Van Veen bouwt geen monument voor Van Veen Bep van Klaveren leefde in de ring PZC Meer dan alleen een theatermens reportage 27 zaterdag 23 januari 1999 De bossen bij Zeist. De temperatuur is van streek en de seizoenen kennen hun plek niet meer. Is het herfst, lente of toch een extreem zachte winter? Hetzelfde lijkt op te gaan voor Herman van Veen. Bijna dertig jaar in het vak, de vijftig al weer even voorbij. Toch kan je theatermaker, kinderboekenschrijver, cabaretier, weldoener en levensgenieter Van Veen moeilijk voorzien van het etiket 'veteraan'. Hij toert als geen ander rusteloos door het nieuwe Europa, zich moeiteloos bedienend van Frans, Duits en Engels. ,,Ik zie het ouder worden als een verschrikkelijk schitterend proces." Ik kom telkens terug bij mijn jeugd in Utrecht. Arbeiders breken de straat op omdat er een nieuwe riolering moet ko men, en ik ben vier. Die straat wordt een grote zandbak. Puur feest. Die straat wordt er met de dag mooier op. Elektri sche kabels, je kunt er in verdwijnen, het wordt een woestijn. Je ziet dus voor het eerst in je leventje dat de stad een relatie heeft met de aarde eronder. En dan plavei en diezelfde arbeiders na verloop van en kele dagen je straat weer dicht voor iets, waarvan jij en ik weten dat het geen enke le betekenis heeft: een weg waarop auto's van links naar rechts rijden. Alles wat essentieel iszoals het schelpen- zand onder het wegdek, speelt geen enke le rol meer voor de vluchtigheid die we realiteit noemen. Terwijl het wezen dei- dingen wordt ontkend. En dan kun je je afvragen: Is dat alles? Ik vertel je dit beeld omdat ik het gevoel heb dal we te weinig stilstaan bij de essentie van het bestaan. Zo valt de aarde, maar ook de mens ten prooi aanverrotting. Ik zie het ouder wor den als een verschrikkelijk schitterend proces. Maar ga mij niet vertellen dat het romantisch is. Het is meedogenloos. D'r blijft gewoon geen fuck van je over. Voer voor maden. Dat proces schrikt mij niet af, ik neem het waar. Dat is ook met mijn leven het geval. Als ik in New York, Berlijn of waar dan ook optreed, dan ben ik me pijnlijk be wust van de achterkant van de achter kant. Vraag mij niet het leven te romanti seren. Ik weet altijd hoe duister het óók is. Als ik in New York speel (waar ik inmid dels ook honderd of tweehonderd voor stellingen heb gedaan) kruipt die achter kant door de kieren van het theater: je moet er kakkerlakken doodmeppen voor dat je het toneel op kan, de verwarming repareren, ramen openbreken. Daar word je niet vrolijk van en toch ambieer ik het daar iets te laten zien, of te zingen over het - tussen aanhalingstekens - wonder. Zingen Zingen is zó belangrijk voor me. Niet om dat ik een klassieke training heb genoten en werd klaargestoomd voorde Opera van München. Maar omdat het een direct con tact met medemensen mogelijk maakt. We hebben afgeleerd elkaar aan te raken. Kijken mag, mits discreet. Maar een stem slaagt erin zowel intellectueel vermogen over te brengen als gevoel te transporte ren. Menselijk of dierlijk geluid is niet niks. We produceren het langs fysieke weg en het komt ook fysiek bij ons binnen. Als je jestem 'objectief' gebruikt, bijvoor beeld om Donizetti of Mozart te zingen, dan ben je gebonden aan soms al eeuwen lang geldende wetten. Ik leerde tijdens de opleiding een 'groot geluid' te ontwikke len. Dan ben je als het ware een kathe draal, waarin de gevoelens van een ander verklankt. Bij kerels zoals ik ben je overgeleverd aan hun gebreken. Je krijgt als luisteraar te maken met mijn onzekerheid, mijn stupi diteiten, met wat ik voel. Het is vaak niet in evenwicht. Dat komt doordat je te ma ken hebt met de 'dagprijs' van de zanger. Wat je hoort is een momentopname. Als je in de tijd van Schubert of Schumann de beschikking had gehad over opnameap paratuur, zouden we ook iets anders heb- ben gehoord. Nu werd het eerst genoteerd, vervolgens geïnterpreteerd, tenslotte ge controleerd. Maar als ik zacht durf te zin gen, hoor je de echte Van Veen. Daar ben ik meer in thuis dan in alles wat ik hard, hoog of snel doe of probeer te maskeren in een beetje ingewikkeld instrumentaal ar rangement. Veel mensen die me van mijn platen kennen, kunnen zich geen voor stelling maken van de hardheid van mijn theaterwerk, weten niet da't ik die klas siek getrainde 'grote' stem op het toneel gebruik om potentaten neer te zetten. Schipbreuk Toen ik 25 jaar geleden begon met theater maken in andere taalgebieden, besefte ik niet waar mijn reis me heen zou voeren. Ik liep al sinds mijn jeugd rond met het idee dat ik ooit zo zou worden als de stripheld Kapitein Rob, die de zeilen hees.maar ik heb geen beeld gehad wat er zou gebeu ren. De eerste keer, in het Duits, had ik geen benul wat ik stond te doen. Ik sprak het Duits dat me op school was aangereikt en ik dacht alleen maar: mijn mond zegt dingen die ik absoluut niet ervaar. De woorden kwamen niet los van mijn lijf en op het moment dat ik erover na begon te denken, verloor ik de grip op mijn hande len. Kapitein Rob leed schipbreuk. Pas jaren later kwam de ambitie terug, nadat ik Duitse woorden had gesprokkeld bij vrienden thuis, op filmsets en zo, op vakantie, met kinderseries die in het Duits werden vertaald. Die nieuwe woor denschat heb ik toen gebruikt om mezelf wel verstaanbaar te maken in het theater. Dat proces heeft zich later herhaald met het Engels, het Frans en het Zuid-Afri kaans. Ik heb een eigen Engels, een eigen Duits en een eigen Frans ontwikkeld. Het zijn mijn woorden. Ik kan pas nu zeggen: 'Je t'aime'. Vroeger niet. Ik had nog nooit iemand 'ge-t'aime-d, getemd'. Begrijp je? Hoe moest Toon Hermans ooit, waar dan ook ter wereld, uitleggen wat een thee muts is? Terwijl ik al zit te grinniken als hij het uitspreekt. Dat heeft te maken met dat wij Nederlanders weten wie Tante Saar is. wat 26-bis is, dat de thee kwam uit onze vroegere kolonie Indonesië, wat de trommeltjes van Verkade inhouden. We kunnen ons identificeren met dat ding. We hebben als kleuters een theemuts op het hoofd gehad, 'm mee naar buiten ge nomen als we koude handen hadden. Dat is iets voor ons. Maar toen ik bij mijn de buut in New York dacht: ik neem een stuk je Nederland mee het theater in, begrepen ze daar niet wat ik met een paraplu stond te doen. Frictie Waarom is mijn naam verbonden met al lerlei goede doelen? Niet uit eigen belang of uit heilige plicht. Maar in mijn leven heb ik ervaren dat de mensen die zich het meest mens tonen van ons allemaal, het minst materieel worden gewaardeerd. Het onderwijs, de verpleging, de ontwik kelingshulp, noem maar op. Mensen die voor andere mensen zorgen, verdienen wel, maar krijgen niet meer prioriteit. Daar zit de frictie in onze keurige wester se samenleving. Ik zeg daar niets over in het theater, want ik moet daar gewoon iets aan doen. Als ik meebouw aan het Colom- binehuis, dan laat ik een beetje zien wat ontwikkelingswerk en gezondheidszorg in de praktijk inhoudt. Nee, Van Veen bouwt geen monument voor zichzelfMisschien wordt dat wel ge roepen, maar dat zal me worst zijn. Ik ben veel meer dan alléén theatermens. Na tuurlijk ben ik een man die er een maat schappelijke en sociale opvattingen op nahoudt. Ik maak het enkel niet iedere avond duidelijk in het theater. Denk je dat ik niet zie hoe slecht Duitsland er econo misch voor staat, als ik in al die kleine, voormalige DDR-stadjes en -steden op treed? Dat ik niet zie hoe de quasidemo- cratie daar is opgebouwd? De stress die het gevolg is van de onderbetaling van voormalige Oost-Duitsers ten opzichte van hun westerse collega's? Natuurlijk zie ik dat allemaal, ik heb immers fysiek met die mensen te maken; ze ontspannen zich bij mijn shows. De voormalige DDR ligt er nu nog bij als een eiland in het Europa van de Euforie. Dat eiland heeft de afgelopen tien jaar, na de val van De Muur niet gefunctioneerd, om de doodeenvoudige reden dat het 'open' ligt. Maar het is wel een gebied vol potentie, net zoals die opengebroken straat uit mijn jeugd. Er zijn inmiddels miljarden ingepompt om een infrastruc tuur te creëren om dat land begaanbaar te maken voor onze (tussen aanhalingste kens) 'quasi democratische' realiteiten. Het land is niet klaar. Het kost zelfs zoveel geld, tijd. aandacht, stress en wat niet meer, dat Duitsland even is gaan 'floaten'. Duitsland staat eventjes internationaal minder nadrukkelijk op de kaart, omdat het een forse patiënt in eigen buik heeft. Maar daaruit is hier een verwachtingspa troon ontstaan: in Nederland ziet men de toekomst met vertrouwen tegemoet. Maar ik zeg: nou, nou, nou, ladies and gentlemen! Dat heet euforie en gebrek aan analyse. Op het moment dat het per ron Voormalig Oost-Duitsl'and klaar is, kunnen we het hier schudden. Dan is het verbindingsstuk tussen Oost- en West- Europa klaar en houdt Nederland op een belangrijke mainport voor het achterland te zijn. Als de verkeershinder tussen Mün chen en Leipzig wordt weggewerkt, gaan de verbindingen in Europa anders lopen. Dan komt er zoveel ruimte, zoveel lucht, dat Europa een infarct krij gt. Die realiteit wordt wel gezien, maar het komt in Ne derland niet uit om die te melden. Wat ik niet snap is waarom er niet met prioriteit naar Europa wordt gekeken. Wat betekent het als er nog junks uit Oost bloklanden op het Centraal Station in Amsterdam, maar over een jaar of tien, twaalf zullen daar verdomd veel Oost- Europeanen staan. Meer dan we ons ooit voor mogelijk hebben gehouden.. Wat be tekent het als de dijk doorbreekt? We kun nen het ons niet permitteren als de ver schillen in Europa te groot worden. We denken hier in Nederland in veel te korte termijnen: vier jaar Paars, twee jaar Blauw of whatever. Terwijl we ons in de te kleine hals van een grote zandloper be vinden en we niet weten wie 'm wanneer omdraait. En niemand is er klaar voor." John Oomkes Lambertus (Bep) van Klaveren, ge boren 26 september 1907 Rotter dam, overleden 12 februari 1992 Rotterdam. De meest besproken en kleurrijkste bokser, die Nederland heeft gekend. Zijn carrière besloeg zo'n dertig jaar. Op 48-jarige leef tijd bokste hij nog om de Europese titel. Was Olympisch kampioen ve dergewicht hi 1928 en als prof Euro peeskampioen lichtgewicht in 1931 en middengewicht in 1938. Verbleef vele jaren in de VS waar hij tal van overwinningen boekte. Honderd jaar sport, honderd jaar prestaties van formaat. De twintigste eeuw bracht vele sporthelden voort. Nu de twintigste eeuw ten einde loopt publiceert de PZC wekelijks een overzicht van de beste Nederlandse topsporters. Vandaag nummer 49 van de lijst: Bep van Klaveren. De ring was de plaats waar hij zich als geen ander thuis voelde. Rotterdam mer Bep van Klaveren (1907-1992) was er zowel letterlijk als figuurlijk niet weg te slaan. Zijn carrière omspande maar liefst dertig jaar. Eigenlijk bleef hij zijn hele le ven bokser. Tot op hoge leeftijd trainde hij nog dagelijks 'op de zak' en bleef zo uit zonderlijk fit. Tijdens een diner voor oud- Olympisch kampioenen in 1984 zei de toen 77-jarige met zijn karakteristieke, ruige stem dat iedereen die hem te na zou komen nog kon rekenen op 'een beste knuist voor zijn kanus'. Bep van Klaveren groeide op in het volkse Rotterdam van ver voor de oorlog - zo markant door hem verteld aan Jules Deel- der in diens boek 'The Dutch Windmill'. Zijn moeder handelde in vis en allerlei an dere dingen, zijn vader was een beruchte vechtersbaas en in de woorden van Van Klaveren 'een zeer slecht apparaat'. Kat- tekwaad uithalen en straatvechten, deed Bep al op heel jonge leeftijd. Zijn oom Nol Steenhorst, zelf een bokser met reputatie, bracht hem de eerste beginselen van de bokssport bij. Van zijn zestiende jaar kwam hij in wedstrijden uit. Van Klaveren bracht het als enige Neder landse bokser in de historie tot een Olym pisch kampioenschap. Dat gebeurde in 1928 in Amsterdam, in het vedergewicht. De verhalen die hij daarover later vertel de, waren uitermate schilderachtig. Voor af aan de Spelen was er een uitgebreid trainingskamp van de Nederlandse bok sers in Edam. 'De pleuris verveelde ik me daar. Ik kwam er ook nog met de politie in aanraking om dat ik appels uit een boomgaard had ge jat. Ontzettend op m'n sodemieter heb ik toen gehad van de trainer. We zaten daar vlakbij het raadhuis en dat had een klok kenspel dat om het kwartier 'In een blauw geruite kiel' speelde. Gek werd ik daar van. Ik heb nog geprobeerd dat ding stil te zetten, maai* dat is niet gelukt Oude verslagen Over zijn overwinning in de Olympische finale tegen de Argentijn Peralta gaf hij in later jaren hoog op ('Ik sloeg die vrijer een paar keer met een hoek tegen de grond'), maar wie de oude verslagen er op na leest kan slechts tot de conclusie komen dat zijn overwinning nogal omstreden was. Aan het eind van de Spelen van 1928 reik te koningin Wilhelmina, staand achter een grote tafel, aan alle Olympisch kam pioenen de gouden medaille uit. 'Voor ik dat ding ontvang,.komt er een vent naar me toe, een jonkheer, die zegt: Van Klave ren, je moet straks een buiging voor de ko ningin maken. Hij doet voor hoe dat moet en ik moet het nadoen. Ik bak er niks van. Hij doet het weer voor en ik zeg wat een gezeik, ik kan dat ding toch wel gewoon krijgen? Toen het zo ver was, viel het erg mee, hoor. De koningin reikte die medail les met een kolere vaart uit, dus ik hoefde niet eens een buiging te maken'. Van Klaveren die in die tijd (als vegetari ër!) voor een slagerij werkte, bleef nog een jaar amateur en stapte toen over naar het profboksen. In 1931 al werd hij Europees kampioen lichtgewicht door de Belg Sy- bille in de tweede ronde k.o te slaan. Hij verdedigde zijn titel een paar keer en ver loor hem toen aan de Italiaan Locatelli. Samen met manager en toeverlaat Theo Huizenaar vertrok hij naar Amerika in de hoop een gevecht om de wereldtitel te kunnen krijgen. Het werd een fiasco. Meer dan trainen deed hij niet, er kon maar geen behoorlijk gevecht worden geregeld, en na een paar maanden was hij, barstensvol heimwee, terug in Rotterdam. Maar niet voor lang, want een Nederlander die zei goed de weg te weten in de Amerikaanse bokswereld haalde hem over het nogmaals te probe ren. Van dat moment af nam zijn leven de vorm aan van een avonturen- en schel menroman. Onderwereldfiguren hadden in Amerika een forse greep op de boks sport en de regeling van wedstrijden. Als manager had Van Klaveren een drank smokkelaar die met overvallen en bedrei gingen te maken kreeg. Van Klaveren raakte daar af en toe ook bij betrokken. Krankzinnige toestanden maakte hij mee. Graniet Als bokser boekte hij aardig wat succes sen. nadat hij zich de Amerikaanse 'vechtstijl' had meester gemaakt. Hij kreeg hoge gages, maar op geld lette hij niet. Interesseerde hem ook niet. Boksen was het enige dat telde. Zijn managers wisten wel raad met zijn centen en bedro gen hem soms op onthutsende wijze. Bo vendien had hij een vrouw (hij was in 1935 getrouwd met een Amerikaanse 'sinaas appelenkoningin') die het geld bij bakken tegelijk uitgaf. Het bracht hem wel eens tot wanhoop. Berooid en alleen keerde hij in 1937 naar Nederland terug. Hij kwam weer onder de hoede van Huizenaar, één van de weinige fatsoenlijke managers in zijn carrière. Door een zege op de Frans man Trenet werd hij een jaar daarop al weer Europees kampioen, nu in het mid dengewicht. Maar een half jaar later was hij die titel kwijt aan de Griek Christofo- rides. Huizenaar wilde het gevecht op ze ker moment stoppen, omdat Van Klave ren 'allerlei scheuren in zijn kop had'. Maar toen die dat merkte zei hij: 'Als je de wedstrijd durft te stoppen, schop ik je kop in elkaar. Ik blijf knokken tot ik er dood bij neerval, want ik wil die titel houen'. Hij had een mentaliteit van graniet. In 1939 trok hij opnieuw naar Amerika, boekte weer talloze overwinningen, maar toen de Verenigde Staten in 1941 in de we reldoorlog betrokken raakte, stopte hij met wedstrijdboksen. Hij werd boksin- structeur in het leger, en belandde ten slotte met andere Nederlandse militairen in Australië, Daar trouwde hij met een verpleegster en kwam na de bevrijding te rug naar Nederland. Zijn bokscarrière leek, op 39-jarige leeftijd, nu toch wel voorbij. Van Klaveren dücht er anders ovei*. In 1947 bokste hij in korte tijd drie gerucht makende gevechten met de veel jongere Luc van Dam om de Nederlandse midden- gewichttitel. Hij won er één en verloor er twee. Een jaar later was hij zelfs weer zo ver dat hij met de Belg Delannoit om de Europese titel zou boksen. De contracten waren al getekend, maar Van Klaveren liet het, onkarakteristiek, afweten Zijn vrouw kon niet aarden in Nederland en wilde met kind per se op stel en sprong te rug naar Australië. Van Klaveren volgde haar met diepe tegenzin, tot grote woede van Huizenaar. Vijf jaar hield hij het daar uit, deed er van alles behalve boksen, en was toen terug in Rotterdam. Zesenveer tig was hij, geen leeftijd om nog in de ring te komen, zo redeneerde iedereen. Van Klaveren had geen boodschap aan dat soort praatjes. Hij had zich in puike con ditie gehouden. Roken en drinken waren trouwens altijd al voor hem taboe ge weest. Na een serie opmerkelijke over winningen van Van Klaveren regelde Huizenaar voor hem in 1955 weer een ge vecht om de Europese titel, tegen de twin tig jaar jongere Fransman Idrisse Dion. De 48-jarige, in de laatste ronden gehin derd door een zware ribblessure, verloor met klein verschil op punten. Als het aan Van Klaveren had gelegen was hij nog ja ren doorgegaan, maar Huizenaar vond dat er nu een punt achter diens carrière moest worden gezet Hem restte daarna slechts het leven met de stootzak. Ruud Paauw

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 27