Cryptogram zit vol emoties
Fiets-voetveer zet de overkant op afstand
De kwikstaart
en de sperwer
PZC
DUJTsngebiBO
natuurjournaal
14
zee land
i j f. i j i
woensdag 24 februari 1999
De witte kwikstaart. Het eerste kleine insectenetertje is weer uit het zui
den gearriveerd. foto Chiel Jacobusse
door Lou Vleugelhof
De titel 'Loodswezen' wekt de
verwachting dat er een tekst
volgt die handelt over de
'Nederlandse Rijksdienst die
zorgt voor het veilig in- en
uitbrengen van zeeschepen door
loodsen beschikbaar te stellen'.
Het getal I in de titel suggereert
dat dit het eerste deel van de
verhandeling is en dat er nog één
of meerdere zullen volgen. Nu
staat deze zakelijke titel boven
een relatief lang gedicht en kan
men niet anders dan
veronderstellen dat de titel een
metafoor is waarvan het
betekenisveld in het gedicht zijn
interpretatie zal vinden. Voor ik
hierop in ga enkele gegevens.
Het gedicht hierbij afgedrukt, is
een fragmenten wel het begin van
het gedicht (38 van de 320
versregels) die ik indicatief
genoeg acht voor de interpretatie
van het hele gedicht. Het gedicht is
uitgegeven onder de titel 'Het
Loodswezen I' als deeltje 73 van de
Slibreeks, een reeks uitgaven van
korte teksten van de meest
uiteenlopende aard; een
belangrijk criterium lijkt dat
auteur of tekst in enige relatie
moet staan met Zeeland.
De auteur van 'Loodswezen I" is F.
van Dixhoorn, van wie ik voordien
geen gedichten gelezen had.
Gezien de inhoud van zijn gedicht
iemand die bekend moet zijn met
Vlissingen en het Loodwezen. Bij
eerste lezing zei het gedicht me
weinig of niets. Het irriteerde mij
zelfs om diverse redenen.
Nieuwsgierig
Toch liet juist deze
problematische tekst mij niet los.
Ten dele zal dat wel door mijn
verbale nieuwsgierigheid komen,
deels zal het er wel mee te maken
hebben dat het loodswezen me in
mij n j eugd al geboeid heeft en ik er
toen van nabij kennis mee
gemaakt heb. Ik had namelijk in
mijn middelbare schooltijd een
vriend wiens vader zeeloods was.
Ik kwam er nog al eens over huis en
ik maakte het onregelmatige leven
van de zeeloods mee. Ik herinner
me de telefonische oproep aan de
vader die letterlijk het zinnetje zei
dat in het gedicht voorkomt: ,,voor
mij zeker een loods houdt
onregelmatig werk'. Ik kan dit
alleen maar 'decoderen' als; de
telefoon gaat over, de zeeloods
zegt; 'voor mij zeker!Hij wordt
opgeroepen door het loodskantoor
en reageert met: 'een loods houdt
onregelmatig werk'. Het vervolg
van het gedicht wordt dan
begrijpelijk; de dichter signaleert:
'dan eeuwige grijns alleen
vervangen meteen door' Er staat
in telegramstijl: 'De zeeloods trekt
zijn eeuwige grijns omdat hij wel
weet dat wat hij nu zegt een
doorzichtige smoes is dat het
alleen maar voor een tijdelijke
vervanging is; maar dat hij nu
meteen door moet. Hij geeft de
groeten mee aan 'amorata'
wanneer je (haar) straks op de
boulevard tegenkomt en zeg haar
dat loods zwart weer naar zee is.'
De lezer krijgt hiermee in kort
bestek veel informatie die voor het
hele verhaal relevant is. Hij weet
nu dat de ik-figuur een zeeloods is,
dat het verhaal begint in het
voorjaar, dat het als locatie
Vlissingen heeft (de boulevard),
dat de zeeloods (ik?) Zwart heet en
door Harmen van der Werf
Wie een rondje Westerschelde
wil fietsen, moet dat binnen
nu en begin 2003 doen. Over vier
jaar - en dat is sneller dan
menigeen denkt - gaat de
Westerscheldetunnel open voor
autoverkeer. Het veer
Kruiningen-Perkpolder
verdwijnt. Voor fietsers en
voetgangers blijft alleen
Vlissingen-Breskens over. Door
de tunnel gaat waarschijnlijk een
fietsbus rijden, maar dat brengt
het echte rondje, het fietsen tussen
twee veren, niet terug.
Dat er tussen Vlissingen en
Breskens een veerverbinding blijf
bestaan, is voor Zeeland een
unicum. Overal waar sinds de
watersnoodramp van 1953
dammen of bruggen zijn
aangelegd, zijn de gewone
veerdiensten opgeheven. Dat kon
ook. Over al die verbindingen mag
worden gefietst, door de tunnel
dat hij een liefje heeft, die hij laat
groeten. Dat het zijn liefje is doet
de naam amorata vermoeden.
Intussen ben ik al als interpretator
gaan optreden voordat ik goed en
wel in de tekst zit. Ik neem het
fragment systematisch door en
geef de interpretatie die mij na
herhaalde lezing plausibel lijkt
De openingsregel luidt: 'even
alleen'. Dit begin is pluri-
interpretabel. Gezien de
weglating van hoofdletters en elke
interpunctie kan men deze
versregel die uit maar twee
woorden bestaat, verbinden met
de volgende regels. Ik ben echter
geneigd de twee woorden als een
zelfstandige eenheid op te vatten
en wel met een beroep op verdere
betekenissen in de tekst. De
hoofdpersoon van het verhaal is
een zeeloods. Hij is zelden even
alleen; thuis staat hem elk
moment de telefonische oproep
van het loodskantoor te wachten;
op zee is hij voortdurend omgeven
met de bemanning. Mij lijkt de
mededeling: 'even alleen' een
verzuchting van de zeeloods te
zijn die eindelijk even alleen is om
tot rust te komen en zich even te
bezinnen. Dit is de betekenis
althans in de laag van het verhaal
voorzover het verwijst naar de
realiteit. In een andere
betekenislaag verwijst de
mededeling tevens naar de dichter
die ook 'even alleen' is en
gelegenheid vindt voor zijn eigen
verhaal. Dat zou wel eens een heel
ander verhaal kunnen zijn dan dat
van de zeeloods; als we de zeeloods
zien als een zelfprojectie van de
dichter, kan dat veel verheldering
opleveren. Dat geldt al direct voor
de volgende regels: 'in blad
komen.enz. In blad komen,
bloeien, blad verliezen heeft
plaats in het tijdsverloop van het
verhaal dat zich in drie seizoenen
blijkt af te spelen. Dat is dus een
vooruitwijzing naar zaken die
komen gaan. In een drama spreekt
men van prospectieve aspecten.
mag dat niet. Al zou het leuk zijn
dat één keer toe te staan, bij de
opening bijvoorbeeld. En als
lichte tegemoetkoming aan
fietsers, want hoe dan ook: voor
het fietsverkeer neemt de afstand
tussen Midden-Zeeland en
Zeeuws-Vlaanderen toe door de
tunnel. Zo goed als fietsers het nu
hebben, kan het ook bijna niet
blijven. Ze betalen niets of, van 1
mei tot 1 oktober op het veer
Vlissingen-Breskens, een daalder
per reis. En wie onbeperkt heen en
weer wil varen, kan dat op een
niet-persoonsgebonden kaart van
15 gulden. Afgelopen seizoen
telde de bootdienst, de PSD,
320.000 voetgangers en 250.000
fietsers.
Vergelijkbaar
Veel is nog onzeker over het
fiets-voetveer dat Vlissingen en
Breskens gaat verbinden, maar
duidelijk is al wel dat het de
passagiers meer gaat kosten. Het
Rijk geeft er subsidie voor uit de
pot voor het openbaar vervoer en
eist daarom tarieven
vergelijkbaar met die voor de
trein. Vlissingen-Middelburg is
met de trein ongeveer net zo ver als
Vlissingen-Breskens; allebei zo'n
zes kilometer. Wie een NS
Reisplanner 1998-'99 heeft, kan
het nalezen: een enkele reis
Vlissingen-Middelburg kost (nu)
tweede klas en zonder korting 3
gulden en een retour 4,75 gulden.
Dat is het uitgangspunt. Het is aan
de belangstellende vervoerders
om verder invulling te geven aan
de tarieven; hoe hoog de toeslag
voor een fiets of bromfiets wordt;
of er abonnementen komen, zoals
de NS met maand- en jaarkaarten
Een goed verhaal zit vol van deze
vooruit wijzende elementen, even
goed als er allerlei terugwijzende
elementen (retrospectieve
aspecten) in te vinden zijn. Zo
verwijzen genoemde regels ook
naar de lente, de zomer en de
herfst van het leven en zijn ze
daarin metaforen van geboren
worden, groei, volwassenwording
en ouderdom. Aan het eind van het
gedicht is het einde zomer, vallen
de bladeren en lijkt de zeeloods
werkeloos, 'de vaart is eruit uit het
zicht veranderen niet ze sterven
uit'. De zeeloods is een uitstervend
soort. Het verhaal lijkt mij het
einde van het loodswezen te
vertellen in de persoon van loods
Zwart. Zelfs zijn naam krijgt dan
een duidelijke symboliek. De
bladeren die uit de bomen in het
park vallen aan het eind van het
1. even alleen
in blad komen
bloeien verkleuren
blad verliezen
2. pas dood
3. voor degenen die verder
naar het westen reizen
blijf ik
twintig minuten staan
4. aldus stormt het
vallen de bladeren
uit de bomen
in het water
en leef ik op
1ik jij wij in het voorjaar
word ik rustiger
komen de bladeren
aan de bomen
kan ik haar niet meer zien
werkt. Na de zomer vindt de
Europese aanbesteding van het
fiets-voetveer plaats.
Projectleider Henk Assink van de
provincie verwacht in december
duidelijkheid.
„Wij laten alles meewegen in de
keuze van een vervoerder. De
tariefstructuur. De
dienstregeling. Willen ze er een
halfuur- of een uurdienst van
maken? Hoe zit het met de service
gedicht zijn retrospectieve
aspecten: ze wijzen terug naar het
'blad verliezen' aan het begin
Ook de dood is een motief dat in de
ouverture wordt aangekondigd en
verder in het gedicht wordt
uitgewerkt. De versregel: 'pas
dood" lijkt me de aanhef van dit
motief. Het vindt zijn vervolg, als
er sprake is van iemand die in het
water verdwijnt en die als
drenkeling uit het water wordt
gehaald. Hij blijkt 'pas dood' als
de loods hem aan boord heeft
gehesen en in een deken wikkelt.
De drenkeling is een motief dat bij
T. S. Eliot in 'The waste Land' ook
voorkomt. Daar is de verdronken
man het beeld van de god van de
vruchtbaarheid die eerst moet
sterven voor de lente komt. In het
voorjaar begint het leven
opnieuw, maar eerst moet het
2. voor mij zeker
een loods
houdt onregelmatig werk
dan: eeuwige grijns
3. alleen vervangen
door meteen
wanneer je straks
op de boulevard
amorata tegenkomt
doe haar dan de groeten
van mij en zeg haar dat
loods zwart
weer naar zee is
4. gesmolten lood
als een blauwe reiger
toch is daar
niet alleen
die stilte dat gebrek aan voorval
verantwoordelijk voor
F. van Dixhoorn
aan de klanten, als het veer door
mist of een storing niet kan varen?
Wordt er dan alternatief vervoer
geregeld? Uiteindelijk rolt er dan
een cijfer uit. Het bedrijf met de
meeste punten wint de concessie."
Angst dat de hogere tarieven tot
klantenverlies zullen leiden, heeft
de provincie niet. Middelbare
scholieren die zijn aangewezen op
de trein, zijn dezelfde bedragen
kwijt. Niemand zal er zijn werk
stormen en moeten de bladeren uit
de bomen in het water vallen. 'In
het voorjaar word ik rustiger
komen de bladeren aan de bomen
kan ik haar niet meer zien'. Het
voorjaar belet hem haar (amorata)
nog te zien want de zee roept; ook
kan het betekenen dat hij haar
aanwezigheid niet langer
verdraagt.
Uit de tekst valt op te maken dat
de zeeloods vaart in dienst van de
toeristen die naar het westen
varen (plezierboten, cruises?). Hij
moet ze wijzen op iets dat mooi is,
maar dat is heel moeilijk; 'het gaat
om iets dat je niet kunt zeggen het
mooie van dansen'. Ook de dichter
kent dezelfde onmacht: over alle
woorden is alles gevonden, maar
zegt hij verder in het gedicht: 'wat
ik leer er zijn ook woorden waar
helemaal niets over te vinden is ik
schat een paar honderd'.
Ondergang
Loods Zwart is weer naar zee,
maar de zee doet zich voor als
'gesmolten lood', waar hij 'als een
blauwe reiger' over zweeft. Dat de
zee hem gesmolten lood lijkt, komt
niet alleen door de stilte, dat
gebrek aan voorval. Wat is er dan
verantwoordelijk voor? Hij, de
zeeloods ziet iets wat de toeristen
niet zien, iets wat pijn doet. Hij
ziet onder andere als enige de
drenkeling, hij ziet de ondergang
van het 'Loodswezen'.
Ik moet mij beperken tot het begin
van het gedichtIk kan alleen
enkele lijnen uitzetten! enkele
motieven aangeven. Wat bij eerste
lezing meer op een verzameling
onsamenhangende woorden en
zinnen lijkt, blijkt bij
nauwkeurige lezing een weefsel te
zijn van herkenbare patronen.
Het is woordkunst in de vorm van
een cryptogram. De woorden zijn
losgezongen van hun emoties. Wie
het weefsel van woorden weet te
ontraadselen, ondergaat de
plezierige emotie een tekst vol
emoties terug te vinden.
voor opzeggen. En het
fiets-voetveer blijft toch de
kortste link tussen Walcheren en
West-Zeeuws-Vlaanderen.
Voor het veer wordt gerekend op
gemiddeld 2.350 fietsers en
voetgangers per werkdag, met
uitschieters in de zomer.
Onderzoek, uitgevoerd in
opdracht van de provincie, heeft
uitgewezen dat mensen bereid zijn
tot vijf gulden voor een overtocht
door Chiel Jacobusse
Ineens wie-ie er weer. Zo'n
ronddribbelende witte
kwikstaart die in de bebouwde
omgeving met recht als de eerste
lentebode wordt beschouwd. Al
heel lang geldt het
'paerdewachtertje' als een
typische boerenerfbewoner, maar
ook industrieterreinen en andere
bebouwing die niet te ver van het
open veld ligt zijn als biotoop in
trek. Het zal wel komen omdat
daar dankzij het microklimaat al
heel vroeg in het jaar insecten te
vinden zijn. Hoewel witte
kwikstaarten soms ook gewoon in
een woonwijk huizen, zoeken ze
toch bij voorkeur een wat rustiger
stekje op. In recreatieparken, die
in de vestigingstijd heel rustig
zijn, zijn vaker broedende
kwikstaartjes te vinden en
blijkbaar nemen ze het als de
drukte eenmaal op gang komt dan
maar voor lief. Van de kleine
insectenetende trekvogels is de
witte kwikstaart de eerste die bij
ons terugkomt.
Frappant was, dat op de dag dat
onze witte kwikstaart terugkwam
ook de eerste vliegen weer op de
houten schutting in de achtertuin
zaten. Vrij grote, roodbruin
gekleurde exemplaren, met
opvallende zwarte streepjes over
de vleugels. Het ging om
slakkendodende vliegen, een
vliegenfamilie die zich bij
voorkeur in de omgeving van open
water ophoudt. Behalve aan de
typisch getekende vleugels zijn ze
te herkennen aan hun
karakteristieke zithouding. Ze
zitten met de kop naar beneden,
met geknikte poten, een beetje als
een kat die zich gereedhoudt om
een prooi te bespringen. Hun
naam danken slakkendodende
vliegen aan het feit dat de larven
gespecialiseerd zijn in het opeten
van water- en moerasslakken. De
eitjes van de volwassen vlieg
worden één voor één in een
slakkenhuisje gelegd en als de
larve eenmaal uitkomt wordt de
slak opgegeten. Vervolgens gaat
te betalen. Als het veel duurder
wordt, valt de belangstelling zo
sterk terug dat er minder wordt
verdiend.
In vergelijking met de prijzen die
de veren op de Waddenzee
hanteren, is het beoogde
treintarief voor het veer
Vlissingen-Breskens schappelijk.
Texels Eigen Stoomboot
Onderneming, kortweg TESO,
vraagt voetgangers 8,25 gulden
voor een retourtje buiten het
seizoen en 10 gulden erbinnen.
Kinderen tot twaalf jaar en
65-plussers betalen de helft. Een
fiets meenemen kost vijf tot zes
gulden extra.
„Wij zitten in een heel andere
situatie dan de Waddeneilanden",
vindt Riet Beukert van de
fietsersbond ENFB. „Er zijn hier
zoveel mensen die familie aan de
overkant hebben, die er werken of
naar school gaan. Dat is niet te
vergelijken." Zij vindt het
toekomstige fiets-voetveer naar
verhouding te duur. „Als je met
een groepje aan de overkant wilt
gaan fietsen, ben je zo meteen
goedkoper uit, als je met je fietsen
op de auto door de tunnel rijdt.
Dat telt. De tunnel is voor
automobilisten een gigantische
verbetering, terwijl fietsers erop
achteruit gaan. Dat is niet logisch,
als je het fietsen als provincie wilt
stimuleren. En wat gebeurt er
straks, als de tunnel na dertig jaar
tolvrij wordt? Blijft er dan een
fiets-voetveer, waarvoor je nog
moet betalen? Je mag zulk soort
dingen niet zeggen, maar je moet
toch ook op de lange termijn
denken."
Tot begin 2003 kan het in elk geval
nog, het rondje Westerschelde.
de larve op zoek naar een meuwe
slak om die langzaam op te eten.
Er zijn veel slakkendodende
vliegen die enkele tientallen
slakken verorberen voordat ze tot
volwassen vlieg ontwikkeld zijn.
Onderzoek
In het buitenland is erg veel
onderzoek gedaan naar deze
insecten, om ze in te zetten bij
biologische bestrijding van
slakken. Pas sinds enkele jaren is
er een Nederlands boekje op de
markt waarmee de
slakkendodende vliegen op naam
te brengen zijn. Op naam brengen
is vooral van belang omdat veel
soorten zich gespecialiseerd
hebben op één bepaalde
slakkensoort. Sommige vliegjes
zijn zo klein dat je ze alleen vindt
door lege huisjes van de
gastheerslak te verzamelen in de
hoop dat daar na verloop van tijd
een verpopte larve van de
gezochte vlieg uitkomt. Maar onze
vangst betrof een soort die qua
grootte het midden hield tussen
een kamervlieg en een bromvlieg,
een flinke joekel dus voor vroeg in
het jaar.
De kwikstaart was duidelijk ook
op insectenjacht, want een paar
dagen lang zagen we hem geregeld
op kolibriemanier voor de stenen
muur van een grote schuur
hangen. Maar net zo snel als het
beest gekomen was, was-ie ineens
weer weg. Eerst steek je dat op de
winterse buien, maar ook toen het
zonnetje weer verscheen en de
eerste kleine vos tegen het raam
van het schuurtje fladderde, was
er nog steeds geen kwikstaart te
bekennen. Een kluwen veertjes in
de slootkant bracht de oplossing.
Kort na zijn aankomst was de
witte kwikstaart geslagen door
een roofvogel, naar alle
waarschijnlijkheid door de
sperwer die zich een paar keer per
week op strooptocht waagt in onze
buurt.
Bij verrassing
In zijn razendsnelle vlucht flitst de
sperwer geregeld tussen de huizen
door en al een paar keer heeft-ie
een spreeuw uit de struiken achter
de voertafel weggeplukt. Zoiets is
gebeurd voor je er erg in hebt,
want de sperwer zwenkt keer op
keer de hoek om. Vandaar dat-ie
zijn prooi ook altijd bij verrassing
weet te pakken. Juist in de
bebouwde kom is er zoveel
dekking dat de sperwer allang weg
is voordat je in de gaten hebt dat er
iets aan de hand is. Maar dikwijls
wordt zijn zwenkende vlucht
tussen de bebouwing de sperwer
fataal. Met zijn voorkeur voor
smalle doorgangetjes belandt de
vogel niet zelden tegen een raam
en daarbij bezwijken veel
sperwers aan hersenletsel. Ook
komt het herhaaldelijk voor dat ze
een loods binnenvliegen en de weg
terug naar buiten niet meer weten
te vinden. Zeker als er hoog
gelegen ramen zijn, blijft de
sperwer proberen om daardoor
naar buiten te komen, en als het
beest zich al niet te pletter vliegt,
blijft het opgesloten tot de
hongerdood er op volgt.
Ondanks die bedreigingen gaat
het de sperwer in onze contreien
behoorlijk voor de wind. Van een
schaarse wintergast is de sperwer
in de afgelopen decennia een
geregelde verschijning geworden.
En straks als de trek weer op gang
komt is het oplet ten geblazen.
Want tientallen sperwerpaartjes
blijven achter om in het Zeeuwse
te broeden.
Uit 'Loodswezen I'. Slibreeks nr. 73. Middelburg 1995
foto Ruben Oreel
Loodswezen I
Zomerfietsers voor de kassa van het veer Vlissingen-Breskens. foto Ruben Oreel