Als je zorg deelt, verminder je die burtsrigebiscl'*^ Te vroeg om vuulte te zaaien PZC 31 woensdag 3 februari 1999 door A. J. Snel Hij ziet zichzelf nog zitten aan de kant van de sloot. Gevangen in onmacht, angst en uitzichtloosheid Hoe het verder moest met zijn bedrijf? Hij wist het niet. Hij zag aankomen dat hij afscheid zou moeten nemen van zijn land, zijn paarden, zijn schapen, zijn herdershond. Dat zag hij als een nederlaag. Hij schaamde zich, want de generaties voor hem hadden toch ook moeilijke tijden meegemaakt en waren niettemin in staat geweest de boerderij in stand te houden en door te geven. Nu hij er jaren later op terugkijkt, komt Jo Crucq tot de slotsom: „Er is leven na de boerderij. Je kunt jaren in een heel diep dal zitten, maar je komt daar doorheen. Ik ben tenslotte in een situatie gekomen zonder eigen bedrijf, maar de boerderij, de schapen en de paarden zijn er nog. Een van mijns zoons heeft de boerderij overgenomen. Ik beleef het weer volop, ook al draag ik niet meer de verantwoordelijkheid." Crucq heeft zich de afgelopen jaren intensief beziggehouden met de Zelfhulpgroep Agrarisch Zeeland (ZAZ) die er is voor mensen die in de knel zitten binnen de agrarische sector. Een aantal jaren geleden wendde hij zich tot de groep om zijn hart te kunnen luchten. Nu bestaat zijn bijdrage vooral ook uit luisteren naar anderen die in de problemen zijn geraakt. Dat zijn er velen, denkt Crucq. „Maar het aantal deelnemers aan de groep blijft steken op tien. We moeten meer naar buiten treden om te laten weten dat we er zijn en wat we doen. En ik wil agrariërs die niet meer zien hoe het verder moet duidelijk maken dat ze er goed aan doen hun schroom te overwinnen. Praten helpt echt. Tenminste, als er geluisterd wordt. En dat doen we." Virus Jo Crucq, nu 67, kwam op de boerderij in Nieuw en St Joosland toen hij 25 jaar was. „Mijn vader, die ik opvolgde, had liever gewild dat ik onderwijzer was geworden. Daar zag ik niets in. Ik wilde boer worden. Het is een virus. Je hebt vrijheid en je opereert in de natuur en produceert door middel van de natuur. Hoe meer zorg je daaraan besteedt, des te meer resultaat je ziet. En ik heb nooit een baas willen hebben. Je moet van dit vak bezield zijn, ook al omdat je geen vrij kunt nemen op de momenten dat het jeschikt. Jemoet je voegen, je werk regelen naar het weer. Alles bij elkaar is dat uitdagend. Ik zou er, als ik jong was, weer voor kiezen, ondanks alle ups en downs." Die ups en downs heeft hij gekend. Het is jarenlang goed gegaan op het akkerbouwbedrijf dat hij uitbouwde van twintig naar veertig hectare. In het midden van de jaren tachtig.keerde het tij Crucq wedde een aantal malen op het verkeerde paard als het ging om de afzet van zijn producten en geleidelijk raakte hij verder in de min. ,,Je gaat lopen piekeren over de vraag of je het wel zult redden. En als je het niet red, wat zullen de familie en de buren er dan niet van denken dat je stopt op het bedrijf dat van generatie op generatie is overgegaan. Je spreekt jezelf moed in, want je bent toch van twintig naar veertig hectare gekomen en de kinderen hebben altijd aan van alles kunnen meedoen: paardrijden, voetballen. In die periode heb ik B-'J; Jo Crucq: „Het aantal mensen dat snapt wat het is om een boerderij te verliezen, is klein." de zaak herzien en wij zijn uit de moeilijkheden gekomen. Er was weer een stijgende lijn." Verlies In de jaren negentig ging het echt mis. Een buurtgenoot begon Crucq en zijn gezin hinderlijk te achtervolgen op een manier die valt te omschrijven als terreur. De stalking duurde jaren en mondde vier en een half jaar geleden uit in de dood van zijn vrouw die door die buurtgenoot om het leven werd gebracht. Op dat moment had Crucq zakelijk nog wel met zijn boerenbedrijf kunnen doorgaan maar mentaal was dat hem onmogelijk geworden. „Het was een vreselijke ervaring die gelukkig maar weinig mensen hebben. In de zelfhulpgroep komt iedereen met zijn of haar eigen verhaal. Dat is voor iedereen anders. Maar het is wel allemaal onder één noemer te brengen: verlies. Het verplicht afscheid nemen. Dat kan komen doordat een geliefde overlijdt, door financiële of gezondheidsproblemen en vaak een combinatie van die twee, door echtscheiding of door onteigening. Ik ken mensen met een bult geld, die toch ongelukkig rondlopen omdat ze hun bedrijf niet hebben kunnen voortzetten Met een boerenbedrijf is het zo dat je eraan begint met het idee dat je normaal de eindstreep zult halen en dan iets kunt doorgeven. Lukt dat niet dan krijg je te kampen met sehaamte en schuldgevoel, ook als je geen schuld hébt. Voor veel mensen is het moeilijk daarover te praten. Je directe omgeving wordt het beu steeds opnieuw te moeten aanhoren hoe moeilij k het isbij de bank kun je praten over financiële zaken, de landbouworganisatie geeft niet meer thuis als je je bedrijf hebt beëindigd. Dan is het van groot belang dat je mensen kunt vinden die kunnen aanvoelen wat je doormaakt. De zelfhulpgroep bestaat uit ervaringsdeskundigen die weten waar je het over hebt. Psychiaters weten er geen donder van want ze hebben het niet ervaren." Crucq erkent dat het fenomeen van onthechting en verlies niet is voorbehouden aan de agrarische wereld. „Iemand die bij De Schelde zijn werkkwijtraakt, lijdt daar ook onder. Maar toch is het van belang dat we een groep hebben met mensen uit de eigen kring van boeren. Je hebt te maken met een eigen cultuur. Er is het element van het erfgoed dat je kwijtraakt en dat heeft een werknemer bij een ander bedrijf niet. Dat wil niet zegen dat die het minder moeilijk heeft, maar de mogelijkheid om elkaar te helpen wordt vergroot, juist doordat je elkaar herkent in je achtergrond. We willen niet boven anderen uitsteken, daar gaat het zeker niet om. Maar het aantal mensen dat snapt wat het is om een boerderij te verliezen, is klein." Wateroverlast Het aantal dat hulp zou kunnen gebruiken is volgens Crucq groter dan omvang van de ZAZ zou doen vermoeden. Zeker na de afgelopen periode met veel wateroverlast. „Voor een aantal boeren is het een slecht jaar geweest dat ze maar zo vlug mogelijk willen vergeten. foto Dirk-Jan Gjeltema Maar er zullen er ook zijn die dat niet künnen vergeten. Die zich afvragen of het bedrijf nog wel perspectief heeft. De structuur van de grond is slecht, veel akkers zijn nog steeds nat en hier en daar zitten gewassen nog in de grond. Dat zal mensen aan het denken zetten, want je wordt ook geconfronteerd met een verdere liberalisatie van de markt, met steeds nieuwe regels, een stijgende grondprijs. Ik ben ervan overtuigd dat hier en daar heel wat afgetobt wordt door boeren die zich afvragen of ze het gaan verliezen en die dat als een nederlaag zouden ervaren. Je ziet de mensen met zo'n lange sik wel om je heen. Wij zouden die graag hulp willen geven, maar we kunnen ons niet opdringen. De mensen moeten wel zelf te telefoon oppakken en ons benaderen. Dat is vaak al heel moeilijk. Toch blijkt in de praktijk dat, wie de drempel eenmaal is overgestapt, veel heeft aan contact met lotgenoten. Op een vrijblijvende manier want niets is verplicht." Praktische hulp kan de ZAZ niet bieden. „Wij kunnen de financiële problemen van anderen niet oplossen. De boer of boerin moeten uiteindelijk zelf beslissen over de manier waarop ze de toekomst tegemoet willen treden. Of ze stoppen of nog doorgaan. Hoe ze met hun verlies omgaan. Aan de andere kant; de bank, de notaris en de sociaal-economisch voorlichter geven alleen advies. Wij kunnen iets anders bieden: begripook voor het feit hoe zwaar het is om beslissingen te nemen. Het gaat om het delen van leed en zorg en als je iets deelt, wordt het minder." De leden van de groep kunnen, als ze daar behoefte aan hebben, geregeld onderling contact zoeken, telefonisch of persoonlijk. Verder is er ongeveer elke twee maanden een bijeenkomst bij één van de leden thuis. Crucq: „Ik begrijp heel goed dat er schroom bestaat om naar anderen toe te gaan met zorgen die zo privé zijn. Zelf heb ik ook lang twijfels gehad. Juist omdat we begrijpen hoe moeilijk het is, proberen we mensen te bereiken. Als jezelf dooreen diep, dal bent gegaan, wil je anderen hulp bieden. Door te luisteren. Namen en telefoonnummers van leden van de Zelfhulpgroep Agrarisch Zeeland zijn op te vragen bij de Telefonische Hulpdienst Zeeland: 0118-615551. foto Dirk-Jan Gjeltema foto Willem Mieras door A. J. Snel Nu de structuur van de grond slecht is en de verwachtingen over de opbrengst van reguliere landbouwgewassen voor het komend jaar niet hoog gespannen zijn, zouden er best eens wat Walcherse boeren kunnen zijn die iets proberen met het beheer van akkerranden. In navolging van de Schouwse boeren die het project Zonnestraal hebben opgezet. Dat beheer gaat als volgt: akkerbouwers kunnen een vergoeding van de rijksoverheid krijgen als ze een strook van drie tot twaalf meter van hun percelen inzaaien met een mengsel van graszaad, granen, kruiden of bloemen. De maximale bijdrage is veertig cent per vierkante meter en komt dus uit op vierduizend gulden per hectare. Kees Bierens is dezer dagen in Gapinge naar een voorlichtingsbijeenkomst van de Dienst Landelijke Gebied van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij geweest om iets naders te vernemen over het beheer van de akkerranden, bedoeld ter verfraaiing van het landschap en versterking van de fauna. Nee, zélf zal hij dit jaar geen 'vuulte' zaaien. Hij ziet het liever nog maar eens even aan. Vraagtekens Bierens is namelijk niet zonder meer afwijzend, maar hij zet ook wel enkele vraagtekens. Als in de omgeving van voor normale productie bedoeld graszaad bloemzaad wordt gezaaid, kan dat ongewenste kruisbestuiving geven. En dan; de akkerranden nieuwe stijl kunnen wel eens een aantrekkelijke schuilplaats voor wild gaan vormen. „Terwijl de nieuwe wet op de flora en fauna de jacht op wild juist beperkt. Er kan dus extra wildschade optreden." Niettemin, hij denkt dat er bij collega's, zeker de jongeren, sprake kan zijn van een omslag in het denken. „We hebben er altijd naar gestreefd opdringend wortelonkruid aan de randen van percelen weg te krijgen. Dit akkerrandenbeheer is iets nieuws. Na 2000 krijgen we te maken met regels over teelt- en spuitvrije zones. Die zijn bedoeld om te voorkomen dat het oppervlaktewater teveel wordt belast met bijvoorbeeld kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen. Als die zones er toch moeten komen, is het misschien een redelijk alternatief om met die ingezaaide akkerranden te werken. Dan is er in ieder geval sprake van enige compensatie. En op zich is er niets tegen het landschap te verfraaien. In vind de percelen op Walcheren, waar sinds een aantal jaren bloemzaad wordt geteeld, ook mooi in het landschap." Waar hij wel een beetje beducht voor is: op wat langere termijn kan de overheid de hectaretoeslag en de vergoeding voor het akkerrandenbeheer als een pakket maatregelen gaan zien, waardoor het geheel een nogal dwingend karakter krijgt. Geen koploper Hoe dan ook, Bierens is er nog niet aan toe. „Ik zal geen koploper zijn. Als anderen ermee beginnen, kan ik het eens aanzien en navragen hoe het gaat. Ik ga het dus een beetje afkijken. Ik weet wel dat we in een omslagproces zitten, maar met mijn zestig jaar hoor ik toch nog tot de generatie die het liefst van kant tot kant een mooi gewas ziet. Dat heb je als je gevormd bent in het tijdperk van stimulering van de productie. Als de omstandigheden veranderen, verander ik wellicht nog wel mee. Ik veroordeel het dus niet. Maar zelf zou ik dit niet hebben verzonnen." Akkerbouwer C.J. Bierens (59) uit Grijpskerke heeft een bedrijf van dertig hectare en hij runt een minicamping. In deze bijlage doet hij we- kelijks verslag van zijn werk en wederwaardigheden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 31