Ten strijde tegen
de eenheidsworst
Dien raoren Agestien is een herdruk waard
PZC
ouitsngsDisc
^EK\
28
woensdag 13 januari 1999
a
Woningbouw aan de President Rooseveltlaan in Vlissingen.
foto's Ruben Oreel Nieuwbouw in Veldzigt, Middelburg.
door Richard Hoving
Te veel vorm, te weinig inhoud.
De kritiek onder architecten
en stedenbouwkundigen op de
ontwikkeling van Vinex locaties,
gebieden die door de
Rijksoverheid zijn aangewezen
om de komende jaren in de
woningbehoefte te voorzien, zwelt
aan. Architect Ben Gillissen,
voorzitter van de afdeling
Zeeland van de Bond van
Nederlandse Architecten (BNA),
wijst de oorzaken aan en komt met
een oplossing.
Gillissen - werkzaam bij het
architectenbureau Rothuizen van
ARCHITECTUUR
Doorn 't Hooft - haalt met
instemming een citaat aan van
Carel Weber die tot voor kort
landelijk de scepter zwaaide over
de BNA ,,Het woonprogramma
voor de Vinex locaties is versleten
en inmiddels bijna honderd jaar
oud, voorgebakken door
bestuurders, woningcoiporaties,
projectontwikkelaars en
huurders. De ruimte voor
individuele keuzen wordt beperkt
tot dakkapellen, erkers, kasten,
tegels en sinds kort de keuken en
de toiletpot."
Wie nog twijfelt, moet volgens
Gillissen maar eens een kijkje
gaan nemen in de Middelburgse
'wijken Prooijenspark en Veldzigt.
„Een eindeloze variatie van leuke
vormpjes en kleurtjes gedrapeerd
rond steeds dezelfde
plattegronden die zijn gebaseerd
op het gemiddelde gezin van 2,2
personen." Met de functionaliteit
van de woning is niets mis, erkent
de Zeeuwse BNA-voorzitter.
Dankzij bouwvoorschriften,
minimumeisen, bouwbudgetten
en de capaciteiten van een
architect komt er uiteindelijk wel
een degelijke woning uit de bus.
„Maar het is wel een woning
zonder eigen karakter."
Buiten beeld
Dat er teveel van hetzelfde wordt
gebouwd, wijt hij aan de manier
waarop Vinex locaties worden
ontwikkeld. Verschillende
partijen - projectontwikkelaars,
architecten, makelaars en
aannemers - komen na elkaar ten
tonele. De belangrijkste partij
echter - de bewoner - blijft lange
tijd buiten beeld. „De tijd die
verloopt tussen het maken van het
ontwerp door een architect en de
start van de verkoop, het moment
dat de bewoner zijn intrede doet,
bedraagt meestal een jaar."
Het gevolg is dat ontwikkelaar en
makelaar een woonprogramma
opstellen dat voldoet aan de
doorsnee woonconsument. Deze
manier van werken gaat voorbij
aan allerlei maatschappelijke
ontwikkelingen, aldus Gillissen.
„Door het ontbreken van de
persoonlijke inbreng van de
toekomstige bewoner wordt er
geen rekening gehouden met
wijzigende werksituaties,
individuele leefstijlen en
veranderende
samenlevingsvormen
Voor de oplossing van 'te veel vorm
en te weinig inhoud' grijpt
De Piersonstraat in Vlissingen.
Gillissen terug op de Stichting
Architekten Research (SAR). De
SAR kwam in de jaren zestig met
het zogenoemde 'Drager en
inbouwpakket'. De gedachte er
achter was duidelijk, stelt de
BNA-voorzitter. „Een
gestandaardiseerde constructie
kon door de bewoners middels een
bouwpakket naar hun individuele
wensen worden afgebouwd."
Ruim dertig jaar later zijn de
ideeën van de SAR nog altijd
actueel. Het inbouwpakket heet
nu 'casco' of 'casco opgeleverde
woning'. Het gaat hierbij om een
compleet ontworpen woning die
door een aannemer niet geheel
wordt afgebouwd. Zodoende
wordt de bouwsom laag gehouden
en wordt het kopen van een huis
voor een brede laag van de
bevolking mogelijk." De
afwerking van wanden, vloeren,
sanitair, keuken en het
schilderswerk wordt aan de koper
overgelaten. Gillissen: „Om de
eenheidsworst op Vinex locaties te
doorbreken moet aan de
cascowoningen het begrip
flexibiliteit worden toegevoegd."
Heldere keuze
Flexibiliteit is noodzakelijk
omdat de huidige cascobouw
bewoners nog teveel beperkt.
Woonfuncties als koken, eten en
slapen liggen al vast in de
standaard plattegrond. Door niet
langer strak vast te houden aan de
voorgeprogrammeerde indeling
moet tegemoet worden gekomen
aan de specifieke wensen van de
bewoners. „Flexibiliteit wordt het
uitgangspunt voor het
woningontwerp. Er zal een
heldere keuze moeten worden
gemaakt tussen de vaste en de
veranderende onderdelen van de
woning", aldus Gillissen. Het
aangezicht van een wijk profiteert
ook van de flexibilisering omdat
'binnen een vastgesteld
stedenbouwkundig' kader de
bewoner zijn gevel zelf kan
bepalen op basis van zijn eigen
wensen en de eisen gesteld door de
door hem gekozen plattegrond
indeling'.
Het cascoconcept is niet nieuw.
Buiten de woningbouwmarkt
bestaat het al. Ontwerpers van
kantoorgebouwen laten al langere
tijd ruimte over voor veel
specifieke wensen. Een van de
meest uitgesproken voorbeelden
hiervan is volgens Gillissen het
Lloyd's Verzekeringsgebouw in
Londen van architect Richard
Rogers. Voor voorbeelden dichter
bij huis verwijst hij naar de
historische binnensteden van
Zierikzee, Goes en Middelburg.
De panden, die aaneengeschakeld
staan, bestaan uit dragende
bouwmuren met daartussen
balklagen en vloeren. „Het geheel
vormt een vrij indeelbaar casco.
De binnenwanden en andere
indelingselementen hebben geen
dragende functies en zijn daarom
verplaatsbaar. Gedurende de
lange levensduur van de panden is
dit onder druk van
functiewisselingen herhaaldeli j k
gebeurd."
Volgens Gillissen ontkomen
projectontwikkelaars en
makelaars er niet aan om het
gemiddelde woonprogramma en
de bijbehorende doorsnee woning
los te laten. De toenemende
verschillende leefstijlen en de
bewustwording van de kopers
dwingen hiertoe. Ook de openbare
ruimte is gebaat bij een grotere
verscheidenheid aan woningen.
Met een verwijzing naar een
uitspraak van N. Habraken, de
oprichter van de Stichting
Architekten Research,
onderstreept hij het belang van
een op maat ontworpen
onderkomen. „Pas wanneer de
bewoner kan beslissen over de
indeling en de uitrusting van zijn
woning zal hij zich volledig
vertrouwd kunnen voelen met zijn
woning."
door Engel Reinhoudt
Terwijl de hippies de wereld
veroveren, studenten en
provo's in verzet komen, de oude
maatschappij kraakt in al haar
voegen, verschijnt in Zeeland een
van de weinige boekjes in dialect.
Het is 1967. Het boekje heet Dien
raoren Agestien en is geschreven
deur Jan Kousemaeker. Zelfs zijn
naam staat in dialect op de
omslag. Is Agestien een hippie en
daarom een raorenNee, zeker
niet. Agestien is een jongen met
een verstandelijke handicap,
wiens leven zich afspeelt in een
niet genoemd Zuid-Bevelands
dorp tot hij verhuist naar
Schraskerke oftewel 's-Heer
Arendskerke. Kousemaker
schreef het al in de oorlogsjaren,
maar het werd dus pas veel later
uitgegeven.
Het boekje geeft een magnifieke
indruk van hoe het leven van een
verstandelijk gehandicapte op het
platteland in de vooroorlogse
jaren eruit zag. Een gesticht was
niet te betalen als het er al zou zijn.
Agestien groeide gewoon thuis op
en was geleerd om allerlei
eenvoudige karweitjes te doen. Zo
verwierf hij een eigen plek in de
gemeenschap, hoewel dat vaak
minder positief uitpakte dan het
hier klinkt. Dikwijls moest
Agestien pesterijen verduren.
De grote zorg van zijn vader - zijn
moeder was vroeg overleden - was
hoe het met Agestien moest, als hij
er niet meer zou zijn. Vader
Bouwen werkte daarom keihard
en spaarde elke cent om ooit zijn
zoon te kunnen 'inkopen' in een
tehuis. Op een ochtend is Agestien
met zijn vader peeën aan het
uitdoen als vader Bouwen onwel
wordt en overlijdt. Agestien krijgt
de schrik van zijn leven.
'Kwielden ie azof 'n de stupen ao,
beefden ie over aol z'n leen.
Agestien liet z'n vaoder ligge gliek
a't'n lag, (waerist), mie z'n 'óöi
voorover op daerde en glad in een
dotje. En toen mae löópe, lööpe,
lóöpe... 'Eél de Westeweg en de
Keidiek. In plekke dat'n
oek-over-naoie gieng, dat ao de
sufferd zeker 'n kertier escholle.
Mae dae za'n nie an edocht 'ae.
Goed... Alverwege de Keidiek
stoeng 'têêste uusje.'t èrrebergje
van Keesje Oóst'oek. Datwaere
d 'êêste mensen dae Agestien bie
kwam.
Roomse mensen, beste mensen
'oor Die Agestien praoten zö raore
deur z'n neuze, en ie kwielden zö,
dat 't wuuf van Keesje d'r gin ivies
uut worre kost en ze d'r veint gieng
roepe. Die was in 't schuurtje 'n
kernien an 't villen. Mae goed,
om kort te gaen, die Keesje liet z'n
kernien inperdèl en ie begreep we
zövee uut 't gebrabbel van
Agestien dat 't nie goed gieng mie
z'n vaoder.
Vader Bouwen heeft genoeg
gespaard en Agestien kan terecht
in het nieuwe bejaardentehuis in
's-Heer Arendskerke. Ook daar
verovert hij een plek in het
Gin mens die mi om Agestien
edocht ao. De konstemasie
was ok zö gróót, dat iederéén z'n
gedachten daedeur in beslag
genome waere. Toen de Vader
tuuskwam, was 'n braaf nat En
de Moeder was druk doende om
'n schóón goed te geven en
'anddoeken om z'n eigen wèrm te
vrieven.
Ie stoeng kempleet te
klappertanden. In het Huis a nog
gin metis egete. Ze wachtten
aollemaele tot de Vader wee trug
zou weze mae die was z'n eigen
nog daenig an 't wassen.
Toen 'n eindelienge wee present
was en an 't ende van den taefel
gieng zilte bedaerden aol 't
opgewonde gekwek en gebrom
Stik uut Dien roaren Agestien
deur Jan Kousemaeker
(Middelburg 1967):
van de wuufjes en veintjes. D'r
viel een kemplete stilte en
iederéén wachtten eigenlijk tot
de Vader is een behoorlijk
verslag zou geve van alles data'n
ezieé en edaen-ao. Mae aolles
mot z'n tied ae. 't Was noe tied
van eten. De kommetjes koffie
dampten nauwelijk mi.
De Vader vouwden z'n anden en
zet: 'Lae me êêst bidde.
De 'óöfden boge d'r eige.
De Vader bleef nog even kieke tot
ze aollemaele eerbiedig waere en
inééns viel z n óóge op de stoel
van Agestien. Agestien die d'n 't
leste ezie ao, toen 'n zö'n vrêèd
raoren schrêéuw gaf buten bie de
achterdeure en die d'n glad
vergeten ao.
'Waer is Agestien, mensen
vroog 'n.
lederendêên dee z'n óóg en wee
open.
Eventjes was 't nog stille en toen
begonne ze aollemaele te
kwetteren: 'k Ae den nog glad nie
ezie.'
dorpsleven. Ook daar is weer
sprake van plagerijen en wordt er
misbruik gemaakt van zijn
handicap.
In elk geval leidt het tot tal van
tragi-komische voorvallen met
als hoogtepunt de aanschaf van
een toupet, die hij op de warmste
dag van het jaar voor het eerst
draagt als hij ter kerke gaat.
Uiteindelijk overlijdt Agestien na
een dramatische zwerftocht in de
winterkoude van een verlaten
Poel. Einde van een bijzonder
leven, einde ook van een van de
mooiste boekjes in dialect
geschreven, een herdruk waard.
Perdèl
„Dit dorpsverhaal onderscheidt
zich evenzeer door de levensechte
weergave van karakters en
voorvallen, als door de gedegen
kennis van de streektaaldie de
schrijver, geboortig uit 's-Heer
Hendrikskinderen, van jongsaf
vertrouwd was. Het boeit door zijn
afwisseling van humor en
tragiek", aldus mevr.
H.C.M.Ghijsen, de samenstelster
van het Woordenboek der
Zeeuwsche Dialecten in haar
voorwoord van het boekje.
En inderdaad is het boek
'k Docht dat 'n ziek was.
'Eit 'n dan nie eholpe om dat
mens d'r uut 't aelen?'
Te is nae buten egaeë.'
'1e gieng de slraete vege.
'Ie is zeker trug egae nae z'n
béde.'
Vee wiezder wier de Vader dae
me van.
'Noe', zei de Vader, 'laete me dan
toch êést mae bidde. Dan kunnen
julder begunne en dan za ik
ondertussen wè is even gae
kieke.'
Mae dae viel nie vee te zien ...In
Agestien z'n kaemertje stoenge
de bèstie-deuren open. Die van
Agestien en van z'n maat
Mechieltje. Ie lag nie in de bèstie.
Ie ivas nie in z'n kaemertje.
doorspekt met uitdrukkingen en
woorden die nu allang in de
vergetelheid zijn geraakt. In het
citaat komen we er al een paar
tegen. Wie spreekt nog van
oek-over-naoie als hij niet de
gebaande weg, maar de kortste
pad volgt? En waar laat je een
konijn als je je kernien in perdèl
laat? Het Woordenboek der
Zeeuwsche Dialecten verwijst bij
perdèl naar bedél: de boel in bedel
laete: verward, onverzorgd
achterlaten. Het woordenboek
vermeldt niet waar het woord
vandaan komt, wel dat er ook
plaatsen zijn waar niet van bedél
gesproken word, maar over medèl.
Bij medèl denk je al gauw aan het
Nederlandse 'model', maar dat
's Heer Arendskerke, het dorp waar
Agestien' zich grotendeels afspeelde.
zou juist het tegenovergestelde
betekenen. Wellicht is het
afkomstig van het Franse perdre:
verliezen, verloren raken.
Onenigheid
Over de schrijfwijze van het
dialect is ook nog wat te doen
geweest. In het voorwoord van
mevrouw Ghijsen kun je opmaken
dat er fikse onenigheid is geweest
over de schrijfwijze. Kousemaker
had zijn eigen spelling voor met
name de tweeklanken ee en oo
bedacht, terwijl mevrouw Ghijsen
bij de uitgever pleitte om het
Woordenboek te volgen. De
schrijver legde er zich bij neer.
Helemaal rood werd dus
geschreven als 'èêlemaele róód'.
Kousemaker had zelf gekozen
voor een meer algemene spelling.
Mevrouw Ghijsen vraagt
vergiffenis voor haar
bemoeizucht. „Moge deze
uiteenzetting ertoe bijdragen,
mijn inmenging vergefelijk te
maken." Ruim dertig jaar later is
deze kwestie opnieuw actueel nu
Stichting Zuudwest 7, uitgeefster
van het blad Noe zich beijvert voor
meer duidelijkheid in de spelling
van het geschreven Zeeuws.
Komen rekkelijken en preciezen
opnieuw tegenover elkaar te staan
of za de vrede 'eteèkend, 'etékend
of 'etéëkend ivorre?
Reacties op deze rubriek zijn
welkom Indien u wilt reage
ren, of wanneer u een tip
voor ons heeft, kunt u schrij
ven of faxen naar de PZC,
Postbus 18. 4380 AA Vlissin
gen, fax 0118-470102, onder
vermelding van Streektaal.
aar - in vroeger dagen - 'Dien raoren
•I'1" foto Willem Mieras