Ik wens me n bom want de vrede komt niet Luchtige komedie over vrouwenliefde Grunbergs liefde doet niet aan mooie praatjes Oorlogsdagboek van Rose Jakobs rjyp kunst £j\j cultuur Sjuul Deckwitz Poëzie tegen alle regels in 10 p het wereldberoemde journaal van Anne Frank na zijn er nauwelijks dagboeken van joodse onderduikers gepubliceerd. Daarom is het verschijnen van het dagboek van Rose Jakobs (1925-1944) een belangrijke gebeurtenis. Ze schrijft over haar alledaagse bestaan als onderduikster, over haar hoop en over haar angst. Zoals een tante het omschreef: 'Zores amlaufenden Band'. letterkundige kroniek Het zijn weer de dagen van herdenken; 4 mei. 5 mei en voor wie de oorlog zelf heeft meegemaakt vooral 10 mei. de dag dat alles anders werd. Een toepasselijke tijd dus om het dagboek uit te brengen dat Rose Jakobs tussen 30 augustus 1942 en 1 oktober 1944 bijhield. In die periode was ze ondergedoken, eerst in Nijmegen, later in het nabije Beek. Wat haar relaas vooral zo navrant maakt is haar levenseinde. In september 1944 bereikten de geallieerden de streek waar zij verbleef. Men had de Duitsers onderschat, met alleen bleek Arnhem een brug te ver, ook rondom Nijmegen werd nog lang hevig gevochten. Op 20 september lag het huis waar de familie zat in de vuurlinie, enkele Amerikaanse soldaten wisten hen in veiligheid te brengen. Rose en haar iets jongere zuster Edith besloten te gaan helpen in een veldhospitaal van de Amerikanen. Op 2 oktober waren zij op weg daarheen toen Rose dodelijk getroffen werd door een bomscherf. Slechts een paar dagen heeft ze kunnen genieten van de vrijheid waarnaar ze getuige haar dagboek zo heftig had verlangd. De Roos die nooit bloeide is daarom een toepasselijke titel voor dit ontroerende document. Ruim een halve eeuw heeft haar zuster Edith Samuel-Jakobs de drie schriften bewaard. Ze noemt het zelf met recht 'een grote erfenis' en bekent:Iedere keer wanneer ik erin begon te lezen, moest ik stoppen, omdat ik er zo van moest huilen."' Uiteindelijk heeft zij dus de moed gehad dit dagboek uit te laten geven. En dat was een gelukkig besluit. Het verhaal dat deze joodse onderduikster te vertellen heeft kan niet vaak genoeg worden verteld. Het geschrift heeft echter ook een eigen waarde. Rose Jakobs is géén tweede Anne Frank. Ze heeft niet dat grote schrijftalent van haar lotgenote, noch haar literaire ambitie. Ze beschikt ook niet over haar observatievermogen. En terwijl Anne Frank heel vroeg volwassen werd, blijft zij juist een beetje kinderlijk-.Maarhaar persoonlijke verhaal over het dagelijks leven van een onderduiker boeit van begin tot eind. De toelichtingen van haar zuster Edith maken het boek nog indringender. In 1938 was het traditioneel joodse gezin uit Duitsland naar Nederland gevlucht. Edith herinnert zich nog de gruwelijke vernederingen die zij op haar Duitse school moest ondergaan. Ze diende de klas te verlaten wanneer er les in Rose Jakobs in 1944: „Volgens het aantal jaren ben ik bijna volwassen en volgens mijn kennen en kunnen nog een klein kind." foto collectie Edith Samuel- Jakobs nationaal-socialisme werd gegeven. Buiten hoorde ze de kinderen 'Das Judenblut muss spritzen' en dergelijke liederen zingen. „Als ik dan na een uur weer naar binnen mocht, stonden de kinderen van de klas in twee rijen opgesteld. Ik moest door de rijen heen lopen en zij moesten op mij spugen en tegen mij gillen, dat ik vergif voor hen was. Ik was toen acht jaar", schrijft ze. In de klas bij Rose gebeurde hetzelfde, maar daar 1942 zo groot dat men besloot onder te duiken. Met veel geluk ontkwamen alle gezinsleden aan deportatie. Rose besefte heel goed „dat wij toch eigenlijk maar een betrekkelijk geringe kans hebben om levend uit deze hel van verschrikkingen te komen" (dagboek 20 mei 1943). Soms lijkt ze alle moed te verliezen. Aan de vooravond van haar negentiende verjaardag, mei 1944, schrijft ze onder meer: „Volgens het aantal was één christelijk meisje dat zich hevig verzette. Die ene rechtvaardige herinnert Edith zich nog altijd: „Door haar heb ik de hoop op de goedheid van het mensdom niet opgegeven." De familie vestigde zich in Den Bosch, maar de dreiging werd in Het huis in Beek waar Rose met haarfamilie ondergedoken was. jaren ben ik bijna volwassen en volgens mijn kennen en kunnen nog een klein kind Als verjaardagscadeau wens ik mij een bom. want de vrede komt toch niet." Het verlangen naar vrede beheerst heel dit dagboek. Ze leeft voortdurend tussen hoop en vrees. Al naar gelang de geruchten is ze pessimistisch of juist optimistisch. „Zou G-d zich dan nooit over ons ontfermen en een eind maken aan dit alles?", vraagt ze zich in april 1943 vertwijfeld af. Ze schrijft G-d, omdat voor gelovige joden de godsnaam te heilig is om uit te spreken. Aan de andere kant vindt ze ook steun bij haar geloof, ze voelt zich soms dankbaar „tegenover G-d, die ons tot nu toe toch nog altijd bijgestaan heeft, die nog alti j d te rechter tij d uitkomst uit moeilijkheden gebracht heeft en met Wiens hulp we hopelijk spoedig weer bij elkaar zijn." Het gezin was namelijk gescheiden geraakt, men verbleef aanvankelijk op verschillende adressen. In november 1943 volgde een hereniging. Rose ging naar huis, zoals ze het zelf noemt: „Ja,naar huis, want daar waar vader en moeder zijn, is mijn thuis, al zijn dat dan een paar zolderkamertjes met stoelen, waar je elk ogenblik doorheen kunt zakken." Ze probeerde het gewone leven voort te zetten, maar voortdurend was er dreiging en rampspoed. „Het leven is op die manier net een spannende roman", schrijft ze ergens. Men mag vooral niet opvallen, waardoor 'sssjt!het meest gebruikte woord is. Vaak zijn er spanningen met de mensen die hen onderdak bieden. De ene keer is er gezeur over de melk, de volgende keer zou men te veel toiletpapier hebben gebruikt. Een groot verdriet voor Rose is dat zij op mooie dagen niet naar buiten kan. In een prachtige aantekening geniet zij op haar manier van de lente van 1943: „Af en toe, ga ik voor mijn dakraampje staan, met opgeheven hoofd, en ruik dan de heerlijke lentelucht, die vervuld is met de geuren van het jonge groen.Het leven wordt moeilijker en moeilijker. De joodse feesten worden niet meer gevierd en op een dag besluit men zelfs de spijswetten te laten varen. Men kan wat spek kopen, en dat is een welkome aanvulling op het menu. Rose en de haren moeten lang, veel te lang wachten op de bevrijding. Maar op 6 juni 1944 kan ze dan eindelijk schrijven dat de invasie is begonnen: „Oh G-d, laat het toch a.u.b. gelukken." Het wordt dolle dinsdag: „G-d, help ons." En dan als de operatie 'Market Garden' begint, is de vrijheid eindelijk in zicht. Menigmaal heeft zij zich afgevraagd of het bijhouden van haar dagboek enige zin had. Ze houdt echter vol, om één reden: dat ze in haar journaal kan noteren „Het is vrede." Die vrede kwam er niet voor de negentienjarige Rose Jakobs. Maar we hebben nu dus wel het dagboek over het bestaan van dit gewone joodse meisje in ongewone omstandigheden. Een dagboek dat nog eens leert wat wij deze dagen herdenken. Hans Warren Rose Jakobs: De Roos die nooit bloeide. Dagboek van een onder duikster, 1942-1944. Bezorgd en in geleid door Edith Samuel-Jakobs - 138 pag./geillustreerd/ f 25. De Ar beiderspers, Amsterdam-Antwer- pen. Het nieuwe boek van Sjuul Deckwitz, Engelse liefde, is een opmerkelijke roman over het lesbisch-feministische le ven. Ze spot onbekommerd met de grote periode van de vrou wenbeweging, met vrouwenyo- ga en vrouwencafé, met de 'Radikale Vrouwelijke Alterna tieve Gézondheidszorg' en de 'Lesbische Culturele Bond', met alle onbenullige maar zeer seri eus genomen tegenstellingen in 'Vrouwenland'. De hoofdper soon, Bets de Meester, heeft wel bewust gekozen voor een leven zonder man. Soms, heel soms bevalt dat minder, bijvoorbeeld wanneer er in haar huis moet worden verbouwd. „Op dat mo ment wenste ik oprecht een nor male vrouw te zijn. Gewoonlijk zag ik daar de nadelen wel van in", laat de schrijfster haar overwegen. Die uitdagende toon, deze subtiele ironie is ken merkend voor dit boek. Het is een lichte roman over een zwaar onderwerp. Bets breekt met haar overspelige geliefde en ze moet op een of andere manier een nieuw bestaan beginnen. Het verleden biedt haar enige steun voor de toekomst. Ze denkt terug aan haar eerste gro te liefde die een Engelse me vrouw gold: „Ik was elf en Lu- cinda vijftig." Het leven van Beth en haar Dorothee leek niet stuk te kunnen. Maar door een toeval komt Bets erachter dat haar beminde haar bedriegt met een zekere Helen. Ze geeft 'de huwelijksontwrichter' geen kans zich te verdedigen. Ze laat zonder meer de Sleutelkoning komen om een nieuw slot te la ten monteren en ontdoet zich van haar spullen. Al snel vindt Dorothee wéér een ander met wie ze naar Australië vertrekt. Bets is woedend, vooral op He len. Haar rivale groeit in het boek uit tot een soort duivelin. Wanneer ze snurkt, klinkt dat precies als 'de dreun van een Lancaster bommenwerper'. Een buurvrouw noemt haar een 'stuk addergebroed' en een an der oordeelt zo over Helen: „O, de gracht in, met een steen om haar nek.Helens moeder deugt ook al niet, ze is 'de bekendste hoer en sekspulpschnjfster van Nederland'. Je krijgt als lezer de indruk dat Sjuul Deckwitz via Bets een openstaande rekening wil vereffenen: zo overtuigend en aanstekelijk komt haar boos aardigheid over. Helen maakt vele slachtoffers, als een ware 'Zwarte Prins'. Ze weet zelfs Ve ra te vellen, de toch ontzagwek kende bazin van het door vele prominenten bezochte vrou wencafé 'De Diabolo' waar het vaak heftig toegaat. Samen met een bondgenote bindt Bets de strijd tegen het kwaad dat Helen heet aan. In- middels heeft ze ook nog haar werk als redactrice bij het vrou wenblad L' Una, gespecialiseerd in onderwerpen als 'U en Uw stress' en 'De Pil: Bevrijder of Kankerverwekker'. Nu wordt haar gevraagd een reportage over een lesbische SM-club te schrijven. „Mijn maag draait ervan om", is haar spontane re actie wanneer meesteres Mona begint met haar sessie. Nuchte re Bets hecht aan zachtaardig heid, ze is goed in huishoudelij ke taken en ze richt haar woning in als een ode 'aan de eerste, en aan de onschuldigste liefde van mijn leven, aan Lucinda'. Voor de buitenwacht hoort ze hele maal bij het lesbisch-feministi sche wereldje. Zelf voelt ze zich daarin echter nauwelijks op haar gemak. Die positie maakt haar tot een geschikte hoofd persoon voor dit verrassende en geestige boek. Grote literatuur is Engelse liefde dan misschien niet, maar als luchtige komedie mag deze derde roman van Sjuul Deckwitz geslaagd heten. H.W. Sjuul Deckwitz: Engelse liefde -204 pag./ f 37,50 Querido, Amsterdam. Wimvan de WoestijneDe mata dor van Narbonne (Meulenhoff, 168 blz., 34,90). Eerste verha lenbundel van schrijver, drui venplukker en beeldend kun stenaar Wim van de Woestijne (1940). Centraal staat het harde bestaan in het dorre Franse landschap. Enkele verhalen verschenen eerder in De Gids. De auteur debuteerde in 1996 met de novelle Felacci, gevolgd door La diva. Robert HaasnootWaanzee (De Geus, 188 blz., geb., 34,90). Na De kracht van het woud een nieuwe roman van Robert Haas noot (1961). In 1915 ontvangt matroos Arend tekenen dat het einde van der tijden nabij is. Hij weet de bemanning van de Noordzee V ervan te overtuigen dat zij als uitverkorenen koers moeten zetten naar Jeruzalem. Niet iedereen kan zich onvoor waardelijk overgeven aan wat Arend zegt en moeten hun onge- proza loof met de dood bekopen. Ge baseerd op authentieke versla gen van het psychiatrisch onderzoek. Laurens Spoor: Dansen op glas (Van Gennep, 160 blz., 29,90). Nieuwe roman van Laurens Spoor over gretig leven en ab rupt sterven. Eerder verschenen Kwartsiet en Personen, perso nages. De laatste werd be kroond met de Halewijn-litera tuurprijs 1997. Bennie Roeters: Fins Plot (Que rido, 185 blz., 37,50). Een sce narioschrijver komt tot de ont dekking dat hij ooit een verkeerde beslissing heeft geno men, waardoor hij terecht is ge komen in het leven dat hij nu leidt. Debuutroman van toneel- en scenarioschrijver Bennie Roeters (1952). Zijn meest re cente speelfilmscenario is De man met de hond. Daphne MeijerDe bezoeking (Nijgh Van Ditmar, 122 blz., 25,75). Een nietsvermoedende Amerikaan wordt bij de pas poortcontrole op Schiphol aan gehouden omdat hij in de computer van Europol staat. Nieuwe novelle van Daphne Meijer (1961). In 1993 verscheen haar romandebuut Resten van de eeuw, in 1995 gevolgd door Het plezier van de duivel. Martin Ros: Elisabeth (De Prom, 288 blz., geill., ƒ39,90). Portret van Elisabeth, keizerin van Oostenrijk en koningin van Hongarije, in de volksmond Sisi genoemd. Jeroen Denters, red.: De verha- lenmachine (Thoth, 208 blz., 29,90). Bloemlezing met ver halen, sagen en romanfragmen ten met de machine - en haar relatie tot de mens - in de hoofd rol. Weinig schrijvers zijn zo gekant tegen valse schijn als Arnon Grunberg (geb. 1971). Ook de onopgesmukte stijl van Blau we maandagen. Figuranten en zijn andere boeken bewijst dat. Het lijkt daarom won derlijk dat er in deze auteur ook een dichter schuilgaat, maar als je zijn pas verschenen dichtbundel Liefde is business gaat lezen - verschenen in een oplage van duizend exemplaren waarvan honderd als bibliofie le editie - wordt meteen duidelijk dat hij poëzie zonder enige ophef schrijft. Hij zoekt niet naar de wefluidendste, bijzonderste, indringendste formulering. Nee, hij vertelt op vrij vlakke toon in een reeks lange ge dichten met korte regels over de liefde tus sen schrijver A en hoer C. Liefde is eigenlijk al een te groot woord bij deze auteur die illu sies heeft afgezworen. Voor zijn gevoelens komt hij hooguit ter loops uit. Wanneer hij van tederheid blijk geeft, doet hij dat op een hardvochtige ma nier. Misschien is het juist die weerbarstig heid, die onwil bijna die deze gedichten hun kracht geeft. Aan mooie praatjes, vrome be loften en al het andere dat verliefden stame len, doet Grunberg niet. Zijn hooglied klinkt allesbehalve hoogdravend. De hals van zijn beminde ruikt 's ochtends vroeg, beweert deze dichter, 'naar sardientjes/ net een haven/ na een hete dag/ met vliegen/ op etensresten'. Ook allerlei andere vergelij kingen klinken allerminst vleiend: 'je ruikt/ fluister ik/ naar tartaar/ die in een oude krant/ bij de vuilnis heeft gelegen'. Hij heeft een geheel eigen wijze om van zijn liefde te getuigen. Maar liefde is het wel de gelijk, al gebruikt hij dan niet de roze kleu ren waarmee anderen haar schilderen. Hij bidt voor hoer C. 'dat nog veel getrouwde mannen/ je mogen bespringen/ op verlaten industrieterreinen/ in Amsterdam-Noord'. Hij voegt aan die wrange woorden echter ook een hartverscheurende wens toe: 'dat je na afloop/ niet alleen terug hoeft op de fiets'. Het is een onmogelijke liefde die in deze gedichten wordt beschreven. Soms is er een moment van vervulling zoals in het erotische gedicht 'Mooi': 'als je heel erg dronken bent/ komt er geen einde/ aan het neuken'. Maar meestal is deze verhouding uitzichtsloos. Het leven van hoer C. is een aaneenschake ling van tegenslagen geweest. Ooit gold ze als een wonderkind, al snel ging het echter mis met haar. Ze werd ontmaagd in een vrachtwagen. Later ging ze met getrouwde mannen mee: 'ze waren overal/ ze vielen als rijpe appeltjes uit de bomen'. Ze verloeder de volledig en vraagt aan de dichter: 'red mijn leven'. Schrijver A en hoer C. hebben elkaar ontmoet door een brief van haar: 'ge achte heer/ ik heb uw laatste/ boek gelezen/ ik ben/ tot en met/ woensdag in New York/ heeft u zin/ in een glaasje wijn?' Ze leeft zo chaotisch dat er van vertrekken niet veel terechtkomt: geld raakt zoek, tic kets worden verloren. Ze blijft lange tijd op de luchthaven 'John F. Kennedy' (JFK) han gen, over die periode schrijft hij een reeks intens trieste gedichten. 'Ik woon/ in een duty-free shop/ op JFK', krijgt hij te horen. Want ze heeft genoeg 'van inpakken/ en uit pakken'. Ze krijgt een zekere faam 'als de luchthavenhoer'. Zo eindigt tenslotte deze liefde: 'we zien elkaar/ wel weer in 2004'. Liefde is business laat zich niet of nauwe lijks vergelijken met wat er verder in de Ne derlandse dichtkunst gebeurt. Het is poëzie waarin alle regels van de poëzie worden ge schonden. Maar bij een hartekreet als deze zouden zulke wetten al snel neerkomen op de door Grunberg zo verafschuwde valse schijn. H.W. Arnon Grunberg: Liefde is business. Gedichten - 120 pag./ f 65 bibliofiele editie f 145 - Nijgh Van Ditmar,Amsterdam. foto Bernard van der Giessen Sjuul Deckwitz...uitdagendetoon. vrijdag 7 mei 1999

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 10