In het rijk van verbeelding
Mollen houden
geen winterslaap
PZC
Van Liere probeert
het nog één keer
natuurjournaal
buitengebied
zee land
Strandpaviljoen
door Chiel Jacobusse
In de winter ligt het leven van
bovengronds levende insekten
en andere kleine dieren
grotendeels stil. De dieren zijn in
winterslaap of, wat nog vaker
voorkomt; ze zijn voor de winter
afgestorven en de nakomelingen
brengen de winter door in de vorm
van eieren, poppen of cocons.
Ondergronds ligt dat heel anders.
Het bodemleven ligt weliswaar
voor een deel stil, maar voor een
flink deel van de bodembewoners
gaat het leven gewoon op de
normale voet door, winter of niet.
Vandaar dat een notoire
consument van bodemdieren als
de mol het ook zonder winterslaap
kan stellen. Molshopen
verschijnen niet zelden in de verse
sneeuw, hoewel niet in dezelfde
hoeveelheid als in de zomer.
Etages
Regenwormen vormen de
belangrijkste prooi voor de mol en
die graven zich dieper in naarmate
het kouder wordt. Voor de mol is
dat geen probleem, want een
gangenstelsel omvat eigenlijk drie
etages. Bronstgangen liggen
direct aan de oppervlakte en zijn
herkenbaar als een broos aarden
tunneltje tussen het gras. Niet
zelden kan men de mol volgen bij
het graven van zo'n bronstgang.
Dat gebeurt trouwens niet alleen
in de paartijd, maar ook als de mol
om andere reden opgewonden is.
De snelheid waarmee de mol
graaft is ronduit
verbazingwekkend. Een
bronstgang wordt soms gemaakt
met de snelheid van een
voetganger, zo'n vijf kilometer per
uur. Op een diepte van zo'n vijftien
tot twintig centimeter ligt de
tweede etage van het
gangenstelsel, en die staat via
schuin aflopende of verticale
gangen in verbinding met het
onderste gangenstelsel. Dat ligt
een flinke spadesteek diep, maar
niet zelden zijn er neerwaartse
uitlopers tot meer dan een meter
onder het maaiveld.
Levende voorraad
Voordat de winter begint legt de
mol een voedsel voorraadje aan.
Dat bestaat uit verse
regenwormen, waarvan de kop
wordt afgebeten. Ze worden in
elkaar geknoopt en opgeslagen in
een ondergrondse holte, met soms
meer dan duizend bij elkaar.
Overigens is het niet helemaal
duidelijk of de opslag van
regenwormen een reactie is op de
overvloedige aanwezigheid van
prooien in het najaar, of dat het
een soort voorzorgsmaatregel is
voor eventuele winterse
schaarste. In ieder geval komt het
herhaaldelijk voor dat de
voorraad niet hoeft te worden
aangesproken. De wormen
krijgen dan een nieuwe kop en
weten zo uit de voorraadkamer te
ontsnappen.
De meeste molshopen zij n te
vinden als het in de zomer
langdurig droog is. In natte
perioden zijn de regenwormen zo
actief dat de mol al voldoende eten
weet op te scharrelen door
voortdurend zijn meer dan
honderd meter lange
gangenstelsel door te lopen. Dat
kan de mol trouwens zowel voor
als achteruit, want de
mollenvacht heeft geen 'wreef';
dat wil zeggen dat de haren niet
één bepaalde kant opstaan.
Als het langdurig droog is, zit er
weinig beweging in het
bodemleven, zodat de mol
gedwongen is om voortdurend
nieuwe gangen te graven om aan
de kost te komen. Het beest
beperkt zich trouwens niet tot
regenwormen; ook engerlingen,
emelten, pissebed den en allerlei
andere bodemdieren worden wel
verorberd.
De voorpoten van mollen hebben
veel weg van kleine
mensenhandjes. Misschien is dat
samen met de verborgen
ondergrondse levenswijze wel de
reden dat er zoveel volksverhalen
over mollen bestaan. Een
mollenrit die vlak langs of zelfs tot
onder een huis loopt, werd
beschouwd als een kwaad
voorteken voor de bewoners, maar
een rit die naar een huis toeloopt
betekende juist dat er binnenkort
een bruiloft gevierd zou worden.
Een beurs die van mollenbont
gemaakt is, raakt volgens het
volksge loof nooit leeg, en wie zich
tegen jichtaanvallen wil
beschermen moet een mollentand
meedragen in een zakje op het
lichaam. As van een verbrande
mol werd beschouwd als probaat
middel tegen vallende ziekte.
Bijziend
Het spreekwoord 'zo blind als een
mol' is niet zomaar uit de lucht
komen vallen. De ogen van een
mol liggen diep verborgen tussen
de vacht en het beest is inderdaad
zwaar bijziend. Daar staat
tegenover dat de tastzin beter
ontwikkeld is dan bij enig ander
inheems zoogdier. Verspreid over
heel het lichaam heeft de mol
papillen die voorzien zijn van
uiterst gevoelige tastharen. Ze
kunnen zelfs op enige afstand een
passerende regenworm voelen en
ook de geur is bijzonder goed
ontwikkeld. Allerlei kleurrijke
volksverhalen over de mol mogen
dan achterhaald zijn; al met al
blijft het een wonderlijk beest.
woensdag 27 januari 1999
foto archief Wim Riemens
door Lou Vleugelhof
Het strandpaviljoen zat vol
verdronken mensen. Dit zou
de eerste zin kunnen zijn van een
journalistiek verslag over een
scheepsramp. Maar erg
waarschijnlijk is dit niet, want
ergens klopt de mededeling niet
met dè werkelijkheid; verdronken
mensen zitten niet meer en zeker
met aan tafeltjes in een
strandpaviljoen. Als openingszin
van een roman zou de mededeling
iets waarschijnlijker worden. In
een roman kan immers veel meer
dan in de werkelijkheid.
Verbeelding kan de werkelijkheid
ver overtreffen ook al denken we
soms dat het andersom is en
zeggen we dat iets niet te filmen is
of te gek voor woorden. Deze
openingszin zou een vreemd begin
zijn van een roman, maar wel
intrigerend. De lezer zou
onmiddellijk verder lezen, omdat
hij verwacht dat de schrijver zo'n
cryptische openingszin in het
verloop van zijn verhaal verder zal
openleggen.
Maar de lezer moet zich aan de
feitelijke tekst houden. En die
feitehjke tekst is een gedicht. Dat
kan hij eenvoudig constateren aan
het feit dat de tekst uit zes strofen
van drie regels bestaat. Het is dus
een gedicht dat opent met de zin
dat het strandpaviljoen vol
verdronken mensen zit. De dichter
legt dat helemaal niet uit, hij
maakt niets aannemelijk of
begrijpelijk. Dat laat hij over aan
wie hem lezen wil. Dat maakt het
voor de lezer ongemeen boeiend,
hij creëert het gedicht opnieuw.
In de normale dagorde van de taal
verwachten wij dat alles rationeel
verantwoord of minstens
invoelbaar is, buiten die dagorde,
in de 'onorde' van de poëzie kan
veel meer, kan in principe alles.
Daarom is poëzie ook de moeder
van de vrijheid en is onze rationele
omgangstaal dikwijls de vader
van twist, ruzie en oorlog.
Dichtbij
Ik zeg dit, voor sommigen
misschien te stellig, om
duidelijker te benadrukken dat de
verbeelding mogelijkheden
schept waar de werkelijkheid niet
van dromen kan als zij dromen
kon.
Toch staat de verbeelde
werkelijkheid dikwijls veel
dichter bij de werkelijkheid van
uur en feit dan men vermoedt.
Voor de dichter Meindert
Inderwisch die in Vlissingen
woont en uitbater is van het
Strandpaviljoen (van gedichten
komt in Nederland nog steeds
geen brood op de plank) ligt de
verbeelding heel dicht bij de
werkelijkheid.
Wie ooit in storm en regen
voortgestriemd werd als door een
scherpe zandstraal en zich langs
het strand voortkromde onder de
drumslagen van de branding,
moet uiteindelijk terecht komen
in het Strandpaviljoen. Hij valt
daar binnen helemaal aan zijn
einde als een ontredderde vogel in
de verdoving van de luwte en in
het gezelschap van andere wezens
die al even stil en wezenloos lij ken
een troepje drenkelingen die
elkaar levenloos aanstaren.
Geen wonder dat de dichter die
deze ervaring kent, het
strandpaviljoen plotseling vol ziet
met verdronken mensen. De
verbeelding van de dichter die
men al snel geneigd is
absurdistisch of surrealistisch te
noemen, ligt veel dichter bij de
realiteit dan interpretatoren soms
denken. Befaamd in dit opzicht
zijn de beroemde regels van Paul
Celan in zijn gedicht Todesfuge
(Dodenfuga) 'Schwarze Milch der
Frühe wir trinken sie abends wir
trinken sie mittags und morgens
wir trinken sie nachts wir trinken
und trinken...'. Talloze
interpretatoren gaven hun
'geniale' visies op de mysterieuze
zwarte melk van de morgen, de
middag, de avond en de nacht, tot
Paul Celan meedeelde dat de
Zwarte Melk de soep was
waarmee hij en zijn
medegevangenen hun leven
rekten in de Duitse
concentratiekampen. Met deze
ene metafoor had hij de gruwel
van de concentratiekampen niet
beter kunnen treffen; melk, de
het strandpaviljoen
zat vol
verdronken mensen
het heeft wel iets
verdronken zijn
kil en definitief
stille open ogen
slierten haar
natte kleren
aandoenlijk
zoals ze zaten
tafels met ruitjeslakens
toen ik je mond kuste
leek het even
of je glimlachte
de zon gaat onder
het wordt kouder
ik blijf zolang mogelijk
Meindert Inderwisch
uit; Romantische Gedichten 1985
eerste en zuiverste voeding van de
mens, de moedermelk, die
dodelijk zwart was geworden.
Voeding ten leven werd voedsel
ten dode.
Nuchter
De dichter is niet gewoon om de
mensheid altijd even fraai en
levend voor te stellen. Hij is daarin
geen uitzondering. Hij ziet
mensen zoals ze zij n of ook zijn, als
verdronkenen. Dan constateert hij
heel nuchter, bijna met
instemming, dat het wel iets heeft
om zo verdronken te zijn. Er zit
wel iets in om zo definitief stil te
zijn. Kil en met de stille ogen open
met druipende haarslierten daar
te zitten, onbekommerd en
onwetend. Geen afstotend, maar
een aandoenlijk tafereel, dat zich
aftekent aan al die tafels met
kleurige ruitjeslakens, zo
schilderachtig normaal en
gewoon.
Deze ervaring is hier de metafoor
geworden voor de mens, gezien
vanuit zijn prijsgegevenzijn aan
de dood, samen, allen zonder
uitzondering. Menselijk „Da-sein
ist Sein zum Tode", zei de filosoof
Heidegger. De dichter sluit
zichzelf niet uit; hij is getuige
maar tevens deelnemer. Zelfs het
liefste dat hij heeft, de geliefde,
ontkomt niet aan dit panopticum
van de dood. Maar toch, even
glimlacht zij, als hij haar kust,
maar de glimlach is maar
gelijkenis. Zonder haar en met al
die doden wordt de dag kouder. De
dichter blijft bij haar zolang hij
kan. Dit strandpaviljoen is geen
surralistische droom zonder
realiteitsgehalte, maar een aan de
realiteit ontleende metafoor die
een weggeschoven deel van de
werkelijkheid als bij toverslag aan
het licht brengt. „Ik blijf zolang
mogelijk", zegt de dichter, Het is
de enige mogelijkheid die de mens
gegund zijHet blijft een
mogelijkheid.
door Harmen van der Werf
Nog één keer probeert hij het,
burgemeester C. J. van Liere
van Sluis-Aardenburg. Pakweg
drie weken geleden is zijn fiets
gestolen. Niks bijzonders, zou je
zeggen. In Nederland worden
jaarlijks enkele
honderdduizenden fietsen gepikt.
Zelden wordt er ééntje
teruggevonden. Ze verdwijnen in
'het circuit'.
Maar Van Liere is een geval apart.
Hij neemt de dingen niet zoals ze
zijn. Hij verkiest de aanval, als het
om de publieke zaak gaat, maar
ook als zijn privé-belang is
geschaad. Op klaarlichte dag is
zijn fiets 'meegenomen'. Het
vehikel stond naast het stadhuis,
het Belfort, in Sluis. Op woensdag
6 januari is het gebeurd. Van Liere
weet het nog precies.
„Ik dacht eerst: dit is een grap, een
stunt. Zoals ze ook de stoel van de
commissaris van de koningin in
Friesland hebben gestolen, om 'm
enkele weken later gewoon terug
te geven." Hij informeerde bij de
carnavalsvereniging in
Aardenburg. „Een erg actieve
club." Maar tevergeefs. Ze wisten
van niks. „En als het wel zo was
geweest, een carnavalsgrap, dan
had ik daar geen moeite mee
gehad. Ik ben wel in voor zulke
dingen."
Verzekerd was de fiets niet. Dus
Van Liere moest wel wat anders
verzinnen. „De volgende dag,
donderdag 7 januari, zou er een
grote groep Vlaamse journalisten
naar Sluis komen, op een
nieuwjaarsbijeenkomst van de
middenstandsvereniging van
Sluis. Dat loopt altijd gesmeerd."
Stunt
Die gelegenheid greep Van Liere
aan om een stunt uit te halen, dus
toch een stunt. De Euro was net
C. J. van Liere, burgemeester van Sluis-Aardenburg, op een willekeurig rij wiel...hé, dat is die man van die be
loning voor z'n gestolen fiets... foto Charles Strijd
achterin de vijftig centimeter of
begin zestig centimeter.
Maar niet alleen de framehoogte is
helemaal op Van Liere's postuur
afgestemd. Ook de wielen, de
spaken, de lengte van de buizen.
„Alles moet op maat zijn. Met
minder wil ik geen genoegen
nemen. De zadelpen omhoog
zetten of de stuurpen. Daar begin
ik niet aan. Het moet maatwerk
zijn."
Zo'n twee miljoen mensen moeten
inmiddels weten dat Van Liere zijn
fiets kwijt is. Op straat is hij er al
vaak op aangesproken of mensen
wijzen hem na. „Hé, dat is die
burgemeesterMaar z'n fiets
heeft hij er nog niet mee terug. De
drie tips die hij telefonisch heeft
gekregen, waren op z'n hoogst
bronskleurig. De gouden moet nog
komen. Een man uit Oost-
Souburg belde over een fiets die
uit een vaart was gevist. Bleek een
Gazelle te zijn met een
framehoogte van 'slechts' 66
centimeter. In Aardenburg had
iemand een 'buitengewoon grote'
fiets zien staan. Die was het ook
niet. En in Sluis dacht een bakker
in een rode Sparta de fiets van Van
Liere te herkennen. „Maar de
mijne is groen en van het merk
Snel."
Via de Klub van Lange Mensen
(KLM) is Van Liere bij die
speciaalzaak in Utrecht terecht
gekomen. Snel zat in het bestand
van de KLM. De eigenaar is zelf
bijna twee meter. Hij weet wat
lange mensen wensen, als het om
fietsen gaat. Snel maakt niet
alleen fietsen op maat voor lange
mensen of zwaarwichtige. Ook
voor speciale reisfietsen kun je er
terecht. Kortom: voor fietsen die
een extra stootje kunnen. En
logischerwijs aan de prijs zijn. Van
Liere betaalde voor zijn gestolen
voertuig ruim 2.500 gulden. Zo
langzamerhand begint hij eraan te
twijfelen dat hij 'm ooit terug
krijgt. „Ik wacht even de reacties
af en dan zal ik toch weer één
moeten bestellen."
Van Liere heeft een prachtige
BMW, maar voor 'kleine ritjes' in
de gemeente laat hij die thuis.
„Het is hartstikke mooi om in het
voorjaar 's avonds naar
bijvoorbeeld een
dorpsvergadering te fietsen. Naar
Aardenburg, Eede of welke plaats
in de gemeente dan ook, het is
allemaal goed te fietsen."
officieel geïntroduceerd. En Sluis
is met al die kooplustige Belgen
een echt Euro-stadje. Zo kwam hij
op het idee als eerste Europeaan
een beloning in Euro's uit te loven,
100 Euro voor degene die zijn fiets
zou terugbrengen.
Het werd een succes, althans: de
oproep haalde vrijwel alle
Belgische kranten. Ook de PZC
pakte het op, maar maakte er - in
alle verwarring over de waarde
van de Euro - een beloning van 200
Euro van. „Vervolgens heb ik het
daar maar bij gelaten. Omroep
Zeeland belde me na het PZC-
bericht. Toen kon ik toch moeilijk
terug."
Het populaire Vlaamse televisie
programma Man bijt Hond liet de
burgemeester ook nog door Sluis
rijden, op de kleinste fiets die er te
krijgen was. Want dat is het
bijzondere van Van Liere's fiets,
waarom hij ook actie heeft
ondernomen, zijn fiets is
abnormaal groot.
Op maat
Van Liere (1,96 meter lang) heeft
'm speciaal laten bouwen. Op
maat. Bij rijwielspeciaalzaak Snel
in Utrecht. Zijn frame is 72
centimeter hoog, wat
uitzonderlijk is. Normale fietsen
hebben een framehoogte van
Een mol, gesnapt op een van zijn schaarse bovengrondse momenten.
foto Chiel Jacobusse