Duke Ellington is meer Stravinsky dan Beethoven Walsen op intuïtie T)7P kLinst rLv cultuur Bandleider, componist, muziekminnaar Pret voor twee met Cecilia en Bryn Requiem Escobar sober en stijlvol Kunst der Fuge in klinkende analyse André Rieu 14 In zijn autobiografie schreef Ellington: ,,Zij is mooi en zacht. Zij is tienduizend jaar oud. Ze iszo modern als morgen, en zo eindeloos als de tijdrekening. Muziek is mijn minnares, and she plays second fiddle to no-one." Niemands tweede viool. Het zijn misschien de meest ware woorden uit dit weinig feitelijke boek. maar hóe waar. De ijdele bandleider hield van vrouwen en ze kwamen en gingen in zijn leven. „Ze maakten allemaal de fout te denken de ware te zijn'', zei Marian Logan, de vrouw van Ellingtons lijfarts Dr. Arthur Logan, „maarzo'n wezen bestond niet. De ware voor Edward was zijn muziek." Pianist-dirigent en componist André Previn zei het zo: „Stan Kenton kan voor duizend violen en duizend blazers gaan staan en een dramatisch gebaar maken en dan zal iedere studio arrangeur zeggen: Aha, dat deed hij dus zo en zo. Maar Duke hield één vinger omhoog, liet drie musici een samenklank spelen en niemand weet wat er precies aan de hand is." Vijftig jaar jazz legde Ellington op de plaat vast. Een halve eeuw muziek die steeds veranderde met een orkest dat een voortdurend solistenfestival was en meer dan dat. Er is hevig geschreven en geanalyseerd naar aanleiding van dat werk. Duke, van huis uit een stride- pianist in de stijl van een Willie 'The Lion' Smith en als pianist een voorloper van Thelonious Monk. Duke, de dief van andermans veren, die de solo's van zijn bandleden 'stal' om er nieuwe stukken van te maken. Duke. de man die componist Billv Stravhorn uit de schijnwerpers hield. Duke. leider van het 'ongezelligste orkest aller tijden', zoals John Edward Hassle schreef in 'Beyond category' De waarheid heeft vele kanten. Tenorgigant Ben Webster heeft een heel leven lang heimwee gehad naar de tijd (beginjaren veertig) dat hij solist was in het orkest: 'Als je er niet zit mis je iets, er gebeurt zoveel in die band'. Duke Ellington had de oren en bij hem gebeurde het. Ellington bespeelde zijn orkest. Hij probeerde dat orkest niet in de eerste plaats zijn eigen ideeën op te dringen, maar hij ging eerder andersom te werk. Het eigen geluid van zijn uziek was zijn minnares en hij speelde geen piano maar orkest: Duke Ellington, op 29 juni honderd jaar geleden geboren, was een geniaal bandleider, jazzcomponist, pianist en dief van andermans werkHet schettert van de festiviteiten rond het eeuwfeest van de geboorte van Edward Kennedy Ellington (1899-1974). Heruitgaven van zijn platen, aan hem gewijde afleveringen van jazztijdschriften, concerten met zijn werk, symposia waarin gestudeerde heren zich voor de zoveelste keer buigen over de vraag wat Ellington zo uniek maakte. Duke Ellington in Wenen, 1969. dat we jouw unieke stijl wilden kopiëren? Just blow, man, blow." Wanneer de bassist Ellington niet beviel en hij een betere wist, huurde hij die in en liet bij de repetities twee bassisten spelen. Tot de eerste maar uit zichzelf vertrok. „Daarvoor heb ik respect", zei Duke dan, „iemand solisten smolt hij samen tot één geheel. Hij ging uit van dat geluid, hij koos zijn musici om hun geluid, vandaar dat in de loop der jaren een orkest van pure solisten ontstond. Trompettist-violist Ray Nance speelt voor het eerst bij Ellington in 1940 en krijgt de muziek van Strayhorns 'Take the A Tram' voor zijn neus. „In mijn partij stond, ergens onderweg, solo. Alleen solo, geen akkoorden, niets. Ik zit in een nieuwe band, ben doodnerveus en ik buig me over de piano naar Duke en zeg: 'Duke, solo? Ik ken het liedje niet eens'. En wat ik toen hoorde, heb ik daarna nog vele keren gehoord: 'Ray, dacht je die uit zichzelf durft op te zeggen." Confrontaties ging hij uit de weg, hij verpakte alles in bloemrijke taal, alleen bassist Charles Mingus heeft hij ooit zelf zijn congé gegeven. Het orkest speelde in het beroemde Apollo Theatre in Harlem, in de coulissen hadden trombonist Jean Tizol en Mingus grote ruzie omdat Mingus een stuk van Tizol niet goed gespeeld zou hebben. Terwijl het doek opgaat voor 'A train' jaagt Tizol met een mes achter Mingus aan. Mingus, zijn leven lang een bewonderaar van Ellington - hij schreef de compositie 'Ellington Love of music' - zette op papier wat de Duke na afloop zei: 'Zo Charles', zei hij, terwijl hij de Ellington zingt en dirigeert, eind jaren zestig. manchetknopen in zijn prachtige maatoverhemd draaide, 'gefeliciteerd met je spel, maar waarom hebben jullie me niet ingelicht over jullie 'adagio'. En echt ongelooflijk die 'gambado' van jou met je bas over de piano. Ik dacht dat je doodsbang zou zijn, maar je hebt Juans stoel zelfs in tweeën geslagen. Erg destructief Charles. Ik heb nog nooit iemand ontslagen, maar ik ben bang dat jij weg moet uit de band. Juan is een oud probleem, ik heb geen nieuw probleem nodig. Ik zou het bijzonder op prijs stellen als jij ontslag zou nemen'. Billy Strayhorn kwam in 1939 bij het orkest. Eerst als tekstdichter, maar al gauw bleek dat hij ook muziek kon schrijven. Duke zou hem steeds meer werk gaan geven. 'Arrangeer dit voor de repetities morgen om tien uur', was het simpel. „Enhetlukteme.hijhad een prachtmanier om je tot dingen te inspireren waarvan je niet wist dat je ze in je had", zei Strayhorn zelf. Ellington- Strayhorn werd een unieke twee-eenheid waarbij het niet altijd duidelijk was wie wat componeerde. Op tournees hing Ellington aan de lijn met Strayhorn. Hij zong een paar maten: 'Dat is het stuk, maak jij het af'. Strayhorn was een kleine, broze homoseksueel die voor zijn geaardheid uitkwam en dat lag in die dagen niet goed in de jazz. Hij bleef zelf liever op de achtergrond. Carmiggelt omschreef hem eens als een onopvallende man met een bril om wiens hoofd je met gemak een loket zou kunnen denken. Ellington zette een aantal malen zijn naam boven stukken die duidelijk of hoofdzakelijk Strayhorn waren. Diefstal? Het was Ellington zelf ook overkomen. Irving Mills, muziekuitgever, publiciteitsman en boeker voor de band, zette zijn naam ook boven een aantal composities. 'Mood indigo' bijvoorbeeld. Duke's zoon, Mercer Ellington: „Mills kreeg de helft van de muziekrechten en ook nog eens geld als uitgever. Ellington kreeg zo vijftien procent van een song, terwijl Irving er vijfenzeventig van kreeg". Maar Mills belang voor het orkest was te groot en Ellington slikte zijn trots in. Wat er overblijft is de muziek zelf. Een enorme productie van oen groot orkest dat een steeds eigenzinniger spel van klankkleuren produceerde en dat nooit geëvenaard is. Of het nu de 'harde montage' - de terminologie is van musicoloog en Strayhorn-kenner Walter van der Leur - was van de Ellingtonstukken of de meer 'vloeiende' van Strayhorn, geen andere band had dat geluid. Ellington ging tegen alle regels in, Hij liet de klarinet de lage noten spelen, de trompet het middenregister en de lager gestemde trombone de hoge noten. Van een puur dansorkest dat in de jaren twintig de bezoekers van The Cotton Club gek maakte met 'Stomps' en 'Wobbles', vol trompet-'growls', wah-wah-effecten en junglegeluiden, tot het geraffineerde orkest dat fascinerende lange composities vertolkte, van 'The Far East suites' tot jazzversies van Tsjaikovsky en Grieg. Europa had Ellington al lang tot een van Amerika's grootste musici in het rijtje Aaron Copland-Charles Ives verklaard, maar in 1966 vonden de bestuurderen van de Pulitzer Prijs nog dat die zwarte muzikant met zijn dansband maar niet bekroond moest worden. Hoewel de jury hem had verkozen. Ellington liet niets van zijn gekrenktheid merken en gaf als waardig commentaar: „Het noodlot heeft het goed met mij voor. Het wil niet dat ik te jong beroemd word." Hij was toen 66. In het laatste nummer van het blad 'Jazziz' noteert de progressieve klarinettist en componist Don Byron hoe modern Ellington nog steeds is. En hoeveel 'out'-elementen (in tegenstelling tot 'in', binnen de akkoorden) hij gebruikt. Een subversieve Ellington. Progressies die niet 'normaal' zijn. Een trompetnoot die eigenlijk helemaal niet in een samenklank hóórt. Byron karakteriseert Ellington als: meer Stravinsky dan Beethoven. En sluit met een héél mooie: Ellington was een geheim agent die probeerde de wereld te redden van 'the same old shit'. Bert Jansma Het Haags Filmhuis biedt zondag 2 mei om 14 en 16.15 uur een keuze uit de Ellington-op-film collectie van de Belgische verzamelaar Steve Wante, met het eerste gefilmde op treden van de Elhngton-band in The Cotton Club in 1929. Toen Cecilia Bartoli van pla tenmaatschappij Decca het aanbod kreeg een reeks duetten op te nemen, wist ze meteen met wie ze dat zou willen doen: Bryn Terfel, de bariton die vorig jaar in Amsterdam indruk maakte in als Scarpia in Puccini's opera 'Tosca'. Trouwens vlak ook de taferelen niet uit die Bartoli zelf met haar optredens in het hoofdstedelijke Concertge bouw pleegt te veroorzaken. De Italiaanse mezzo en de bari ton uit Wales laten op 'Duets' vooral de speelse melodieuze Mozart horen, aangevuld met Rossini en Donzetti. Mooie combinatie, want hoewel ieder van de drie de componisten zijn eigen stijl heeft, zijn ze waar het gaat om tintelend notenwerk aan elkaar gewaagd. Bartoli danst vocaal door 'Un moto di gioia' uit Mozarts 'Le nozze di Figaro' en zangerig klinkt 'L ci darem la mano' uit 'Don Giovanni'. Er zijn beelden die laten zien hoe ze voor de 'Pa- Pa-Pa-Pa Papageno' opnamen: Terfel zingt haar met een base- ball-petje op het hoofd en het grote lijf wellustig kronkelend toe, terwijl zij hem met schater lachende oogjes het antwoord toezingt in hun dromen over een kleine Papagena en een dito Pa pageno. Deze cd is gemaakt met hoor baar veel lol. En daarin hebben Bariton Bryn Terfel. deze twee ideale vertolkers, die de vele nuances in al die stukken tot hun recht laten komen. Alsof ze voor hen zijn geschreven. Smachtend, schalks, fluiste rend en juichend, hoofs en volks. Vooral bij Rossini, Barto- li's specialiteit, rollen de noten haar keeltje uit of het niets is. En hoe schalks smachtend en uit dagend klinkt 'Quanto amore! Ed iospietata!' uit Donizetti's 'L'elisir d'amore'. Zelf kozen ze Myung-Whun Chung als dirigent van het Or chestra dell'Accademia Nazio- nale di Santa Cecilia. En gelijk hadden ze. De Portugese Renaissance- compomst Pedro de Esco bar (1465-omstreeks 1535) was ook enkele jaren werkzaam aan het hof van Isabella van Castilië en later als kapelmeester in de kathedraal van Sevilla. Van daar dat op deze cd met zijn Re quiem ook enkele composities van zijn Spaanse collega's en tijdgenoten Francisco de Pe- nalosa en Juan de Anchieta zijn opgenomen. Escobars Requiem behoort tot de weinige polyfone werken in dit genre uit de periode van de wisseling tussen de vijftiende en zestiende eeuw en is het eerste werk in zijn soort van Spaanse makelij. Het grote gevoel voor de expres sieve en dramatische kracht van Het Amsterdam Loeki Star dust Quartet is zo pragma tisch geweest van Bachs Kunst der Fuge de delen die echt niet uitvoerbaar zijn op blokfluit - twee van de vier canons bijvoor beeld - gewoon weg te laten. Wat wél te horen is, nog altijd bijna 75 minuten muziek, is een per fecte introductie in de ultieme contrapunt-stijl van de grote meester. Het ensemble heeft op een zodanig consequente wijze gestreefd naar helderheid van frasering en stemvoering, dat je het resultaat een klinkende ana lyse zou kunnen noemen: de ge- Pl jo o j di Hans Visser 1 al Cecilia Bryn, Duets - Cecilia Bart- se oli en Bryn Terfel. Mozart, Rossini, m Donizetti. Decca 458 928-2. m de liturgische teksten en de af wisseling van polyfone gezan gen en koraalmelodieën zijn karakteristieke Spaanse ele menten van deze muziek, waar aan een aan de declamatie ver wante vocale stijl en typische klank ten grondslag liggen. Het ensemble Gilles Binchois brengt alles heel sober en helder tot klinken, evenwichtig van klank en expressie en met veel gevoel voor de natuurlijke ca dans van deze tijdloze muziek. De uitgebalanceerde opname brengt de individuele stemmen, maar ook de prachtige koor klank trefzeker in beeld. Requiem van Pedro de Escobar; En semble Gilles Binchois onder lei ding van Dominique Vellard; Virgin Veritas 7243 5 45328 2 5. niale contrapuntische toeren die Bach met het basisidee uit haalt zijn duidelijk te volgen en gunnen ook de minder geoefen de luisteraar een intrigerend kijkje in de wonderbaarlijke op bouw van dit muzikaal-mathe- matisch kunstwerk. Bovendien wordt aan het hoge abstractie niveau van de compositie de di mensie van expressiviteit en in tensiteit als dramatische factor toegevoegd. Die Kunst der Fuge, JS. Bach, Am sterdam. Loeki Stardust Quartet, Channel classics, CCS 12698. te D sc Ei F< k; el E. „I h( Van de spectaculaire valpartij vlak voor zijn huis in Maastricht tijdens de ont knoping van de Amstel Gold Race heeft hij niets meegekregen. Rond die tijd stond An dré Rieu voor het Johann Strauss Denkmal in hartje Wenen. Om opnamen te maken voor de tv-special die het eerste Duitse net op 6 mei van hem uitzendt. Dit in het kader van het verschijnen van zijn nieuwe cd: An dré Rieu, hunderd Jahre Strauss. Hij kan het dilemma wel begrijpen van diri gent Jos van Veldhoven van het koor van de Nederlandse Bach Vereniging: 'Wordt er weer iets bijzonders van ons verwacht nu de wereld de 250-ste verjaardag van de dood van Bach gaat herdenken?' André Rieu zat met dezelfde vraag. Ook de naamgever van zijn orkest is 'jarig', op 3 juni 1899 stierf Jo hann Strauss jr., de Koning van de Weense Wals. En dus moest zijn troonopvolger iets nieuws uit de hoge hoed toveren. „Mijn eer ste gedachte was: Ik doe al zoveel Strauss. Maar tijdens de samenstelling van de cd be gon ik er steeds meer plezier in te krijgen. En nu hij af is, denk ik: dit is de mooiste cd die je ooit gemaakt hebt." Hij heeft iets met de muziek van Strauss. Vertelt graag het verhaal uit zijn jeugd dat hij als jongetje het carnavalsconcert van het Limburgs Symphonie Orkest bezocht, het orkest waarvan zijn vader chef-dirigent was. „Het was fascinerend om te zien hoe die Strauss-walsen de zaal opeens in bewe ging zetten Nog steeds klappen luiste raars de maat op de onsterfelijke muziek van Strauss, bewegen hun lichaam heen en weer en neuriën zachtjes de melodieën. Nu op de klanken van zijn orkest „Als ik op de bühne stadan weet ikzo moet je het spelen. Dat voel ik gewoon." Gelijkenissen tussen de beroemde compo nist en zijn (bijna) even beroemde vertolker André Rieu: „Om walsen zó uit te voeren dat ze overkomen bij het publiek moet je er grote affiniteit mee hebben." foto Roland de Bruin dringen zich op, vindt zijn platenmaat schappij: ze komen beiden uit een muzikale familie, hebben beiden een vader met de zelfde naam die ook als musicus actief was en begonnen beiden op zeer jonge leeftijd viool te spelen. Net als André Rieu had Jo hann Strauss een charismatische uitstra ling waardoor hij probleemloos een groot publiek kon bespelen. Speciaal de vrouwen lagen aan zijn voeten. De Maastrichtse Stehgeiger wil van dit soort vergelijkingen niets weten. „Als er dan al een overeenkomst is, dan is het wel het feit dat deze geniale componist en vio list zijn hele leven lang moest leven met het vooroordeel: walsjes spelen kunnen we al lemaal. Ik maak hetzelfde mee. Ook van mij zeggen ze: 'Die speelt alleen maar walsen.' Maar om deze muziek zó uit te voeren dat ze overkomt bij het publiek moet je er grote af finiteit mee hebben. Je moet voelen dat je het zo moet spelen en niet anders. Ik denk h( th „I dat Strauss dat zelf ook zo ervaren heeft." Het is een kwestie van het goede tempo kie zen, vindt hij. „Dat is echt heel belangrijk. En moeilijk. In een wals van Strauss zitten wel driehonderd tempi. Een goed tempo is een kwestie van intuïtie." Op zijn nieuwe cd wisselen walsen, marsen, polka's en operettemelodieën elkaar in vlot tempo af. Er zijn veel stukken die de melan cholische kant van de componerende violist belichten. Rieu's favoriete nummer is 'Wer uns getraut', het bekende duet uit de Zigeu nerbaron. ,Die melodie gaatjedoor merg en been, het is net Wagner." Met gesloten ogen en meedeinende armen neuriet hij mee. „Teksten ken ik niet, wil ik ook niet kennen. Ik doe het puur op mijn gevoel. Ik denk dat de teksten afbreuk doen aan de muziek. Zelfs op de 'Schónen blauen Donau' is een tekst gemaakt. Een regelrechte ramp. Strauss heeft er pas succes mee gekregen toen hij de wals in Parijs zuiver instrumen taal uitvoerde." Aan het verschijnen van de nieuwe Rieu-cd is een grote tournee gekoppeld die hem de komende maanden door West- en Midden- Europa voert. In Nederland is André Rieu met deze Strauss-toer alleen te zien in het Congresgebouw van Den Haag, komende zaterdag (1 mei), en in het Concertgebouw van Amsterdam op 13 mei. In Amsterdam is de violist voor de zevende keer te gast. „Maar nog steeds heeft die zaal iets extra's voor me. Dat had ik ook in de City Hall in New York en in de Musikvereinsaal in We nen. Ik voel dan zoiets als: 'Hier hebben ze allemaal gestaan'." productie van zijn productiebureau en de ARD. „Ze beginnen zelf te ontdekken dat ik dat goed kan. Normaal komt er muziek bij een film, maar bij mij is het andersomIk wil de mooiste beelden bij mijn muziek en daar heb ik zelf graag de hand in. Vergelijk het met Herbert von Karajan, die ook zelf de op names van zijn concerten is gaan regisseren Ik doe eigenlijk precies hetzelfde. Als de muziek bijvoorbeeld na die subtiele inlei ding van 'An der schónen blauen Donau' aanzwelt dan krijgen de kijkers precies op Meer zenuwen dan normaal heeft André Ri eu op deze 'heilige' plaatsen niet. Een kwes tie van gewenning. Dat was onlangs wel het geval in de Nordseehalle van het Noord- Duitse Emden waar de concertregistratie plaatsvond voor de televisie-special. „Je weet dat je het dan moet maken. Zo'n speci al kost gigantisch veel geld, je bent met een grote zender in zee gegaan. Dat legt alle maal een enorme druk op je." Daar komt nog bij dat Rieu zelf de regie voert van deze co- het hoogtepunt de Gloriette te zien van kas teel Schonbrunn. Ik had dat beeld al lang in mijn hoofd en nu heb ik het verwezenlijkt." Zelfs de hele aankleding van de hal, die werd omgetoverd tot een Weense balzaal, had de Maastrichtse Stehgeiger zelf in han den. De kroonluchters, het parket in de zaal, het podium la Concertgebouw, het werd allemaal in het atelier van Rieu in Maas tricht gemaakt. „Het lijkt allemaal heel echt, maar de triplex en linoleum komen van de doe-het-zelver hier in Maastricht. En mijn eigen technici hebben het allemaal gebouwd. Ik voel me daar prettig bijIk heb het allemaal zelf in mijn hoofd. Het werkt gewoon veel beter als ik mijn ideeën met mijn eigen mensen kan uitwerken." Hij is een perfectionist, weet hij, zeker als het om een zo belangrijke tv-special gaat. „Alles moet perfect zijn, de muziek, de beel den, de mix. Als ik een grapje maak tijdens het concert, dan moet je op tv ook lachend publiek kunnen zien. Maar het mag niet worden gemonteerd. Het moet de lach zijn bij dat specifieke grapje. Je moet wel eerlijk zijn, de authentieke sfeer proberen over te brengen. Want mijn sterke kant is het con cert, dat moet ook op tv overkomen. Als je geen concert van mij gezien hebt, dan weet je niet wie ik ben." Jos Frusch or Strauss-toer van André Rieu: Congresgebouw van Den Haag, komende zaterdag (1 mei), en Con certgebouw van Amsterdam op 13 mei. André Rieu tv-special6 mei op het eerste Duitse vrijdag 30 april 1999

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 20