Liever met hullie in de vergetelheid Genesis met een nieuwe afloop Krijgsraad toont karakter met aansprekend verhaal Claus flauw en briljant Gesprek tussen minstens vijf Kossmannen Rebecca Gomperts 12 Zeedrift, het literaire debuut van Rebec ca Gomperts, is een eigentijdse variatie op het verhaal over de ark van Noach. Zelfs het tijdsverloop van de tekst uit Genesis is door de schrijfster aangehouden. Ze laat haar 'Ark' uitvaren op 17 februari, in over eenstemming met "de tweede maand, op de zeventiende dag der maand' uit het bijbel verhaal. In beide gevallen volgen dan 'veer tig dagen en veertig nachten' hevige regen. Op 17 juli komt het schip van Rebecca Gom perts 'bij deloodsplaats van Ararat' terecht, terwijl Noach 'in de zevende maand, op de zeventiende dag der maand' vast komt te zitten op het gebergte van Ararat. Maar hoe trouw de schrijfster ook de chronologie van Genesis volgt, ze heeft een heel ander ver haal te vertellen. Een verhaal dat bepaald is door wat we nu weten over de aantasting van het milieu, de bedreiging van het leven op onze planeet. De mensen zijn te ver gegaan met hun door het bijbelverhaal gelegitimeerde overheer sing van de aarde: dat besef moet haar ge dreven hebben toen ze deze verrassende ro man maakte. Ze heeft die overtuiging ook al op een andere manier uitgedragen: sinds enige jaren is ze actief voor Greenpeace. Ze werkte als arts-matroos op de 'Rainbow Warrior'. De in 1966 geboren schrijfster Rebecca Gomperts groeide op aan de Vlissingse boulevard. Daar heeft ze vrijwel zeker inspriratie op gedaan voor haar roman Zeedrift. foto Hans Baltussen groeide op aan de Vlissingse boulevard, soms mocht ze met loodsbootjes mee. Zo moet haar 'zeedrift' zijn ontstaan. Om scheepsarts te kunnen worden, ging ze me dicijnen studeren. Daarnaast volgde ze ook nog een opleiding aan een kunstacademie. En volgens de flaptekst van haar boek leert ze nu voor stuurman. Ongetwijfeld hebben haar eerste ervarin gen met het zeemansleven Rebecca Gom perts geïnspireerd tot het schrijven van Zee drift. De hoogst onervaren vrouwelijke matroos op de 'Ark' zal vast veel met haar gemeen hebben. Uit zucht naar avontuur monstert zij aan, maar ze verlangt af en toe terug naar haar veilige bestaan: 'naar zon dagochtend in een café koffie drinken en al le kranten lezen, naar musea en galeries'. In plaats daarvan moet ze allerlei nare karwei- tjes opknappen en loopt ze verwondingen op. Van die verminkingen geniet ze ook nog, want net als de zes andere bemanningsleden gedraagt ze zich nogal raar. De merkwaar digste persoon aan boord is de kapitein. Het was een jongensdroom van hem om een ei gen schip te hebben, hij gaat nu de eerste tocht maken met zijn 'Ark'. Het doel van de reis is om de wereld te redden. Een dolfijn heeft hem dat opgedragen en vertelde erbij dat hij daarvoor 'zowel man als vrouw' moet zijn. De kapitein verandert in elk geval voortdurend van uiterlijk, hij heeft tegelijk een mannelijke baard én vrouwelijke bor sten. Ook de kokkin die voortdurend eet, de bootsman met een afstotende huidziekte, de stuurvrouw met 'perfecte benen' en andere aantrekkelijkheden, de machinist die altijd aan seks denkt en de marconist die meent dat hij overal achtervolgd wordt door z'n moeder zijn merkwaardige lieden. Deze personages en de entourage geven deze ro man iets onwerkelijks, alsof het om een sprookje gaat. Aan de andere kant krijgen we juist en zeemansverhaal te lezen, vol vaktermen, wetenswaardigheden, ruige taal en grove grappen. Het schip vaart in tussen door, men doorstaat een storm, mep weet piraten af te schudden, en er gebeurt nog veel meer. Het wordt allemaal levensecht beschreven. Als echter de laatste dag ('in de tweed? maand, op de zevenentwintigste dag der, maand') nadert, krijgt geleidelijk de aflego- rie de overhand op het realisme, de bood schap wint het van het verhaal. De 'Ark' var, Rebecca Gomperts blijkt een soort spiegel beeld van de ark uit Genesis. Je kimt zelfs zeggen dat ze de bijbelse opdracht om draait. Het zijn dan ook niet bepaald tijden voor 'Weest vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de aarde'. Noach kreeg indertijd te horen dat 'het gedierte der aarde' en 'het ge vogelte des hemels' zich dienden te onder werpen aan de mens. In Zeedrift moeten wij juist inschikken voor de dieren. Wanneer de moderne ark vergaat, stelt een dolfijn tevre den vast dat de aarde nu gered is. Met de in dringende herschrijving van het bijbelver haal krijgt de natuur de zo noodzakelijke herkansing. H.W. Rebecca Gomperts: Zeedrift. Roman - 176 pag./f 29,90 - Podium, Amsterdam. Wie de televisie-uitzending van die prijsuitreiking gezien heeft, zal wel nooit het ontroerende moment vergeten waarop het tot hem doordrong dat hij de winnaar was. Hij was als genomineerde plichtshalve naar de plechtigheid toegegaan, hoe bezwaarlijk dat wegens zijn invaliditeit ook was. ('Om redenen van lichaam', omschrijft hij dat fraai). Handelingen als auto in, trappen op, in gezelschap dineren. Geen moment had hij zichzelf een kans gegeven, integendeel, hij zat zich voor te breiden op de gelukwens voor degene die hij de winnaar achtte. En toen die verbijstering. Misschien mag een camera een mens niet betrappen op zo'n ogenblik van algemene weerloosheid, maar ik vond het prachtig, en wat gunde ik hem dat geluk, ik was gelukkig mét hem. Ik had Kossmann de, helaas schaarse, keren dat ik hem ontmoette leren kennen als een fijn mens met eigenschappen die heel zeldzaam zijn in de literaire wereld: het vermogen tot bewonderen en echte collegialiteit. Zo hij al gevoelens van afgunst kende, en haast niemand is zonder, dan merkte je dat niet. Hij bekeek alles op zijn speciale manier van diverse kanten, hij wist zich te splitsen in zeer uiteenlopende persoonlij kheden en zo de meest gevoelige problemen te relativeren. Tot in het absurde toe, alsof hij een toneelstukje met zichzelf in diverse gedaanten opvoerde. Hij maakte daar soms een vervreemdend, licht schizofreen spel van, beginnen letterkundige kroniek et is alweer bijna een jaar geleden dat Alfred Kossmann, Fred voor vrienden, overleed: 27 juni 1998. Zesenzeventig jaar oud. Vanaf zijn vijftigste was hij invalide ten gevolge van een auto-ongeluk. Ondanks die geduchte handicap heeft hij tot zijn dood stug doorgewerkt aan een eigenzinnig oeuvre dat menigmaal bekroond werd, onder andere met de Van der Hoogtprijs, de Vijverbergprijs, de Marianne Philips-prijs, de Constantijn Huygensprijs en in 1996 nog met de Libris-literatuurprijs voor de in 1995 verschenen roman Huldigingen. met de woorden: 'De mannen waaruit ik besta' - en dan kon volgen 'ergerden zich', 'zaten vredig bijeen', 'dronken grimmig hun borrel'. Er kwam dan een gesprekje op gang tussen een aantal Kossmannen, vijf, zeven of meer, die even zovele facetten van de schrijver weerkaatsten en die door het scherpe botsen van hun opinies een wel heel levendig en veelzijdig beeld van het gecompliceerde innerlijk van de schrijver die Alfred Kossmann was gaven. Het is Marjoleine de Vos van NRC/Handelsblad geweest die Kossmann ertoe overhaalde eens in de twee weken een rubriek te verzorgen op de achterpagina van die krant De stukken verschenen van 1996 tot 1998 en werden nu, ongeveer zeventig stuks, gebundeld onder de titel De mannen waaruit ik besta, uitgeluid doör een beschouwing van de initiatiefneemster. Het is een verrukkelijk boek dat tot het beste behoort wat Kossmann ooit schreef. Het is bovendien uniek door de opzet en vormgeving. Deze schetsen horen thuis in de rubriek egodocumenten, maar ze laten zich niet rubriceren, daarvoor is de invalshoek te veelzijdig, te grillig ook. Allerlei onderwerpen komen aan de orde. Veel persoonlijke herinneringen en ervaringen, familiegeschiedenissen, reisimpressies, tijdsbeelden, literaire ontmoetingen met levende en soms al heel erg lang dode auteurs, beroemde en zo goed als onbekende. Vaak heeft Kossmann het over Thomas Mann, haast even vaak over de anonieme rouwzangen van Griekse klaagvrouwen. Hij tekent Boutens en Victor van Vriesland. ('Boutens had twee monden. Van Vriesland twee stel oren'). Soms strooit hij een mooi aforisme tussen de tekst: 'Een spontaan mens heeft maar een half woord nodig om iets verkeerd te begrijpen.' Alfred Kossmann wist zich te splitsen in zeer uiteenlopende persoonlijkheden en zo de meest gevoelige problemen te relativeren. foto Roland de Bruin Hij vertelt over het ongeluk dat hem invalide maakte, over zijn dwangarbeid in Duitsland. Over de diepe indruk die poëzie, bijvoorbeeld die van Roland Holst, in zijn jeugd op hem maakte, terwijl hij, op latere leeftijd gekomen, er niet veel meer aan vond. Over de vijftien adressen waar hij gewoond heeft, het droeve korte leven van 'Schwammerl' (sponsje) Schubert en de al even verafgode Heine, zijn afkeer van 'de seizoenen'. En altijd weer literatuur, literatuur. Soms wat muziek, weinig andere kunsten, politiek. Hij typeert schitterend de 84- jarige Holst die hij één keer tijdens een diner ontmoette. 'Alles wat hij zei had ik eerder gehoord of gelezen, hij was zijn papegaai en zijn gulp stond open. Een groot man die er geen zin meer in had. Het was niet eens pijnlijk.' Soms is hij gewoon in de contramine: 'Ik word niet ontroerd, als Marjoleine de Vos, door oude Griekse vrouwen die kreupel een kerktrap opklimmen om een icoon te kussen.' Diezelfde Marjoleine de Vos zorgde voor een geïnspireerd nawoord. 'De ervaringen van een denkend mens'. Daarin wijst zij er onder meer op dat de aandacht voor Kossmann de laatste tien jaar gering was. Ondanks die Libris- literatuurprijs in 1996 hoorde hij tot de schrijver^die in december 1997, dus een half jaar voor zijn dood, verwijderd werden uit de vaste opstelling van het Letterkundig Museum. Natuurlijk reageerden de mannen waaruit hij bestond daarop in een kostelijk stukje. Geen van die Kossmannen had ooit een stap in het museum gezet tot het werk wél in de vitrines lag. Hoor ze berusten en foeteren: 'Dat lot is te dragen. In gezelschap van Willem Brakman, Jacob Israel de Haan, J. van Oudshoorn, Belcampo, A den Dolaard, Anna Blaman is dat lot gemakkelijk te dragen.' Een dronken tegenhanger reageert: 'Liever met hullie in de vergetelheid dan met Giphart in de toekomst.' Ik weet zeker dat Ronald Giphart de knipoog uit die ironische scheve ogen opvangt. Hans Warren Alfred Kossmann: De mannen waaruit ik besta. Nawoord Marjo leine de Vos. 223 pag. Querido, Am sterdam, f 39,90. (uit: Hugo Claus, Wreed geluk) Hugo Claus. foto Maurice Nelwa ?3 Toseph Finder nam twee sub- el genres, de rechtbank- (of le gal) en de defensiethriller, vaker gebruikte misdaadelementen en een ontknoping die sterk doet denken aan Scott Turows ver filmde boek Presumed Inno cent. Daarvan brouwde hij De krijgsraad. Door de juiste dose ring en mengeling, een aanspre kend verhaal en stevige karak ters, ontstijgt deze roman de middelmaat. Rechtenprofessor en gelauwerd advocate Claire Heller moet haar man, die ze kent als Tom Chapman, verdedigen voor de militaire rechtbank. Hij wordt verdacht van massamoord. On der zijn eigen naam Ron Kubik en als sergeant van een detache ment dat uiterst geheim^opera- ties voor de Amerikaanse rege ring uitvoerde zou hij in 1985 de 87 onschuldige inwoners - vrou wen, kinderen, grijsaards - van een dorp in El Salvador koel bloedig hebben doodgeschoten. Daarna zou Kubik zijn gedeser teerd en zo goed zijn sporen heb ben uitgewist, dat het leger en de FBI hem pas na dertien jaar te pakken kunnen krijgen. Chapman-Kubik ontkent de be schuldigingen en hoewel Claire af en toe twijfelt aan zijn ver haal, zet ze met hulp van twee juristen en een privé-deteetive alles op alles om zijn onschuld te bewijzen. Zowel in als buiten de rechtbank wordt echter gepro beerd haar de pas af te snijden. De rechter en de jury lijken be vooroordeeld. De aanklager komt steeds met verrassingen. Kubiks toenmalige bevelhebber Marks mag tijdens het proces buiten schot blijven als mogelij ke opdrachtgever van de execu- tie.Tijdens een vergeefse poging om een mogelijk belangrijke ge tuige a décharge te ontmoeten, wordt haar auto onklaar ge maakt en suist ze in volle vaart een bergweg af. Claires dochter tje gooit een vaas kapot en daar in en, bij onderzoek, in veel a& dere hoeken en gaten van haar veilig gewaande logeeradre blijkt afluisterapparatuur ver stopt te zijn. De raadsvrour krijgt, als de strijd verlote lijkt, keihard ontlastend be wijsmateriaal in handen ge speeld van een anonieme bron Ook als het proces is afgelopen is de vrouwelijke hoofdpersoor nog niet bevrijd van zorgen, on het voorzichtig uit te drukken. Het zijn (bijna) clichés uit d Amerikaanse thrillerhoek. In clusief de afloop. Maar wie maalt er om dat de auteur zuinij omspringt met creativiteit, al het met de spanning wel zit? Arno RuitenbeeL Joseph Finder: De krijgsraad -1 gever Luitingh-Sijthoff; ISBN 245 07561; prijs f34,90. J Er zijn dichters die pas na lang wikken en wegen een paar woorden schrijven. Je hebt er ook bij wie de gedichten zich min of meer spontaan aandie nen. Hugo Claus is zo'n dichter van de overvloed. Hij lijkt over al en altijd gedichten te kunnen maken. Dichten is voor hem zo iets als ademhalen: het gaat au tomatisch. Hij hoeft nooit te zoeken naar een onderwerp, in haast alles schuilt voor hem een gedicht. Hij schrijft even ge makkelijk over het kleine als over het grote, over het alle daagse en over het eeuwige. Uiteraard hebben spontane dichters als hij het zo druk met het schrijven van nieuwe ge dichten dat ze nauwelijks toe komen aan het herschrijven van oudere verzen. Schrappen en se lecteren doet Claus blijkbaar ook liever niet. Daardoor is de kwaliteit van zijn poëzie min stens even wisselvallig als de thematiek. Ook in de pas ver schenen bundel Wreed geluk staan ze weer schaamteloos naast elkaar: de slappe rijmpjes en de grootse gedichten, de flau we en de briljante invallen. Het boek kwam uit ter gelegen heid van de zeventigste verjaar dag van de auteur, eerder deze week. Het lijkt trouwens hele maal het jaar van Hugo Claus te worden.'In mei zal een uitgave met zijn verzamelde verhalen Behoud Behoud de begeerte. Vergeet waarvoor je in de kou wou staan en sterven toen je dacht dat de wereld een lente was of en tuin of een vrouw. Verwacht dag en nacht maar vergeet de vrees die je was. Betaal en rente voor je gedrag. Morgen versnelt. Gisteren welt liefde doodt, gaat niet dood. Behoud geen resten. Stap over haar schreef. Zij blijft de welriekende dreef in jouw verwoeste gewesten. verschijnen. In augustus is een tweedelige editie van zijn werk voor toneel te verwachten. En vlak voor Valentijnsdag ver scheen al een keuze uit zijn lief desgedichten waarmee hij in Vlaanderen de eerste plaats van de boekentoptien bereikte. Het is wel te begrijpen dat het Vlaamse publiek aanzienlijk enthousiaster op het werk van Claus reageert dan het Neder landse. Want zijn literatuur is door de sfeer en door de taal on miskenbaar Vlaams. Na de lief de is Vlaanderen waarschijnlijk ook het meest voorkomende on derwerp van zijn poëzie. In Wreed geluk raakt hij weer niet uitgepraat over 'dat land met zijn koddige genesis,/zijn klam klimaat, zijn voze verhalen- /over vroeger'. Hij heeft het over 'Vlaanderen, rad van fortuin, narrenfeest' en 'het onnozel the ater B eigenland'. Maar als altijd komt er nog veel meer aan de orde in de bundel. De Golfoorlog en de dood van Herman de Coninck: elke gele genheid is goed voor een grap pig of juist diepzinnig, verheven dan wel platvloers gedicht. En net als bij Leo Vroman, die an dere grote spontane dichter uit onze literatuur, is er geen sprake van dat de gloed dooft. Integen deel, hij is productiever dan ooit. Hij kan nog even fel, bewo gen, verliefd en oneerbiedig zijn als in z'n jonge j aren. Die one® biedigheid is vooral terug t vinden in de reeks 'Goede Q schiedenissen of een ABC vari ^onl Kinderheiligen', een van 'aat hoogtepunten uit de bundj Over Wilgefortis schrijft hij t, ^e: voorbeeld: 'Elke nacht droom' zij van de Heiland/en diens; len kleurig als lampionnen.' Zie je bij de bezonnen dichte de neiging steeds hetzelfde dicht te schrijven, iemand aj Claus streeft ernaar elke kef een ander vers te laten ontstaai In Wreed geluk blijkt missehi* meer dan ooit zijn aversie a zich op één ding, op één gedad tenstelsel vast te leggen. H haalt in een gedicht smalend g mand aan die hem vraagt: o3,; is overigens de onderliggen J*5' gedachte/van uw fiüesci überhaupt?' Als antwoord wijs hij naar de maan. Hoe ouderh wordt, des te meer gruwt hij va 'fillesefie' en onderliggendegf dachten. 'Het oppervlak is y, het is', verklaart hij in kwatrijn. En in 'Zolang' Claus vast: 'Nu het dpnkert in zijn og® /hunkert hij naar het ware/va iets zichtbaars als gras.' Bijee ^ul dichter die er zo over denkt blij ven de gedichten vanzelf men. Hugo Claus: Wreed geltf 120 pag./gebonden/f 49,50 - Deft zige Bij, Amsterdam vrijdag 9 april 1999

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 12