Piet van de Pol
kon praten met
de biljartballen
De wijn van de eeuw
KIND
VAN DE VOLGENDE EEUW
reportage zaterdag 27 februari 1999 29
i
J
3
j
j
j
foto Ruden Riemens
At first
ihn ulcte êiqfó
löe JrlM)
i jfeHmaru 1999
TPsctetjetaiu
mi Wmdif BmuMse,
Jacky Bouwense werd op
woensdag 3 februari 1999 om
19.10 geboren in het
Oosterseheldeziekenhuis in Goes.
Ze is het eerste kind van Marcel
en Wendy Bouwense uit
Hansweert. Jacky woog bij haar
geboorte 2685 gram.
Met haar komst is een lang
gekoesterde wens van haar ouders
vervuld. „We hebben zeven jaar
op haar moeten wachten."
Haar vader en moeder zeggen, als
ze erover nadenken hoe ze Jacky
graag de volgende eeuw zien
ingaan: We hopen dat ze
gelukkig met ons zal zijn zoals wij
met haar zijn. Er zijn zoveel
verwaarloosde kinderen op deze
wereld. Daar zal zij niet bij
horen.
Wendy en Marcel hebben voor de
naam Jacky gekozen omdat die
naar hun gevoel kort en krachtig
is. „Heel simpel, niet truttig. De
naam past bij een sterke
persoonlijkheid, bij iemand die
zeker van zichzelf is. Stoer en
lief."
Honderd jaar sport, hon
derd jaar sporthelden.
Nu de twintigste eeuw ten
einde loopt publiceert de
PZC portretten van
Nederlandse topsporters,
die de laatste honderd jaar
van zich hebben doen spre
ken. Vandaag nummer 44:
biljarter Piet van der Pol
Biljarter Piet van de Pol.
1901
1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924
1925
192.8
1927
1928
1929
1930
1931
1932
1933
1934
1935
1936
1937
1938
1939
1940
1941
1942
1943
1944
1945
1946
1947
1948
1949
1950
1951
1952
1953
1S54
1855
1956
1857
1958
1959
1960
1961
1962
1963
1964
1965
1966
1967
1968
1968
1870
1971
1972
1973
1974
1975
1376
1977
1978
1979
1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1388
1989
1990
1991
1392
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Piet van de Pol heeft eens
gezegd dat het biljartspel
voor hem kunst en kennis is.
„En ik heb aanleg. Maar ik
speel wiskundig. Ik weet wat
de ballen kunnen doen. En dat
moeten ze dan bij mij doen.
Toeval is er nooit bij. Je kunt
wel eens veine hebben, dat
wel, maar ook tegenslag. Ik
geloof dat ik ook een goede
voetballer had kunnen
worden. Of een goede sprinter,
op de fiets."
Van de Pol verlegde in zijn grote en
rijke carrière grenzen en verbeter
de doorlopend nationale en inter
nationale records. Hij was de eer
ste biljarter ter wereld die kans
zag om 400 caramboles in één
beurt te maken. „Ik zei eens tegen
mijn vrouw: al die grote series zijn
wel aardig, maar het blijven schil
derijen zonder lijstjes. Ik móet die
400 in één keer maken. En dat
deed ik in 1958 in Gent bij het EK
47/2 tegen de Spanjaard Galvez."
Piet van de Pol, kind uit een aloud
Rotterdams horecageslacht, is bij
wijze van spreken onder het bil
jart geboren. Zijn opa had een
zaak aan de Dordtsestraatweg,
waar Piet zelf het levenslicht zag.
Zijn vader bezat een café aan de
Brielselaan, Van de Pols proeflo
kaal. Een zaak mèt biljart. Daar
maakte de kleine Piet zijn eerste
punten. Een stoof moest de dreu
mes helpen om overal bij te kun
nen.
Maar het is allemaal op het theeta
feltje van een tante begonnen,
deed Piet van de Pol jaren later uit
de doeken. „Daar zat een brede
rand omheen. Ik haalde het servies
eraf en wierp er drie knikkers op,
die als biljartballen fungeerden.
Als keu gebruikte ik een doodge
wone stok en de pommerans was
niet meer dan een spijker met een
dikke kop. Zo stond ik dus vanaf
m'nzesde jaar al aan het biljart."
Van de Pol was door het spel be
vangen en niemand kreeg hem er
meer vandaan. Toen Piet twaalf
was toverde hij de bezoekers al se
ries van honderd voor.
Alleen ivoor
Piet van de Pol werd een gewelde
naar op het groene laken. 'De
maestro' noemden ze hem al op
jonge leeftijd. Hij kon als geen an
der praten met de ballen. „Maar,"
zei hij zelf eens, „alleen als ze van
ivoor zijn, want die kunststof din
gen zeggen niets terug..." Natuur
lijk wist hij ook wel dat er altijd
veel commentaar op de ivoren bal
len is geweest. Ivoor eist nu een
maal verzorging. „Maar als die
verzorging goed is," aldus Van de
Pol, „krijg je ook ballen op tafel,
geen rond gemaakte dingen,
waarvan er een rood geverfd is.
Kunsthallen zeggen mij niets. Het
zijn voor mij drie dode voorwer
pen."
Een kranteknipsel uit januari
1967:
'Wie hem zag spelen beoordeelde
hem als een stugge, weerspannige
figuur. Hij heeft in nogal wat wed
strijden een 'provó-houding aan
genomen. De ene keer beviel hem
de biljarttafel niet. De andere keer
bezwoer hij de jury dat de ballen
niet even groot en dus niet even
zwaar waren. Dan weer deugde de
temperatuur in de zaal niet of wa
ren de lampen boven de tafels te fel
of te slap. Of de arbiter deugde
niet. Vaak waren zijn klachten te
recht. Want de maestro voelde bij
het stoten als één der ballen een
paar gram van het geldende ge
wicht afweek, al was het maar een
halve millimeter. Dan was hij als
de kunstenaar die een viool of een
piano bespeelt en merkt dat er iets
niet goed zit.'
Van de Pol kon zich er wel in vin
den, bekende hij eens. „Voor een
topbiljarter is een halve millime
ter een verschil van dag en nacht."
Genoemd artikel gaat verder: 'Hij
heeft zijn successen bereikt door
een geweldige inspanning, door
rusteloos en zonder ophouden te
oefenen, door meester te willen
zijn over het materiaal, over de fi
guren, over de effecten, over de
mathematiek in de biljartsport:
hoeken, lijnen, effecten. Door de
wil om het spel te beheersen, in
lange rappels, waarbij de drie bal
len weer keurig in het kleine drie
hoekje op de plaats komen en dan
op de plaats, bij het kaderspel, die
het mogelijk maakt grote series te
maken: op de lijnen, het liefst over
de kruislijnen.'
Piet van de Pol was geen romanti
cus, geen artiest, zoals in die tijd
de Belg Wafflard of zijn landge
noot Tiny Wijnen. Piet was de 'be
heerser', de bereken-meester, die
de voorkeur gaf aan zekerheid bo
ven het avontuur, voor zover het
mogelijk was.
'De zwijger' werd hij genoemd, 'de
grimmige' ook. Grimmig? „Het
was zo," ging de Rotterdammer er
eens op in, „dat ik voor en tijdens
partijen nooit een woord zei. Maar
dat was omdat ik altijd bezig was
met de wedstrijd. Dat ik bij een
overwinning of na een ongelukki
ge misser nooit iets van mijn ge
voelens heb getoond komt eigen
lijk ook door het feit dat ik altijd
met mezelf en de partij bezig was.
Andere mensen hoorden er op zo'n
moment niet bij. Ik wilde altijd
winnen. De tegenstander voor de
partij de hand drukken en hem
succes toewensen is lariekoek. Ik
dacht altijd: als bij de eerste stoot
je keu breekt, vind ik het uitste
kend."
Van de Pols zakenleven speelde
zich af in de horeca, evenals dat bij
zij n vader het geval wasHij begon
ooit in de Rotterdamse Tiedeman-
straat, waar hij de zaak overnam
van Toon van de Enden, oud-voet
baller en voormalig trainer van
Sparta. Via de Ammanstraat
opende Piet van de Pol in 1953 een
biljartzaak aan de Goudsesingel,
die zijn naam droeg en vermaard
werd in Rotterdam en omstreken.
Twintig jaar later, toen de baas het
rustiger aan ging doen, de zaak
van de hand deed en met vrouw Fie
naar Rockanje verhuisde, veran
derde de naam in Imperator
In het jaar 1947 boekte hij zijn
grootste successen. In Zürich werd
hij Europees kampioen in de spel-
soort 45/2, in Amstei-dam voegde
hij er een Europese titel in het 71/2
aan toe en in het Spaanse Zarago-
za zette hij de kroon op een abso
luut topjaar met een wereldtitel in
het 45/2.
Amsterdam
In 1949 volgde in Amsterdam zijn
tweede en laatste wereldtitel. Met
trots keek hij jaren later nog terug
aan zijn messcherpe finale tegen
de Belgische superkampioen René
Gabriëls. „Hij ging van start met
een serie van 188, en ik antwoord
de met 203. Hij is daarna niet meer
verder gekomen dan 245 caram
boles. Ik speelde hem zo uit."
Amsterdam. Van de Pol moest er
niets van hebben. En omgekeerd.
„Man, wat hadden ze daar een he
kel aan me! Vooral als ik Piet de
Leeuw of Henk Sweering een pak
slaag gaf. Het was zelf zó erg dat ik
aanvankelijk niet eens applaus
kreeg toen ik wereldkampioen
werd, nota bene in Krasnapolsky."
Tijdens het WK 1950 in Buenos
Aires maakte Van de Pol, toch de
regerend wereldkampioen, niets
klaar. „Daar had ik ook nooit naar
toe moeten gaan. Mijn vrouw
waarschuwde me nog. We moesten
vliegen en als ik ergens bang voor
ben.Ik heb daar voor de terugreis
nog hemel en aai'de bewogen om
passage te kunnen boeken op een
boot, maar dat lukte niet. Het
werd dus weer het vliegtuig, maar
daarna heb ik nooit meer gevlo
gen."
Zijn afscheid van bal en keu was
even plotseling als zijn verschij
ning in de internationale arena, in
1947. 'Opeens had ik er geen zin
meer in," kopte een paginagroot
artikel in Het Vrije Volk. „De zaak
gaat toch steeds meer van mij ei
sen," lichtte hij toe. Na zijn besluit
te stoppen heeft hij nooit meer een
keu aangeraakt. „Spelen voor de
lol kon ik niet," verklaarde hij in
die dagen. „Dat gaat ook eigenlijk
niet als je op niveau hebt ge
speeld." Hij stortte zich op andere
hobbies, zoals het schaken. „Dat is
duidelijk anders dan biljarten.
Max Euwe speelde tot aan zijn
dood. Maar die zat thuis en speel
de alle partijen uit de krant na."
Hans Reismann
Terugblikkend op deze bijna afgesloten eeuw is er een aantal toppers dat
speciale aandacht behoeft. Zo is er de film, de dirigent en de sexbom van
de eeuw. Per week in deze serie wordt één topper beschreven. Deze
week: De wijn.
Hubrecht Duijker is de
bekendste
wijnkenner van
Nederland. Hij heeft tal
van boeken en andere
publicaties over wijn op
z'n naam staan en
verzorgt ook een
wijnrubriek in deze
krant.
„Van alle duizenden
wijnen die ik heb
geproefd heeft er één zó
veel indruk gemaakt dat
ik zijn geur en smaak nog
steeds kan beschrijven.
Deze wijn rook naar
viooltjes en gaf in de
mond impressies van
onder andere rijp fruit,
charme en verfijning. Het
was de eerste grote rode
wijn die ik in mijn leven
dronk, 'Chateau
Branaire-Ducru 1959'. Ik
had de fles voor mijn
verjaardag gekregen van mijn vrouw, in februari 1966, en wij
dronken hem een paar dagen later samen op. Voordien was in
huize Duijker alleen Pinard geschonken, afgewisseld door
Moselblümchen, Rosé d'Anjou of ander heel goedkoop spul.
Dank zij die ene bijzondere fles, een Bordeaux uit Saint-
Julien, begreep ik ineens waarom mensen lyrisch konden zijn
over wijn.
Het werd me, nu 40 jaar geleden, ook duidelijk waarom mensen
konden schrijven over wijn. En ziedaar, ruim drie jaar later
zette ik zelf mijn eerste wijnartikel op papier. Sinds ik
wijnschrijver ben, heeft men mij heel wat andere topwijnen
dan die allereerste geserveerd. Bij herhaling is dat 'Chateau
Palmer 1961' geweest, een Margaux. Deze wijn overrompelde
door zijn rijke bouquet, zijn fluwelige smaak en zijn gewoon
kostelijke karakter: elke slok was een belevenis. Wat mij
persoonlijk betreft mag dat dan ook de wijn van de eeuw
Chateau Palmer.
worden genoemd.
In de categorie witte wijn
springt eveneens een
bijzondere herinnering
eruit. In mijn Bordeaux
archief zit een menu van
een lunch, geserveerd op
Chateau d'Yquem door
eigenaar Alexandre de
Lur-Saluces. Op
gastvrije wijze schonk
die toen zijn wijn, een
Sauternes, bij de kaas.
Het was niet zomaar een
jaargang, doch de
fabuleuze 'Chateau
d'Yquem 1967'. Deze
zoete wijn bood een heel
register aan nuances,
waaronder honing,
abrikozen, ananas en
jasmijn. Ik kon me
voorstellen waarom de
Engels-Franse
foto GPD wijnauteur André Simon
de wijn van d'Yquem
beschreef als 'gedistilleerde dauw en honing met de geur van
alle verse, wilde veldbloemen die de dageraad begroeten'.
Ook buiten Bordeaux ben ik overigens met memorabele
wijnen verwend geweest. Begin van dit jaar trakteerde
groenschrijver Rob Herwig (met wie ik jaren geleden het
succesvolle boek Kijk op Wijn heb gemaakt) mij op 'La
Romanée-Conti 1974'. Ondanks de slechte reputatie van zijn
naam bood deze Bourgogne een smaak die niet alleen vief was,
maar tegelijk prachtig gelaagd met aardse, mysterieuze,
ongrijpbare schakeringen. In de Bourgogne zelf liet het huis
Louis Jadot zeven jaar terug een reeks zeer oude wijnen
proeven - en wat een genoegen was datDe witte 'Montrachet
1904' geurde verleidelijk, smaakte nog verrukkelijk (met
elementen van Champignons en vanille) en deed mij verlangen
om als
mens op diezelfde leeftijd net zo vitaal te zijn.