Mensen redden is een kwestie van karakter Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij 1824-1999 in deze bijlage p reportage 3 zaterdag 1 mei 1999 De Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) viert dit jaar haar 175- jarig bestaan. De maatschappij kan met recht een unieke organisatie genoemd worden. Zevenhonderd vrijwilligers en elf beroepsbemanningsleden staan 24 uur per dag, 365 dagen per jaar paraat om zeevarenden in de breedste zin des woords, die in moeilijkheden verkeren, te helpen. De maatschappij is zelfstandig en krijgt geen subsidie. Ook daarin is de organisatie uniek. De bijna zeventien miljoen gulden die de KNRM jaarlijks ontvangt komt volledig uit bijdragen van donateurs, nalatenschappen en legaten en giften van dankbare schipbreukelingen die daarmee hun redders bedanken. Wij krijgen een knaak per uur, lachen opstappers Kees den Hollander van het reddingstation Veere en Kees Groene- veld van station Noordland bij de Room- potsluis. „Daar kun je hooguit één keer per jaar je tank mee volgooien. Voor het geld hoeven we 't niet te doen. Mensen redden is geen hobby", verduidelijkt Groeneveld. ,,'t Varen misschien wel, maar het mensen redden moet je zien als een karaktereigenschap. Als ik word op geroepen, krijg ik een bepaalde spanning. De adrenaline gaat stromen: wellicht kan ik iemand helpen." Mensen helpen; dat was ook voor Den Hollander reden zich aan te melden bij de KNRM. „Als ik ie mand van zijn fiets zie vallen, ga ik hel pen. Sommige mensen schrikt dat af. Ik heb juist wel die drang om hulpverlening te bieden En als je dat ook nog 's een keer op het water kan doen, dan geeft dat een extra dimensie." Een scheepsramp voor de kust bij het Noord-Hollandse Huisduinen op 18 okto ber 1824 was de directe aanleiding om een georganiseerd reddingswezen langs de Nederlandse kust op te zetten. De ramp met het gestrande fregat De Vreede kostte het leven aan drie schipbreukelingen en zes redders. De reddingspoging leek aan vankelijk een succes. In twee barre toch ten weten Huisduiners elf bemanningsle den van het gestrande schip veilig naar wal te brengen. Het water is koud. De golven zijn hoog. Dan slaat het noodlot toe. Tijdens de der de reddingspoging slaat de kleine red dingsloep om. Drie bemanningsleden van De Vreede en elf redders verdrinken jam merlijk. Een golf van verdriet spoelt over het land, aldus journalist Bram Ooster- wijk in zijn boek 'De zee was onstuimig' zijn dagelijkse werk als politieman maak te hij vaker dodelijke verkeersslachtof fers mee. „Die dingen blijven je niet bij. Dat zou ook niet goed zijn. Voor buiten staanders is dat misschien moeilijk te be grijpen. Je doet gewoon je werk. Voor be trokkenen zijn het drama's, voor ons is het je werk." Net zoals bij vele andere vrijwilligersor ganisaties, kost het de KNRM moeite mensen te vinden die dag en nacht klaar willen of kunnen staan om mensen in nood te helpen. De Hollander: „Het be langrijkste voor ons is dat mensen over dag, maar ook 's nachts beschikbaar zijn. Ze moeten op korte afstand van het sta tion wonen en bij alarm, dat altijd onver wachts komt, snel kunnen uitvaren. De boten moeten binnen vijftien minuten kunnen uitvaren. Als het om een ernstige zaak gaat, bijvoorbeeld een hartaanval, dan moet je er als een speer naartoe kun nen gaan. Gaat het om een bootje met mo- torpech, dan vaar je er wel snel naartoe, maar dan ga je er toch anders mee om." Moeite heeft de maatschappij ook met het enthousiasmeren van vrouwen voor het reddingwerk, terwijl vrouwen volgens Groeneveld en Den Hollander het prima zouden doen in de hulpverlening op het water. Behalve praktische problemen ('aan boord heb je geen toilet, wij piesen gewoon in het water') kent het redding- werk ook fysieke beperkingen voor wou wen. „Maar ik denk", zegt Den Hollander, „dat wouwen zelfs meer geschikt zijn voor de hulpverlening. Een man is toch wat minder fijngevoelig.'" Volgens Groe neveld zijn wouwen ook beter in het con tact onderhouden met drenkelingen. In Zeeland heeft alleen Breskens een vrou- welijke opstapper. In het begin van de KNRM kwamen de reddingboten vooral in actie voor ge strande wachtschepen. Tegenwoordig ligt het accent meer en meer op de water sporters. Het station Veere kwam vorig jaar 23 maal in actie voor recreanten. De reddingmaatschappij vindt om die reden dat eigenlijk elke watersport donateur- /lid moet zijn van de KNRM. Den Hollan der: „Heel veel automobilisten zijn lid van de Wegenwacht, terwijl ze die misschien nooit nodig hebben. Een kleine groep wa tersporters steunt de KNRM. terwijl de hulpverlening op het water misschien wel belangrijker is dan de hulpverlening op het land. Krijg je onderweg pech met je wagen, dan stap je uit en loop je met een jerrycan naar het dichtstbijzijnde benzi nestation of je loopt naar een telefooncel. Krijgje pech op de Noordzee, dan kun je nergens heen. Dan ben je dus echt afhan kelijk van buitenaf. Wij verlenen koste loos en belangeloos hulp. Eigenlijk kun je op het water niet om de KNRM heen." Ab van der Sluis over de geschiedenis van de reddingmaat schappij. De Amsterdamse koopman Barend van Spreekens is onder de indruk van het ver haal. Zes dagen later plaatst hij een op roep in de Amsterdamsche Courant, waarin hij geld waagt voor de nabestaan den van de Huisduiner redders. Van de giften die binnenkomen, wordt het Huis duinerfonds voor Weduwen en Wezen op gericht. Iets meer dan een maand later is al ruim 227 gulden binnen, veel geld in die dagen. Diezelfde maand nemen enkele notabelen uit Rotterdam het initiatief tot de oprichting van de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot het Redden van Schip breukelingen. In Amsterdam ontstaat de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding- Maatschappij. Beide fuseren pas in 1991 tot de tegenwoordige Koninklijke Neder landse Redding Maatschappij En in Zeeland? De provincie kende Frans Naerebout. Hij redde al schipbreukelin gen, lang voordat er sprake was van een georganiseerde club. De Vlissinger was visser en loods van de Verenigde Oostindi- sche Compagnie. Hij werd samen met zijn broer Jacob landelijk beroemd, omdat hij met gevaar voor eigen leven in juli 1799 op dertigjarige leeftijd leiding gaf aan een grootschalige reddingsoperatie voor de kust van Walcheren. Het VOC-schip Woestduyn was in vliegende storm in stukken geslagen op de Noorderrassen. Frans en Jacob wisten 87 opvarenden vei lig aan wal te brengen. Het is dan ook niet echt verbazingwek kend dat één van de eerste reddingboten in Nederland een ligplaats krijgt in Dom burg. Het geld daarvoor is afkomstig van Domburger J.G. Meyners. Hij geeft in 1825 driehonderd gulden ineens en vijf tien gulden per jaar onder de voorwaarde dat er een reddingsloep in zijn woon plaats moet komen. Aldus geschiedde. Minder dan zes maanden na de oprichting van de Rotterdamse tak van de redding maatschappij krijgt Domburg de eerste van de twee bestelde roeireddingboten. Lang blijft de boot niet in Domburg. Het dorp kan onvoldoende vrijwilligers op de been brengen. De sloep verhuist naar Westkapelle dat gunstiger ligt ten opzich te van de Westerschelde. Anno '99 kent Zeeland vijf reddingsta tions: Cadzand, Breskens, Westkapelle, Veere en Noordland/Burghsluis met twee posten. De ongeveer vijftig Zeeuwse vrij willigers en de twee beroepsschippers H. de Lobel uit Breskens en I. Breen uit Burghsluis hebben de beschikking over een vloot van moderne reddingvaartui gen. Van rappe rubberboten als de Tuime- laar, de Fint en de Forel tot de supersnelle Prinses Margriet in Breskens en de Graaf van Bylandt in Burghsluis. De bemanning mag dan vrijwillig zijn, de KNRM stelt wel professionele eisen. „Wij zeggen al tijd", stelt Den Hollander, „het is wel vrij willig, maar niet vrijblijvend.Tijdens de opleiding moeten de bemanningsleden verschillende cursussen doorlopen varië rend van nautisch-technische tot eerste hulp. De redders krijgen verder lessen in onderkoeling, traumaverwerking en brandbestrijding. De Zeeuwse redders komen uit alle lagen van de bevolking, zeggen Groeneveld en Den Hollander in koor. Bij het station Noordland 'werken' een oud-schipper van een viskotter, de havenmeester van De Prinses Margriet in Breskens is één van de supersnelle boten van de KNRM. foto Peter Nicolai Burghsluis, de twee mannen van Rijkswa terstaat, een sluiswachter, een politie man, een verpleegkundige, een zelfstan dige en twee ontwikkelingstechneuten. Het redden is fysiek zwaar. Als een boot uitvaart, is het meestal windkracht vier of meer. Een tochtje naar de Steenbanken in slecht weer, kost vier uur. Groeneveld: „Als je op de Noordzee moet zoeken naar een drenkeling of een surfplank, dan sta je vaak stil. Dan krijgt je flink wat klappen. Na vier uur ben je bekaf van het turen, de klappen van de boot, het zoute water, het zoeken, het zitten. Een boot glijdt niet, die dendert over het water. Zoeken kan saai zijn." Afwisselend is het reddingwerk in ieder geval. Zo verleende de KNRM in Katwijk assistentie in de herfst van '97 om vijf ge strande potvissen het leven te redden. De hulp mocht niet baten. En in Ameland rukt in de zomer van datzelfde jaar een boot uit om een jongen van boord te halen die bij een moddergevecht slib en schel pen in zijn oog had gekregen. In die zomer assisteert de KNRM-boot uit Eemshaven bij een sleepklusje. Eén van de opstappers weet wel waarom de schipper van het mo torbootje fout is gegaan, schrijft hij in zijn rapport: „Als hij een meter voor het licht van de Brandaris gaat zitten, worden zijn pupillen nog niet kleiner." Oftewel, de man was zo stoned als een garnaal. Groeneveld kan zich ook een aardig klus je herinneren uit 1998. Via het Kust wachtcentrum in IJmuiden, waarlangs alle meldingen lopen, kreeg het station Noordland te horen dat er een hoge offi cier gehaald moest worden van een Russi sche bulkcarrier. De man zou zwaar over spannen zijn; er moest in ieder geval een arts mee om de man plat te spuiten. Het kostte de KNRM-bemanning en de arts heel wat overredingskracht voor de offi cier mee ging van boord. De achtergeble ven Russische bemanning kon haar vreugde niet op. Groeneveld: „Ze waren zó verschrikkelijk blij dat die man weg was, dat ze de touwladder al ophaalden terwijl ik er nog op stond. Ik kwam bijna klem te zitten." De ergste ervaringen vindt Groeneveld de ongevallen waarbij dodelijke slachtoffers zijn te betreuren. Hij weet van een vis- bootje, waarvan de schipper in elkaar was gezakt. „Je bent niet vaak tevreden met je eigen optreden. Soms kom je een half uur te laat. Heb ik dan wel hard genoeg gere den? Had men ons niet eerder kunnen alarmeren? Dat doet wel 's pijn. maar dat hoort er nu eenmaal bij." Den Hollander kent dat soort schuldgevoelens niet. In Wie op grote voet leeft heeft grote schoenen nodig Fotorubriek: afblazen Kees van Kooten gaat altijd lachend door het leven Zus Braun grossierde rond 1930 in zwemtitels Bocuse bracht kookkunst onder de mensen Piloot met een beschermengel Schotse verkiezingen met nationaal tintje Steeds meer boeren zoeken toekomst in Canada Opstappers Kees den Hollander (met bril) van het reddingstation Veere en Kees Groe neveld van station Noordland bij de Roompotsluis: „Mensen redden is geen hobby." foto Ruben Oreel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 23