Levend water is vloeibaar goud Kokkelbeleid van het Rijk is halfzacht PZC Scholekster heeft het moeilijk in de Oosterschelde zeeland 23 Directeur Henk Saeijs verlaat Rijkswaterstaat Zeeland vrijdag 19 maart 1999 door Ben Jansen Zijn aantreden bij Rijkswa terstaat moet in 1971 tot enig optrekken van wenkbrau wen hebben geleid in de rijen der waterbouwers. Een leraar biologie, wat moeten we daar nu mee? De ingenieurs waren met caisson en kabelbaan in de weer om dezeegaten in het Del tagebied goeddeels af te sluiten en zo de zee eens en voor altijd buiten de deur te houden. Dammen bouwen, daar ging het toch om. Wat er achter die dammen zou gebeuren, interesseerde de ge middelde medewerker van Rijkswaterstaat maar matig. Natuurlijk, er zouden zoete meren ontstaan. Fijn toch voor landbouw en recreatie. Over de gevolgen van de ingrij pende veranderingsprocessen in de afgesloten Deltawateren werd niet diep nagedacht. Tot die bioloog in dienst trad. Hij vond de waterbouwkundige hoogstandjes boeiend, maar zijn belangstelling ging juist veel meer uit naar wat er échter die dammen ging gebeuren. Dat baarde Saeijs zoigen. De muggen- en algenplagen in het zoete Zoommeer en de insta biele waterkwaliteit van het Veerse Meer bewijzen achteraf hoe terecht die waren. De ver anderingen achter de dammen zouden tien jaar later het on derwerp zijn van Saeijs' proef schrift en een thema dat hem nooit meer heeft losgelaten. Moed Misschien komt het door zijn innemende persoonlijkheid of door de onverstoorbaarheid waarmee hij zich wijdt aan za ken die hij belangrijk vindt, Saeijs heeft nooit veel gemerkt van weerstand tegen de opvat tingen die hij binnen Rijkswa terstaat ventileerde. Ach, er was natuurlijk wel eens een door water en wind knoestig geworden waterbouwer, die vond dat functionarissen als Saeijs er maar voor te zorgen hadden dat de aanleg van al die prachtige dammen zo makke lijk mogelijk kon verlopen. Over het algemeen ontmoette hij echter welwillendheid. Vooral de toenmalige directeur van de Deltadienst van Rijks waterstaat, H. A Ferguson, sti muleerde hem in zijn beginja ren. Saeijs: „Hij zei steeds: zorg dat je leert van de veranderin gen in het Deltagebied en schrijf het op." Dat laatste heeft Saeijs (63) letterlijk ge nomen. Hij heeft 116 weten schappelijke publicaties deels samen met anderen - op zijn naam staan en 257 voor drachten en lezingen. De bioloog bij de Deltadienst kreeg van meet af aan veel vrij heid. „Het getuigt van moed ie mand in je organisatie binnen te halen met progressieve idee- en, die de dingen waarmee je als organisatie bezig bent ter discussie stelt. Ik heb ook nooit een spreekverbod gekregen." Saeijs verwerpt de suggestie dat hij met de geleidelijk groei ende club met milieu- en in- richtingsdekundigen om hem heen kan worden beschouwd als het milieugeweten van Rijkswaterstaat. „Die rol ver vulde het Zeeuws Coördinatie orgaan, de voorloper van de Zeeuwse Milieu Federatie. Ik moet zeggen dat ik een goed contact had met Parma, de se cretaris van het coördinatieor gaan. We hebben met z'n twee enwei eens een opzetje kunnen maken." Getij In het jaar dat hij bij Rijkswa terstaat kwam werken, werd de Brouwersdam gesloten. Het getij in de Grevelingen viel weg en het water begon geleidelijk te verzoeten. De milieuschok die dit voor de planten- en die renwereld teweegbracht, gre pen Saeijs en anderen die de ontwikkelingen in het gebied volgden zeer aan. Maar het kwam goed. „De Grevelingen was een trendbreuk. Voor het eerst is hier uitgegaan van het watersysteem zélf. Ik ben bui tengewoon gelukkig dat na een zorgvuldig afweging van de keus tussen zout en zoet is be sloten de Grevelingen zout te houden. Zonder getij welis waar, maar het is toch een schitterend gebied gebleven." In de Grevelingen kon Saeijs ook demonstreren dat een bio loog in de gelederen van Rijks waterstaat zo gek nog niet was. Na de afsluiting waren de Slik ken van Flakkee permanent drooggevallen. Er ontstond meteen het eerste jaar zo'n groeiexplosie van distels, dat boeren aan de andere kant van de Grevelingendijk luidkeels om het duchtig hanteren van de gifspuit riepen. Saeijs bezwoer evenwel dit paardenmiddel niet te gebruiken. „Ik zei: laat de natuur nu toch zijn werk doen. En zie: die enorme groei van distels trok grote aantallen vlinders aan en hun rupsen aten alle distels op. Nooit meer een probleem geweest; in te genstelling tot plekken waar toch de gifspuit op los is gela Het zou het motto van een geheelonthouder kunnen zijn. Ante omnia aqua staat op de uitnodiging voor het sym posium en de receptie vrijdag ter gelegenheid van het af scheid van Henk Saeijs als directeur van Rijkswater staat in Zeeland. Water boven alles. Het is in elk geval een devies dat de Middelburger Saeijs op het lijf is ge schreven. Achtentwintig jaar heeft hij in verschillende functies bij Rijkswaterstaat zijn missie gebracht: water is veel meer dan een bedreiging die onschadelijk dient te worden gemaakt. Henk Saeijs over de waardebepaling van natuur: „We vinden het vanzelfsprekend dat de natuur producten en diensten levert, maar ze kosten ons pas geld als ze er niet meer zijn." foto Lex de Meester ten. Daar hebben ze nu nóg last van distels." De les die uit dergelijke vor men van actief biologisch be heer kan worden geleerd, is volgens Saeijs duidelijk: „Zorg dat je met Moeder Na tuur in dialoog blijft. Doe je dat, dan ben je verzekerd van de niet aflatende inzet van miljoenen arbeiders: bacteri ën, plankton en andere orga nismen. Ze hebben alleen kost en inwoning nodig. Het sys teem houdt zichzelf in stand. Laat de natuur - binnen rand voorwaarden - haar gang maar gaan." Saeijs heeft tien tallen adviezen gegeven van het kaliber distels op de Slik ken van Flakkee. „Ik wil niet onbescheiden zijn, maar ze zijn bijna allemaal uitgeko men." Polders De gang van zaken rond het natuurherstel in verband met de verdieping van de Wester- schelde - in de wandeling de ontpolderingsdiscussie noopt Saeijs wellicht tot meer ingetogenheid. De directeur van Rijkswaterstaat toonde zich vier jaar geleden een uit gesproken voorstander van het onder water zetten van enkele polders aan de Wester- schelde om het verlies van natuurwaarden door de ver dieping te compenseren. Am- menooitniet, riep de georgani seerde landbouw, zette de hakken in de klei en verhief het begrip ontpoldering tot het taboe van de jaren negen tig. Saeijs blikt er tamelijk onbe kommerd op terug. „Achteraf moet je constateren dat het een mission impossible was. De tijd was te kort en boven dien ging ontpoldering in te gen de Zeeuwse traditie. In een half jaar moest in een open-planprocedure een voorstel voor natuurherstel in de Westerschelde in elkaar worden getimmerd. Dat lukt alleen met de steun van be stuurders in het gebied: van de provincie, de gemeenten en de waterschappen. Die was er niet; ook al door tijdgebrek. De noodzaak de rivier op Bel gisch grondgebied meer ruim te te geven, is vertaald naar natuurherstel. Het was een oplossing voor een niet echt gevoeld probleem. Een inhou delijke discussie is er nooit over gevoerd." Een zakelijke gedachtewisse ling kwam ook niet van de grond, erkent Saeijs. omdat het aan goede informatie ont brak. En er gingen zaken door elkaar lopen: verbetering van de komberging achterin de Westerschelde en aanleg van kleine natuurgebieden door de Westerscheldedijk in enke le polders landinwaarts te ver plaatsen. „Waar hebben we het nu over. De ontpolderings- gebiedjes waarover zo'n storm van protest ontstond, zijn bij elkaar 475 ha groot. Dat stelt toch niets voor in relatie tot de noodzaak de komberging van de Westerschelde te vergroten. Die nieuwe dokken die Ant werpen op de linkeroever ter hoogte van Doel wil graven, zetten wat dat betreft al veel meer zoden aan de dijk. Het is alleen jammer dat door alle emotie ook nuttige en naar mijn idee in principe haalbare kombergingsprojecten als de Prosperpolder en de Hed wige polder onbespreekbaar zijn geworden." En met de berus ting van iemand die zich heeft verdiept in de onvermijdelijk heid van de processen die zich in het water voordoen: „Een 'goed plan komt er toch wel. Een nieuw idee heeft gewoon tien jaar nodig." Acuut Zo veel tijd vergt de brede ac ceptatie van Saeijs' denkbeel den over de waterschaarste misschien ook wel. Zijn stel ling is dat Nederland gebrek aan zoet water heeft als wordt gekeken naar de neerslag die in het land zelf valt. De afhan kelijkheid van de rivieren is groot. „Waterschaarste is een moeilijk punt. Het is geen acuut probleem en bovendien hebben we in de loop der jaren geleerd ermee om te gaan." Daarom is Saeijs - tegenstrij dig als het mag lijken - zo blij met de wateroverlast van af gelopen najaar en winter. „Dit is een unieke gelegenheid om te vertellen dat er een schaars teprobleem is. We kunnen nu laten zien welke hoeveelheden water we moeten wegpompen. Niet omdat we het niet kunnen gebruiken, maar omdat we er geen raad mee weten. We moe ten op een andere manier om gaan met water. Geen peilbe heer, zoals tot nu toe, maar voorraadbeheer. De waterschappen, die nu nauwelijks en soms helemaal niet in staat zijn de neerslag naar de zee te pompen, dienen daarin volgens Saeijs een be langrijke rol te krijgen. Zowel in het grondwaterbeheer als op het gebied van riolering. Ze moeten gebieden inrichten waar tijdelijk overtollig water naar toe kan lopen en de bo dem in kan zijgen. De water schappen moeten ook zorgen voor gescheiden systemen voor schoon en vuil water. En internationale afspraken zijn nodig om te voorkomen dat bovenstrooms alleen maar wordt geprobeerd grote hoe veelheden regen- en smeltwa ter zo snel mogelijk de rivier af te krijgen, waardoor er in Ne derland niets anders op zit dan extra gemalen te bouwen om wateroverlast te voorkomen. Want Saeijs is ervan overtuigd dat waterschaarste een inter nationaal probleem is. Les Internationaal is ook de schaal van de vraagstukken waarover Saeijs zich na zijn vertrek als directeur van Rijkswaterstaat in Zeeland gaat buigen. Hij blijft advi seur van Rijkswaterstaat en bijzonder hoogleraar water beheer aan de Erasmus Uni versiteit in Rotterdam. Als ro de draad door de carrière van Saeijs heeft steeds het besef gelopen dat levend water goud waard is. Die waarde wil hij zichtbaar maken; letterlijk gaan uitrekenen, „De natuur levert producten en diensten. Die beschouwen we als iets vanzelfsprekends, maar ze kosten ons pas geld als ze er niet meer zijn. Aan vis en zui verende eigenschappen leve ren de oceanen een waarde op die twee keer zo groot is als het bruto wereld product, dus wat we met ons allen per jaar op deze wereld produceren. Eco nomisch kostenbewustzijn én ecologisch kostenbewustzijn. Daar gaat het om. En daar is haast bijDe massale verwoes ting van de ecologie in rivier monden was je reinste kapi taalvernietiging. Dat moet een les zijn om het met de oer wouden en de oceanen niet zo ver te laten komen." De ideeën van Saeijs hebben dikwijls nogal wat tijd nodig om breder post te vatten. Een mens zou er ongeduldig van worden. Saeijs niet. „Sommi ge veranderingen in denkpa tronen kosten nu eenmaal tijd en gaan stap voor stap. Kijk maar naar het milieudenken bij Rijkswaterstaat en naar het begrip integraal waterbe heer, het omgaan met water in al zijn facetten. Toen ik er middenin zat, dacht ik: tjonge, waarom moet dat nu allemaal zo langzaam. Maar nu ik te rugkijk, kan ik niet anders dan constateren dat het vreselijk snel is gegaan." door Jeroen Vliegenberg VLISSINGEN - Het aantal scholeksters in de Oosterschel de is de laatste jaren drastisch afgenomen. Vooral de winter- populatie krijgt het steeds moeilijker. Belangrijkste oorza ken zijn voedselgebrek als ge volg van de kokkel visserij, de door erosie verminderde draag kracht van de slikken en platen en veranderde stromingspatro nen in de Oosterschelde. In het rapport Watervogels in de zoute delta 1997/1998 van het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ)maakt het instituut zich grote zorgen over de dalende aantallen scholeksters, die dat seizoen een absoluut dieptepunt bereikten. In augustus bedroeg het maximum aantal slechts zo'n 50.000 exemplaren, ruim 10.000 minder dan in 1996/1997. Na augustus namen de aantallen geleidelijk af tot een winterpopulatie van onge veer 40.000. In vergelijking met de periode 1987-1990, toen nog bijna 55.000 scholeksters in het gebied overwinterden, betekent dit een afname van meer dan 25 procent. Broedval De achteruitgang van de win terpopulatie van de scholek sters wordt volgens het RIKZ voor een deel veroorzaakt door een verslechtering van de voed selsituatie. De totale hoeveel heid kokkels, het belangrijkste voedsel van de scholekster, nam in de Oosterschelde door slechte broedval verder af. Daarnaast denkt het instituut dat de om vangrijke sterfte van deze wa tervogels in de afgelopen twee winters (totaal 4.700 dode scholeksters in de Oosterschel de) ook een rol speelde in de te rugloop. „Het is wel een beetje dubbel", zegt C. Jacobusse, vogeldeskun- dige van de stichting Het Zeeuwse Landschap. „Als broedvogel gaat het juist heel goed met de scholekster. In de Westerschelde is het aantal heel stabiel. In ons land zal de schol ekster nooit uitsterven. Maar het gebrek aan voedsel in de Oosterschelde speelt de winter populatie wel parten. Het is denkbaar dat een populatie el ders verdwijnt, bijvoorbeeld in Schotland, omdat het voor die vogels in Zeeland door het ge brek aan kokkels steeds moeilij ker wordt om te overwinteren", meent Jacobusse. Polder De scholekster is begin deze eeuw vanuit de duinen de polder ingetrokken. Volgens Jacobusse zijn er twee soorten scholek sters. „Scholeksters aan de kust hebben hamersnavels: dikke, stompe snavels waarmee ze de kokkels kunnen openen. De binnenlandse scholeksters be schikken over een steeksnavel. Die is dun en spits waardoor de vogel gemakkelijk pieren uit de grond kan halen." De vogeldeskundige wijst op de grote internationale verant woordelijkheid die Zeeland heeft voor de tienduizenden vo gels, in het bijzonder de steltlo pers, die hier elke winter neer strijken. „We passen op de beestjes van de buren. Ik denk dat we met z'n allen niet moeten weglopen voor die verantwoor delijkheid. We zijn zo gewend aan de enorme vogelpopulatie dat we er misschien niet van op kijken als er een paar duizend vogels minder zijn. En in het verlengde van het publiek rea geert de politiek. Door de stormvloedkering is de waterdruk van de Oosterschel de al afgenomen, evenals de om vang van de kokkelnjke zand platen. Uit onderzoek blijkt volgens Jacobusse in elk geval dat de huidige kokkelvisserij te veel kokkels uit de Oosterschel de haalt. „Je moet dus delen on- bevist laten. Oogsten is prima, maar wel binnen de grenzen die de natuur zelf stelt. Het komt nooit meer goed met de mechanische kokkelvisserij. Hoe de sector ook haar best doet om aan de milieu-eisen van de rijksoverheid te voldoen, natuur- en milieu-organisaties zullen niet rusten voor de kokkelschepen zijn verdwenen. Dit is de consequentie van een inconsequent overheidsbeleid. door Harmen van der Werf DEN HAAG - Staatssecretaris G. H. Fabervan Landbouw, Na tuurbeheer en Visserij speelde enkele weken geleden een cen trale rol op een feestje rond de aanwijzing van de Oosterschel de tot Nationaal Park. Met die titel is nog eens bevestigd dat de Oosterschelde bovenal een na tuurgebied is. Een tijdje later presenteerde de zelfde bewindsvrouw haar be leidsbesluit schelpdiervisserij 1999-2003. Zij zet de lijn voort, die voor de Oosterschelde is uit gestippeld. Er moet volgens haar meer voedsel worden gere serveerd voor vogels; vijf in plaats van twee miljoen kilo analyse kokkel vlees. Het aantal schol eksters is namelijk hard achter uitgegaan. Logischerwijs staat de kokkel sector op haar achterste benen. Zij heeft de laatste jaren, sinds 1993laten zien beheerst te kun nen vissen in Oosterschelde en Waddenzee. Faber prijst de vis sers daarvoor. Als 'stank voor dank' gaat de voedelreservering omhoog in de Oosterschelde en dreigen in de Waddenzee meer gebieden te worden gesloten. Wat Faber voorstelt, is evenwel niet vreemd. De Oosterschelde is in de eerste plaats een natuur gebied, waar vogels voorrang genieten. Dat is een politieke keuze, die maatschappelijk breed is gedragen. De storm vloedkering is het bewijs. Maar dan komt de lobbymachi ne op gang. De WDsterk verte genwoordigd in de visserijsec tor, neemt het provinciebestuur op sleeptouw. Het onaanvaard baar over de verhoogde voedsel- reservering wordt uitgespro ken, want dat betekent dat de kokkelvisserij de Oosterschelde (voorlopig) wel kan vergeten. De producentenorganisatie kokkels, de mosselsector, het Productschap Vis. de Wadden vereniging, Vogelbescherming, het Delta Overleg van Zeeuwse natuurorganisaties. Zelden heeft de Tweede Kamer van zo veel belangenclubs zoveel post gekregen over één beleidson- derdeel(tje). Opvallend is dat de briefschrij vers vaak dezelfde gegevens ge bruiken, die ze anders uitleggen. Zo speekt de Wad denvereniging over het vernie tigend effect van de mechani sche kokkelvisserij op 3800 hectare Waddenzee, terwijl de kokkelsector op basis van het zelfde getal meldt in 1998 slechts 1,5 procent van de Wad denzee daadwerkelijk te heb ben bevist. Uit deze ratjetoe aan informa tie, nog verergerd door tegen strijdige wetenschappelijke rapporten, moet de Tweede Ka mer een standpunt halenEn dat gaat, onderkende staatssecreta ris Faber deze week ook, meer richting visserij natuurlobby. WD'er J. Huisman, tevens mos sel-ondernemer in Yerseke, sloeg niet voor niets PvdA- woordvoerder W. Herrebrugh woensdag amicaal op de schou der, met de mededeling: „Goed verhaal." Faber heeft uit het debat de con clusie getrokken dat zij op nieuw naar de voedselreserve- ring in de Oosterschelde gaat kijken. De verdere beperkingen in de Waddenzee handhaafde zij, vooralsnog. Wat er ook uit mag komen, voor de mechanische kokkelvisserij lijkt de toekomst weinig roos kleurig. De kokkelstand in de Oosterschelde is slecht en de Waddenzee gaat wellicht verder op slot. Ais de politiek consequent zou zijn, dan zou ze beide natuurge bieden sluiten voor kokkelsche pen. In het natuurbeleid geldt namelijk het voorzorgbeginsel. Als je niet weet welke gevolgen bepaalde ingrepen hebben in de natuur, dan moet je er niet aan beginnen. Uit voorzorg. Gevoed door de visserijlobby durft de politieke meerderheid die keuze niet maken. Tegelij kertijd wordt de kokkelsector wel in haar mogelijkheden be perkt. D66'er P. K. ter Veer trekt als één van de weinige kamerle den de lijn consequent door. Hij is voorstander van een wanne sanering van de kokkelvloot, dus met overheidsgeld. Zijn voorstel is de consequentie van het natuurbeleid, maar dat mag weer niet te veel kosten. Ontpoldering bleek onhaalbaar. Saeijs: „De tijd was te kort en bovendien ging ontpoldering in tegen de Zeeuwse traditie." foto archief Wim Riemens

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 23