Egypte
inderdaad verstikkend. Eerst
dacht ik ook: wat is dit star! In
die zin zit er ook wel kritiek in
mijn boek. Laat de jongeren
toch zelf kiezen. Ik gun mijn
kinderen graag de vrijheid van
hier."
Maar in het boek noch tijdens
familiebezoek steekt Lisa de
Rooy de vinger op om de
discussie aan te zwengelen.
„Besnijdenis bijvoorbeeld leeft
er heel erg. Je moet er niet aan
denken. Ik kan er niet eens aan
denken. Toch heb ik niet de
neiging er iets van te zeggen. Die
rol ligt mij gewoon niet. Op een
gegeven moment moet dat
vanuit de Egyptische vrouwen
zelf komen. Ik heb veel respect
voor hun tradities, ook al kan ik
er geen begrip voor hebben. Het
zou goed zijn als het gesprek
onder Egyptenaren op gang zou
komen. Ik zal er niet over
beginnen. Ik vind niet dat ik dat
recht heb. Ik ben er gewoon niet
de aangewezen persoon voor."
Zelfs haar hoofdpersonage is
niet sympathiek, al denkt zij
genuanceerder over Hosni en
zijn daden. „Je houdt van zo
iemand omdat hij de hele tijd in
je hoofd zit. Jij noemt hem een
verkrachter omdat hij zich
vergrepen heeft aan een meisje
waar hij lange tijd verliefd op
was, maar die zelfs nooit één
woord tegen hem heeft durven
zeggen. Verkrachter vind ik een
groot woord. Hij doet het wel,
maar ik zag toch vooral een
jongen voor me die geen weg
wist met zijn gevoelens.
Natuurlijk is dat dan een
verkrachting, maar ik kan het
me voorstellen. Het is de
wanhoop van de cultuur daar,
ja."
Ze heeft in de elf jaren dat ze
Egypte nu regelmatig bezoekt
het land flink zien veranderen.
„De Westerse invloed is
gigantisch. In Cairo lopen jonge
meiden in spijkerbroek rond en
zonder hoofddoekjes. Ze praten
vrijelijk met jongens. Maar
goed, zo'n zelfde meid kan
vervolgens naar huis gaan en
daar te horen krijgen dat ze
zojuist is uitgehuwelijkt. In de
buitenwijken, waar veel
dorpelingen zijn neergestreken,
en in de dorpen zelf leven de
tradities nog sterker."
„Ik ben en blijf er een
buitenstaander. Laatst schreef
iemand over mij dat ik verstrikt
zou zijn tussen twee culturen,
maar zo zie ik dat helemaal niet.
Het één verrijkt het ander. Wat
ik erg prettig vind in Egypte is
dat alles zo open is. In
Nederland zit alles dicht. Kijk
naar de flats. Kippenhokken op
elkaar. In Egypte staan alle
ramen en deuren open. Die
bemoeienis met elkaar, dat heeft
wel iets."
Theo Hakkert
Lisa de Rooy: In de ogen van mijn
broer. Roman. 187 blz, f 34,90 (ge
bonden). Uitgeverij Vassallucci
Onderzoekers naar Maria
Montessori stuiten op het
gesloten bastion van haar privé-
archief. De Amerikaanse Rita
Kramer mocht het materiaal
bestuderen voor haar in 1975
verschenen onthullende biogra
fie, maar sindsdien houdt de in
Amsterdam gevestigde Associ
ation Montessori Internationale
(AMI) de deuren angstvallig
gesloten. Dat het Marjan Sch-
wegman lukte de zorgvuldig
opgebouwde mythe rond de Ita
liaanse pedagoge verder te ont
rafelen, is dan ook een knap hu
zarenstukje.
Aan het slot van haar deze week
verschenen biografie 'Maria
Montessori, 1870 - 1952. Kind
van haar tijd, vrouw van de we
reld' verantwoordt Schwegman
zich bescheiden. Ze laat weten
dat ze de handicap van het ge
sloten AMI-archief heeft probe
ren te ondervangen 'dooreense-
rie omtrekkende bewegingen te
maken'. Daartoe zette ze het le
ven van Montessori in een breed
cultuurhistorisch kader en pro
beerde een nieuw licht op de
geschiedenis van haar hoofd
persoon te werpen 'door de net
werken te reconstrueren waar
binnen ze zich bewoog'.
Bij de mterpretatie van Montes
sori's leven koos ze voor een
analyse van het genre van het
'heldenverhaal', omdat met na
me het eerste deel van haar le
ven in die vorm is overgeleverd.
Schwegman benadrukt dat ze
niet zozeer heeft geprobeerd die
verhalen te ontmaskeren, maar
wilde nagaan waarom Montes
sori's levensverhaal 'juist deze
vorm heeft aangenomen'. Ze
kon voor haar biografie overi
gens wel putten uit Italiaanse
bronnen, waarbij met name de
archieven van de Opera Mon
tessori en het Archivio Centrale
di Stato in Rome van belang ble
ken. Schwegman prijst boven
dien nadrukkelijk het gebruik
dat ze kon maken van de rijke
gegevens die Kramer opdiepte.
De auteur is hoofddocent cul
tuurgeschiedenis in Maastricht
en bijzonder hoogleraar vrou
wengeschiedenis in Utrecht. Ze
benadert leven en werk van
Montessori vanuit haar profes
sie als 'afstandelijk' historicus.
Bij een vrouw als Maria is dat
een vruchtbaarder benadering
dan die van de biograaf die al
leen een letter op papier kan
krijgen als hij zijn onderwerp
ook sympathiek vindt.
De beeldschone, begaafde
dochter van een hoge ambte
naar op het ministerie van fi
nanciën duldde namelijk geen
tegenspraak en kreeg met zeer
velen die haar pad kruisten
knallende ruzies die tot een de
finitieve breuk leidden. Ze deed
het voorkomen als ze helemaal
alleen haar pedagogische me
thode over het belang van de on
gestoorde ontwikkeling van het
kind had bedacht, terwijl ze in
werkelijkheid schatplichtig
was aan het werk van voorgan
gers in de 19 de eeuw.
Kramer was de eerste die uitge
breid aandacht besteedde aan
de geboorte van Maria's buiten
echtelijke zoon op 31 maart
1898. Mario verbleef tot zijn
vijftiende bij pleegouders en op
een kostschool en Maria zou
hem haar hele leven blijven
voorstellen als haar neef of
pleegzoon. Ook Schwegman
analyseert Maria's handelwijze
tegenover haar kind uitvoerig,
maar laat ook zien dat Montes
sori haar carrière begon in een
tijd dat de publieke opinie al
leenstaande vrouwen met kin
deren onverbiddelijk als sociale
verschoppelingen behandelde.
Als 'kind van haar tijd' zat er
haar dood is zo'n benadering
niet meer van deze tijd. Schweg
man relativeert de rol van deze
heldin nu zonder heiligschennis
afdoende en brengt Montessori
tegelijk een eerbetoon omdat
vele generaties kinderen overal
ter wereld onomstotelijk nog
steeds veel vruchten van de
toepassing van haar theorieën
plukken. De recente kritiek op
de kwaliteit van het Nederland
se Montessorionderwijs is niet
uitzonderlijk en treft op dit mo
ment ook andere schooltypen.
Frangoise Ledeboer
'MariaMontessori 1870-1952. Kind
van haar tijd, vrouw van de wereld'
door Marjan Schwegman. 256 pagi
na's. Amsterdam University Press,
f34,50
voor haar weinig anders op dan
Mario de deur uitdoen.
Schwegman schetst meesle
pend hoe Montessori na een car
rière als arts in sneltreinvaart
als pedagoge van India tot de
Verenigde Staten de wereld ver
overde. Ze had er een hekel aan
dat mannen des te gretiger naar
haar luisterden omdat ze ook
mooi was, maar speelde haar rol
als beeldschone, ongenaakbare
koningin intussen vol overgave.
Nadat Benito Mussolini zijn
ware gezicht had laten zien en
Italië ontaardde in een fascisti
sche dictatuur, vestigde de AMI
zich na enige omzwervingen
tenslotte in 1935 in Amsterdam.
Maar Schwegman vertelt dat
Mario, die sinds zijn vijftiende
niet meer van de zijde van zijn
moeder week, nog in 1933 een
poging deed Mussolini tot her
nieuwde financiële steun aan de
Montessori-methode te bewe
gen.
Montessori ondervond sinds
1899 veel steun van de theoso
fie. de levensbeschouwing
waarin geen sprake is van een
persoonlijke, autoritaire God
die straft en beloont. De theoso
fen geloofden in een goddelijke
dimensie waar de mensen zelf
deel van waren en zelfverbete
ring was mogelijk 'als men zich
bewust werd van de ware aard
der dingen'.
In haar onvermoeibare streven
naar zelfverbetering van kinde
ren creëerde Montessori voor
zichzelf door haar karakter en
de maatschappelijke omstan
digheden een centrale rol als
heldin, een rol die de AMI ken
nelijk het liefst onaangetast wil
houden. Bijna vijftig jaar na
Maria Montessori...in sneltreinvaart de wereld veroverd...
Een debuutroman die genomineerd
wordt voor de prestigieuze Engelse
Bookerprize wekt verbazing, maar de ver
bazing stijgt ten top als blijkt dat de auteur
i een Londense buschauffeur is. De voorpagi
na's van de Britse dagbladen stonden er vol
I van en een hype was geboren. Magnus Mills
I (44) staat zelf ook versteld van zijn enorme
succes.,Ik had dit echt niet verwacht, maar
uiteraard ben ik zeer tevreden. Ik vermoed
dat mijn vrouw me alleen de goede recensies
heeft laten zien en dat ze de slechte voor me
verborgen heeft gehouden", glimlacht de
schrijver.
Mills ontving vorige week op ludieke wijze
het eerste Nederlandse exemplaar van zijn
roman De hekkenbouwers. In een door zijn
uitgever gereserveerde tram kreeg hij uit
handen van collega auteur Herman Franke
(winnaar van de Generale Bank Literatuur
prijs 1998) het boek en een flesje jenever.
Franke en Mills blijken een bijzondere doch
I toevallige band te hebben. In Franke's laat
ste boek, de Verbeelding, speelt een Lon-
rold Pinter. Mills, zelf ooit hekkenbouwer,
voelt zich gevleid door deze vergelijkingen,
maar blijft er nuchter onder: „Ik heb ge
woon veel geluk gehad en blijkbaar is er iets
in het boek dat de mensen aanspreekt. Bo-
vendien heb ik een goede uitgever gevon
den. Als dat niet zo was geweest, had ik het
boek van mijn eigen geld uitgegeven. Maar
gelukkig krijg ik er nu voor betaald." Waar
om schrijft een buschauffeur een boek over
hekkenbouwers? „Ik heb een poging ge
waagd om over buschauffeurs te schrijven,
maar het leken meer mijn memoires dan een
roman. En het geval wil dat hekkenbouwers
me veel beter bevallen en ook nog eens beter
betaald krijgen." Geld is voor de Britse
schrijver (bijna) geen probleem meer, van
daar dat hij zich kan veroorloven om zijn
groot-rijbewijs niet meer te verlengen. Hij
zegt daarmee voorgoed zijn baan als bus
chauffeur vaarwel. „Geheel zonder spijt."
Het boek is doordrenkt van de zwarte, En
gelse humor, maar dat blijkt een Europese
zegetocht niet in de weg te staan: „Ik dacht
dat het een typisch Engels boek was, maar
heel Europa is geïnteresseerd. Van Neder
land kan ik het nog wel begrijpen, maar van
bijvoorbeeld Spanje had ik het nooit ver
wacht. Wellicht komt het omdat het een her
kenbaar boejc is, elk land heeft tenslotte een
arbeidersklasse en mensen houden er van
om te lezen over dingen die ze al weten."
Mariëlle Nijland
Magnus Mills
dense buschauffeur een grote rol. Op de
cover prijkt dubbeldekker 159, met op de
achtergrond Trafalgar Square en de Big
Ben. Lijn 159 blijkt de bus van Mills te zijn,
maar helaas zat hij op het moment van de
foto niet achter het stuur.
Na de plichtplegingen en de dankwoorden
mag Mills achter het stuurwiel van de tram
plaatsnemen om het gezelschap verder dooi
de hoofdstad te laveren. De voormalig bus
chauffeur geniet zichtbaar en leidt het voer
tuig met gemak door de volle straten. „Ge
lukkig heb ik niet te veel mensen omver
gereden", grapt Mills, nadat hij het stuur
heeft overgedragen aan Franke. De Britse
schrijver ontvangt van de echte trambe
stuurder een oorkonde als bewijs van het
besturen van een Amsterdamse tram.
Mills' boek vertelt het verhaal van Tam en
Richie, twee kettingrokende Schotse werk
lieden dol op bier en ware van werk, die hek
ken bouwen. In weer en wind planten ze
honderden palen in de grond en brengen ze
kilometers ijzerdraad op spanning. Hun
voorman, verteller van deze zwarte kome
die, heeft de ondankbare taak de twee aan
het werk te houden en de opdrachtgevers te
vreden te stellen. Als het trio naar Engeland
wordt gestuurd, stapelen de problemen zich
op. In spanning leeft de lezer mee naar het
slot van de roman, waarin niet alleen bees
ten en mensen worden omheind, maar uit
eindelijk ook de lezer.
De hekkenbouwers riep bij de critici associ
aties op met het werk van literaire groothe
den als Paul Auster, George Orwell en Ha-
vrijdag 7 mei 1999