Aalst heeft vele gezichten
PZC M
buitengebidtJ' w
De stad van
Boon en Daens
door het oog van wim riemens
O
woensdag 27 januari 1999
nagedachtenis aan Daens en
verder zijn pleinen en café's naar
hem vernoemd. Bij de plaatselijke
Toeristische Dienst (op de Grote
Markt) is een routebeschrijving te
krijgen voor een Priester
Daenswandeling door het
centrum van de stad.
Monumentaal
De Grote Markt van Olsjt wordt
omzoomd door een reeks
gebouwen, die allemaal
thuishoren in het Grote Boek der
Belgische Monumenten. Het
Schepenhuis uit 1225 met zijn
15de eeuwse belforttoren is een
flamboyant voorbeeld van de
laatgotische bouwkunst. Links
ervan bevindt zich de Borse van
Amsterdam, ooit het vleeshuis, uit
1630, nu een restaurant. Rechts
van het Schepenhuis staat het
stadhuis, opgetrokken in
verschillende bouwstijlen
variërend van rococo tot laat-
classicistisch. De gemeentelijke
diensten zitten in verschillende
gebouwen, die alle uitkomen op
een groot gekasseid binnenplein.
Het hele complex is nodig aan
restauratie toe. ,,En wanneer dat
gebeuren zal, dat valt niet te
zeggen", weet Jos Lambrecht van
de plaatselijke toeristische dienst.
„Alle gebouwen zijn
geclassificeerd als monument en
dat betekent dat
restauratiemiddelen van andere
overheden moeten komen. In
België is dat toch vaak een groot
probleem."
Midden op het marktplein staat
een groot bronzen beeld dat Dirk
Martens - de zwarte man -
voorstelt. Martens was de eerste
boekdrukker in de lage landen en
leefde en werkte van 1446 tot 1534
in Aalst. Originele drukken van
Martens worden sinds jaar en dag
gekoesterd in het stedelijk archief.
Model
En dan hebben we nog Louis Paul
Boon (1912-1979), de schilder
schrijver, die de stad Aalst en
omgeving - al dan niet herkenbaar
- in zijn boeken beschreef. Die zijn
Jan de Lichte op de Aalster markt
liet executeren, die zijn Daens
door de industriestad liet
banjeren, die in zijn Zwarte Hand,
het anarchisme in de stad liet
tieren in de vorige eeuw en zijn
Ondineke over de
Kapellekensbaan naar de Kapel
van Onze Lieve Vrouw ter Muren
liet wandelen. De
Kapellekensbaan ligt er nog
steeds.
Boon is dit jaar twintig jaar dood.
In die ti j d is Aalst er niet lelijker op
geworden. Het Begijnhof, deels uit
1261, deels modern is de voorbije
jaar flink opgeknapt. Zo ook het
op een kasteel lijkend station
(1852) en het Oud-Hospitaal. De
gereanimeerde stad maakt zich
dan ook op om de komende
maanden de grote schrijver op
gepaste wijze te herdenken. Eerst
staat er iets anders op de agenda.
Carnaval en dat kunnen ze in Olsjt
zeker zo goed vieren als in het
Limburgse Maastricht. De
Ajuinen (Aalster spotnaam
vanwege de uienteelt) verwachten
zondag 14 februari dat zeker zo'n
honderdduizend feestgangers hun
opwachting zullen maken in de
stad.
En dan hebben we het nog niet
gehad over Jefkesbal, het
Katrienenbal, de Jaenettenstoet
en andere festiviteiten die nog
volgen. Want feesten, dat kunnen
ze ook in Olsjt.
door Conny van Gremberghe
Het tussen Brussel en Gent
gelegen Aalst is een stad met
vele gezichten. Een industriestad,
zeker, maar ook een plaats met een
statige binnenstad. Volgestouwd
met monumentale panden die de
hoogbejaarde leeftijd al lang
achter zich hebben. Aalst is een
krappe stad, waar de Dender zich
kronkelend een weg zoekt naar de
Schelde, maar waar ook een
stadspark, het Osbroek, te vinden
is dat in oppervlak vele andere
Vlaamse stedelijke parken
ruimschoots overtreft. Aalst is de
stad van Jan de Lichte, van Pieter
Daens, van Dirk Martens en
vooral van Louis Paul Boon, de
tedere anarchist, die zijn Olsjt een
plaats gaf in de Nederlandstalige
literatuur.
Aalst op een doordeweekse dag. In
bijna alle straten rond het
centrum zijn vrouwen in de weer
met emmers en bezems. Dampend
water met een goede scheut chloor
erin golft over de trottoirs en
klinkers. En schuren dat ze doen,
de vrouwen, de mieren, de
waardin van café Ajuin, de
werksters van koffiehuis Daens,
de Hoorn, Brussels City en het
Landhuis. Er wordt gewerkt en
gewinkeld in de tweede stad van
Oost-Vlaanderen. De stad met zijn
76.000 inwoners reutelt, kucht en
kreunt. Het verkeer, de walmende
amylumfabrieken aan de Dender
en de grote Electrabelcentrale aan
de stadsrand zorgen voor een niet
aflatend geluid.
Alleen in de kolossale Sint-
Martinuskerk, in het hart van de
stad, is het stil. De enorme
kruiskerk uit 1480, een onvoltooid
werkstuk van de
kathedralenbouwers De
Waghemakere en Keldermans -
die in hun tijd ook als
bouwmeester fungeerden van
gebouwen in het Zeeuws-Vlaamse
Hulst - is de trots van Aalst. En dat
mag ook. Al mag er geen hoge
toren op het bedehuis prijken, het
is en blijft een schoon voorbeeld
van de Brabantse hooggotiek.
Boven de hoofddeur prijkt een
enorm Van Peteghemorgel tot aan
het dek. Koor, dwarsschip en
zijkapellen zijn rijkelijk versierd
met barokke altaren. Oude
meesters hangen aan de wanden.
De kunstcollectie van de kerk telt
meer dan vierhonderd werken met
als meesterwerk een schilderij van
Rubens, Christus die de heilige
Rochus aanstelt tot patroon van
de pestlijders.
Temidden van deze rijkdommen
droeg de Aalster pastoor Adolf
Daens (1839-1907)in 1873 zijn
De luchtfoto van Wim Riemens
in Buitengebied van vorige
week bood voor veel lezers
voldoende herkenningspunten om
vast te stellen dat hel om Sas van
Gent gaat. Dorp op de grens van
Nederland en België, aan het
kanaal Terneuzen-Gent. Bezien
vanuit de Zeeuwse schaal een
industriecentrum van enige
betekenis; ook na het verdwijnen
van de roemruchte suikerfabriek -
op het terrein komt mogelijk een
grote dumpzaak voor restpartijen
merkartikelen - zijn er nog heel
wat fabrieken en bedrijven
aanwezig. Sas van Gent vormt in
industrieel opzicht het eind van de
Kanaalzone Zeeuws-Vlaanderen.
De industrialisatie gaat over de
grens naar Gent in verhevigde
mate verder.
De omschrijving dorp is in feite
niet juist. Sinds 1645 mag Sas zich
een stad noemen. De plaats
ontleent haar naam aan een sluis
(sas) aan de monding van een
kanaal van Gent naar zee. Dat
kanaal kwam er na goedkeuring
van keizer Karei V in 1549 en
eindigde op enige afstand van de
Graaf Jansdijk. Er was nog geen
sluis; lading uit schepen moest
over de dijk worden gedragen en
opnieuw worden verscheept.
Kareis zoon Philips II gaf
toestemming voor het maken van
een sluis, die in 1563 gereed kwam.
De sluis begaf het echter al gauw,
zodat er in 1564 een nieuwe sluis
aangelegd moest worden, die in
1567 klaar was.
Gent legde rond de nieuwe sluis
een versterking aan in de vorm van
een rechthoekige schans met vier
bastions. Die werd in 1572 door de
Geuzen verwoest, waarna de
Spanjaarden een nieuwe
verdedigingslinie bouwden. In
1644 veroverde Frederik Hendrik
de vesting. Er is door grondige
sloop weinig meer van de vesting
over gebleven. In 1827 werd het
kanaal doorgetrokken tot
foto's Peter Nicolai
eerste mis op. Voor in de kerk
zaten de rijken, verder naar
achteren steeds armere zielen. De
mis verliep zonder incidenten. Dat
zou later wel anders worden.
Daens woonde en werkte in
Vlaamse industriestad, waar
Franstaligen de dienst
uitmaakten en het volk uitmolken
zoals in de 19de eeuw gebruikelijk
placht te zijn. Daens trok zich de
erbarmelijke leef-en
werkomstandigheden van de
gewone mensen zeer aan. Op
zichzelf had dat geen problemen
op hoeven leveren, maar toen
Daens zich in 1893 aansloot bij de
Christene Volkspartij die zijn
broer Pieter had opgericht,
drongen notabelen uit Aalst en
Brussel onmiddellijk bij de
kerkelijke instanties aan om
Daens in de ban te doen. De Gentse
bisschop durfde het in eerste
instantie niet aan om de bij het
volk zo populaire priester
politicus aan banden te leggen.
Zo'n ingreep zou het volk naar de
Aalst
socialisten jagen en daar zaten de
prelaten ook niet op te wachten.
Daens bleef preken in de
Martinuskerk, maar toen hij zijn
welgestelde parochianen
nadrukkelijk meegaf dat 'de
arbeider slaaf noch bedelaar mag
zijn en een vrij en een welvarend
man moet wezen' werd de druk op
de kerkvorsten behoorlijk
verhoogd. Het gevolg van alles
was dat Daens priester blijven
mocht, maar in geen enkele kerk
meer missen mocht lezen. Zelfs
verbood bisschop Schillemans
hem het priesterkleed te mogen
dragen. Daens mocht enkel nog in
de kapel van het Oud-Hospitaal,
nu het stedelijk museum, zijn
gebeden prevelen.
Veel plaatsen in de stad
herinneren nog aan de priester
politicus, de leider van de
Daensisten. In het stadsmuseum
in een tentoonstelling van hem,
zijn broer en hun beweging
ingericht. Op De Werf staat een uit
1957 daterend beeld ter
Terneuzen en rond de
eeuwwisseling verbreed en
verbeterd. In 1968 werd een
opnieuw verb'reed en verbeterd
kanaal officieel in gebruik
genomen door koningin Juliana
en koning Boudewijn. In hel kader
van de kanaalverbreding
verdwenen de sluiswerken bij Sas
van Gent.
De drie winnaars zijn: L. Baert,
Terneuzen, B. van 't Westende,
Sint-Jansteen en F. G. Tollenaar,
Sluiskil. Zij ontvangen een
waardebon. Er is weer een nieuwe
opgave, die luidt: wat is de naam
van de buurtschap op de foto van
Wim Riemens? Oplossingen
kunnen uiterlijk zaterdag 30
januari worden gezonden naar:
redactie PZC, Buitengebied,
postbus 18, 4380 AA, Vlissingen,
of fax 0118-470102 en e-mail kan
ookredactie@pzc.nl. Onder de
inzenders van goede oplossingen
worden drie waardebonnen
verloot.