De coulissen van de jeugd buitengebied Tweehonderd pagina's toerfiets-genot Vogels volop aan de gang met nestbouw PZC zee land natuurjournaal 30 J? woensdag 17 maart 1999 door Lou Vleugelhof Dat de jeugd van een schrijver dikwijls een goudmijn is voor zijn verbeelding mag alom bekend zijn, voor een dichter gelclt dat in absolute zin; ik zou geen dichter uit deze eeuw kunnen noemen die in zijn poëzie niet op een of andere wijze getuigt van zijn verbondenheid met zijn jeugd. In elke literaire biografie wordt dan ook uitvoerig aandacht besteed aan de jeugdperiode van de dichter in de hoop in de ertsaders van deze 'Fundgrube' het edele metaal te winnen dat de geheimen van het dichterschap zal doen oplichten. Het gedicht van Jacques Hamelink 'Filmopname in het verdronken Land van Saeftinge' lijkt een toevallige ontmoeting van de dichter met zijn jeugdland, Zeeuws-Vlaanderen. Hij moet kennelijk een rol spelen in een documentaire over het Verdronken Land van Saeftinge of mogelijk in een literaire documentaire over zijn leven Misschien is het een speelfilm; het is niet zo belangrijk wat het doel is van de film. wel dat de dichter er een rol in speelt. Dat wil zeggen dat het geen werkelijkheid is. maar nagespeelde werkelijkheid. Het gebeuren is fictie en dient om een beeld te geven van het jeugdland van de dichter, waarin hij zelf een vreemd element is dat er eigenlijk niet thuishoort. Hij is immers nu geen kind meer. De dichter treedt dus min of meer op als speler in de coulissen van zijn jeugdland, met dit verschil dat de coulissen echt zijn en de dichter een vreemde. Het is deze ervaring van vervreemding die de dichter aangrijpt en die tot thema wordt van zijn gedicht. .Niets raakte van zijn plaats dan ik." Er zijn weinig gedichten waarin het hoofdthema van een gedicht zo direct en onverhuld wordt aangeslagen. Het hele gedicht is een nadere uitwerking van dit themaHet 'van zijn plaats rakenT s zeer concreet en letterli j k waar; niets in het verdronken land is van plaats veranderd, alleen de dichter zelf is weggegaan uit zijn jeugdland. Ook figuurlijk is er mets van zijn plaats geraakt, niets is er namelijk veranderd sinds zijn jeugdj aren behalve de dichter zeif Hij beseft dat hij enkel een rol speelt in een levensverhaal over hemzelf Als volwassene moet hij op de locatie van zijn jeugd het kind van toen verbeelden; een vreemde gewaarwording die leidt tot de conclusie dat mets veranderd is dan hij alleen. Het lijkt mij dat zo'n ervaring van het tijdeloze onveranderlijk karakter van het jeugdland nergens sterker kan zijn dan in een Verdronken Land. Het is immers een uitgestrekt gebied waar geen mensenhand ingrijpt en waar alleen de natuur zee en land vasthoudt in haar tijdeloze greep. Onveranderd Als getuigenis van deze onveranderdheid ligt daar nog steeds de mosselschuit, de hoogaars, die in het slik van de schorren is vastgevaren. De zee en waarschijnlijk ook mensenhanden hebben het ruim leegeplunderd; er is nog een ribbekast van over. Het ligt er nog steeds als een onveranderde getuigenis van vroeger en hij zit erop om gefilmd te worden. Hij is een onwaar element in de werkelijkheid die onveranderd is gebleven. De dichter beseft dat hij een ander is dan het vissertje dat hij ooit was aan de rand van het leven. Toen hij die rand overschreed en het leven inging werd hij voorgoed een ander Dat de paling en platvis die hij ving als kind ondermaats waren, is een onbelangrijk detail in de herinnering van de man. Wat hem als allesoverheersend beeld is bijgebleven, is de ruimte waar diep geladen aken met hun gedempt geronk en door mist gedempte profiel langs de onbewogen schorren voeren. Dat is het blijvende en onveranderde beeld van zijn jeugdland. En alles wat vreemd is aan dit land, zakt weg als de poten van de camera in de bagger, en is niet meer dan de kortstondig indruk van laarzen in het slik, die hem voorkomen als holle verdwaasde voorwerpen. Wat valt er verder nog te zoeken naar wat er niet is, waar het zo duidelijk is dat alleen de ruimte alomtegenwoordig aanwezig is. Ook de dichter is er niet meer, al moet hij erkennen dat hij uit de klei is getrokken. Het is of hij zijn identiteit toch nog probeert te redden in deze absolute ruimte die geen plaats laat voor het veranderlijke en kortstondige. Hij heeft een extra bevestiging nodig om zijn plaats hier te verdedigen. „Ja, ik ben uit de klei getrokken", een uitdrukking met een ongunstige betekenis wordt hier een erkenning van zijn afkomst Filmopname in het verdronken Land van Saeftinge Niets raakte van zijn plaats dan ik. De in het slik vastgevaren en geplunderde ribbekast van d? hoogaars, waarop ik zit om gefilmd te worden, is waar, maar ben ik het nog? Paling en platvis waren vaak ondermaats; om het even. Het ging, toen, om de ruimte waar met zand en stenen diep geladen aken, die kasten heetten, gedempt dichtbij de onbewogen schorren met geronk aandeden terwijl ik daar zat, bijna buitengaats, vissertje aan de rand van het leven. Sinds een uur zakken de camerapoten weg in de bagger. Op het grijze onbelopen slik komen, kortstondig. holle verdwaasde voorwerpen, de indrukken van laarzen staan. Waar straks verder nog te zoeken wat er niet is? Ja. ik ben uit de klei getrokken en schreef boeken en ben hiervandaan tot hiertoe voor niets gegroeid: hier is, hoe ik ook wegging, de wereld nog precies zo redeloos levend, zich reddend, ademend en weer verdrinkend als ik toen al w ist. Jacques Hamelink door Flarmen van der Werf Fietsen kun je alleen, maar het is zoveel leuker om het met anderen te doen. Dat kan in Nederland in alle windstreken, praktisch het hele jaar door. Jaarlijks worden er in Nederland enkele duizenden fietstochten gehouden. Keuze te over. In alle landsdelen zit wel een toerclub die één of meerdere ritten uitzet. De Nederlandse Toer Fiets Unie (N TFU) heeft er zesduizend gebundeld, in het Toerfiets Evenementen Programma 1999. Wie als fietser het tweehonderd pagina's boekwerk doorbladert, krijgt de kriebels. Zoveel is er overal te doen. En de sfeerfoto's van alle mogelijke soorten fietsers, van jong tot oud, van snel tot puur recreatief, versterken alleen maar het gevoel: we moeten erop uit. Maar waar? Het Toerfiets Evenementen Programma 1999 lijkt op een spoorboekje. Het vergt enig doorzettingsvermogen om je weg erin te vinden. Dat heeft ook een voordeel. Je wordt gedwongen alles na te lopen. Zo komen terloops de verrassingen voorbij, in wat heet 'de toerfietskalender bij uitstek'. Vlaanderen is ook dat je overal naar toe kunt. Je bent boven de Westerschelde veel meer gebonden. Wij rijden zo België in, de grens over, naar Brugge of Gent. Van oost naar west in Zeeuws-Vlaanderen is al meer dan honderd kilometer." Klaasse werkt in Vlissingen en woont in Aardenburg. Hij is aangesloten bij TC Aardenburg, die zondagmorgen 18 april een fietstocht houdt, de Kikkertocht van 55 kilometer. Inschrijven kan vanaf 7.45 uur in de kantine van AVC op sportpark Heerendreef. Slottijd is 10.00 uur. De Eigen afstand De naam zegt het al, het programma is bedoeld voor de toerfietsers; niet voor de wedstrijdcoureurs. Je bepaalt zelf je tempo en kunt vaak kiezen uit meerdere afstanden; van dertig tot tweehonderd kilometer. In Zeeland ligt het zwaartepunt in Zeeuws-Vlaanderen. De actiefste toerclubs zijn TC Aardenburg, TC Axel en De Wielertoerist uit Retranchement/Aardenburg, volgens secretaris Rens Klaasse van het NTFU-district Zeeland. Zij schurken tegen België aan, waar het toerfietsen altijd een grotere populariteit heeft gekend dan in Nederland. „Het grote voordeel van Zeeuws Kikkertocht is een 'vrije fietstoertocht'. Wie eraan meedoet, hoeft niet per se in een recordtempo het parcours af te leggen. Het is geen wedstrijd. Klaasse kan dat niet vaak genoeg benadrukken: fietsevenementen van de NTFU kennen geen wedstrijdelement. „Je mag je eigen tempo bepalen. En je kunt vaak ook uit diverse afstanden kiezen." De 25e Natuurrally van toerclub De Wielertoerist is daarvan een voorbeeld. Die vrije fietstoertocht wordt Tweede Paasdag, maandag 5 april, gehouden, met als startpunt Café De Tol in Eede. Er wordt gereden tussen 8.00 en 14.00 uur. De deelnemers hebben een keuze uit vier afstahden: 30,60,90 en 120 kilometer. Te rijden in eigen tempo. Wie niet zo tempovast is én redelijk wil doorfietsen, kan beter meedoen aan toerfietstochten. Die worden in groepsverband verreden, met voorop enkele fietsers die snelheid maken. De organisatie moet ervoor zorgen dat er niet harder wordt gereden dan 25 kilometer per uur. Zondagmorgen 28 maart staat een toerfietstocht op het programma vanuit Zierikzee, de Dorpentocht georganiseerd door RTC Schouwen-Duiveland. De rit is 100 kilometer lang. Zo zijn er alleen in Zeeland dit jaar al meer dan dertig toerfietstochten, plus allerlei andere fietsevenementen, zoals een avondmeerdaagse in Axel en de Zeeuwse toer- en fietsvierdaagse in Goes. Deelname is vrij. NTFU-leden krijgen korting. „Voor het NTFU-lidmaatschap van negentien gulden ontvang je ook het Toerfiets Evenementen Programma", promoot Klaasse, „zes keer per jaar het Toerfiets Magazine en je bent apart verzekerd." De NTFU heeft desondanks niet meer dan 30.000 leden, van wie 800 in Zeeland. Recreatief Veel zijn dat er niet, erkent Klaasse. Hij zoekt de oorzaak in het imago van het toerfietsen. Toerfietsen wordt vaak versleten voor wielrennen, dus afzien. „Terwijl wij als TC Aardenburg puur recreatief bezig zijn. Wij rijden in het seizoen elke zondagmorgen en woensdagavond. Het gemiddelde ligt dan op 25 tot 27 kilometer per uur." De NTFU profiteert ook niet van het feit dat fietsen de tweede sport van Nederland is, na zwemmen. Dat komt, doordat individueel lidmaatschap niet is toegestaan, denkt Klaasse. Het lidmaatschap is direct gekoppeld aan dat van een toerclub. Toerclubs vrezen Rens Klaasse, secretaris van Nederlandse Toer Fiets Unie (NTFU), dis trict Zeeland ....toerfietsen is ook pure recreatie... foto Lex de Meester leden te verliezen, als fietsers ook individueel lid kunnen worden. Klaasse noemt dat 'angsthazerij'. „Probeer het een paar jaar, zou ik zeggen. Veel mensen willen niet bij een toerclub. Zij willen alleen rijden. Dat is juist het leuke van fietsen, dat je het individueel kunt doen. En de NTFU heeft zeker ook die mensen iets te bieden." Toerfiets Evenementen Programma 1999, uitgave Nederlandse Toer Fiets Unie (NFTU), voor 19 gulden verkrijgbaar bij Rens Klaasse, 0117- 49.19.63 waar hij trots op is. Wat hij gedaan heeft daarna lijkt niet van belang: hij schreef boeken, dat is alles, hij is hiervandaan verder gegroeid tot hiertoe voor niets. Betekent zijn leven na het verlaten van zijn jeugdland niets meer? Het lijkt erop dat na die ervaring van de onbegrensdheid en de eindeloosheid van dit verdronken land van zijn jeugd niets meer enige betekenis heeft gehad. Menselijk bestaan lijkt daarna en daarbij vergeleken kortstondig, vluchtig en eindig. Terug in zijn jeugdland, de wereld van het onveranderde verdronken land dat zich redeloos handhaaft, zich redt en ligt te ademen in het ritme van eb en vloed, lijkt het schrijverschap niets. En paradoxaal genoeg is hij juist door en om het belang van zijn schrijverschap hier aanwezig. De ervaring op de filmlocatie is zo aangrijpend en tevens inspirerend dat hij het gedicht ermee overvalt als een kreet die hem direct van het hart moet: „Niets raakte van zijn plaats dan ik." Volzinnen Daarna komen de ritmisch lange volzinnen als trage golven aanstromen om het heimwee naar zijn jeugd en de vervreemding ervan hoorbaar te maken. Toen al wist hij wat het wezen was van zij n land. Ruimte en onveranderlijkheid. Het moet verdronken zijn wil het zich redden en handhaven. De koolmees in de achtertuin inspecteert dagelijks het nestkastje tegen de schutting. foto Chiel Jacobusse door Chiel Jacobusse De winterkoning die momenteel dagelijks in onze tuin scharrelt heeft kennelijk nestelplannen. Nadat-ie dagenlang in de ligusterhaag heeft zitten scharrelen, is nu zijn oog gevallen op het houthok. Het beestje vliegt daar steeds weer naar binnen, waarschijnlijk niet om insecten van tussen de houtblokken te peuteren, maar om er een nest te maken. Winterkoningen hebben dat nou eenmaal: bij voorkeur zoeken ze een plek ergens in een schuurtje of tegen een muur om het bolvormige nest te bouwen. Het bolronde nest met de opening aan de zijkant is onmiskenbaar. Je zou het eventueel nog kunnen verwarren met het bouwsel van een dwergmuis, maar dat ziet er veel minder afgewerkt uit. Trouwens, aan verreweg de meeste nesten is te zien wie de bouwer ervan is. Nestbouw De merels en zanglijsters die ook druk met de nestbouw in de weer zi j n, hebben beide een komvormig nest. Aan de buitenzijde is er geen onderscheid te zien, maar een eerste blik in de nestkom is genoeg o m te weten van welke vogel het i s Het nest van de merel is bekleed met fijn hooi, terwijl dat van de zanglijster afgewerkt is met een stukadoorlaag van lichtgrijs opgedroogde klei. De heggemus, ook volop aan de nestbouw, gebruikt drie verschillende materialen. De buitenkant van het nest bestaat uit kleine takjes, die tot een ondiepe kom vervlochten zijn. Daarin ligt een laag hooi en andere plantenresten, die het nest zijn binnenomtrek geven. Het geheel is binnenin bekleed met wat veertjes, haartjes, en vooral veel mos. De fraai hemelsblauw gekleurde eitjes worden vanaf eind maart gelegd. Het zal wel mede door het vroege broeden zijn dat de heggenmus een grote voorkeur aan de dag legt voor coniferen. Het nest wordt heel goed verstopt, en omdat de meeste struiken nog geen blad hebben, zijn de beste plekjes te vinden in wintergroene struiken. De koolmees in de achtertuin inspecteert dagelijks het nestkastje tegen de schutting en als het meezit begint binnen een paar dagen het gesjouw met strootjes en mos. Zo'n koolmezennest krijgt een dikke laag witte veertjes als voering en daarop komen zo'n zes tot tien eitjes; wit van kleur, met een dichte tekening van roodbruine stipjes. Afleidingsgedrag Niet alleen in de tuin, maar ook in de wei is de drukte van het broedseizoen aan alle kanten merkbaar. Het eerste kievitsei is al gevonden en ook de grutto's vliegen alweer lawaaierig boven het broed territorium. Graspiepertjes vliegen elkaar in de haren om het mooiste plekje in de slootkant, en de eend die daar zit te broeden kan al binnen twee weken jongen hebben. Meerkoeten en waterhoentjes zijn tussen het overjarig riet bezig om hun drijvende platforms in elkaar te vlechten. In de top van een beige verkleurde rietpluim tinkelt het mannetje van de rietgors zijn eentonige lied. Het nestje wordt op de grond, diep verborgen tussen gras en biezen gebouwd. De roze eitjes zijn bedekt met een wirwar van paarsrode vlekjes en streepjes, maar het is een kwestie van stom geluk om die te vinden. Merkwaardig genoeg gebeurt dat nog het vaakst door het afleidingsgedrag van het vrouwtje van de rietgors. Zodra iemand in de buurt van het nest komt vertoont het beestje zogenaamd afleidingsgedrag. De vogel simuleert een verwonding door vlak boven de grond wat onbeholpen rond te fladderen, met de bedoeling om belagers bij het nest weg te lokken. Dat zal bij een wezel of bunzing misschien prima lukken, maar als vogelaar weet je dat zo'n stuntelende vogel erop wijst dat je vlak bij het nest bent. Meeuwen Af en toe hangt er boven de wei een troep krijsende meeuwen, op jacht naar vroege insecten. Misschien zijn het jonge vogels die dit jaar nog niet aan broeden toekomen. Want op het schor is de meeuwenkolonie alweer het toneel van drukke voorbereidingen. Het koddige baltsspel valt er dagelijks te bewonderen. Voor de vogels, en met hen de vogelaars is de drukste tijd van het jaar weer begonnen. Het Verdronken Land van Saeftinge met het karkas van de oude schaapskooi. Uit: Slibreeks Nr 50 „Zeeland zegt U...? Guido Lippens'

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 30