Voordelta wordt geen
tweede Waddenzee
Muis strijdt voor bestaan
Bunkerpark Toorenvliedt
Zandplaten voor de
kust groeien niet langer
natuurjournaal
weerwoord
De showroom
is marktplein
geworden
28
Atelier voor
producten
van het land
29
Een dichter
van simpel
geluk
30
Be veren lijdt
onder d'n
autostrade
31
27
Op vier oktober 1986, de dag dat de stormvloedkering in
de Oosterscheldemonding officieel in gebruik werd
genomen, maakte de PZC enthousiast melding van de
ontwikkeling van een Zeeuwse Waddenzee. Het ontstaan
van zandbanken in de zogenaamde Voordelta - de kust voor
de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden - met daarachter
een nieuw ondiep waddengebied van enkele duizenden
vierkante kilometers. Geknipt als kinderkamer voor vis en
van onschatbare waarde voor kustgebonden vogels. De
verwachting was dat de zandbanken, zonodig met enige
menselijke hulp, snel konden uitgroeien tot eilanden, met
kansen voor natuurlijke duinvorming. Het ontstaan van
een nieuwe Waddenzee betekende ook, naast de
splinternieuwe stormvloedkering, vergroting van de
veiligheid voor de achterliggende kust. Dat was ruim tien
jaar geleden. Inmiddels is duidelijk aan het worden dat de
Voordelta geen tweede Waddenzee zal worden.
door Rinus Antonisse
Na de razendsnelle start,
groeien de zandplaten
nauwelijks nog aan of ze kalven
zelfs af. Weliswaar neemt de
ondiepte in het hele kustgebied
toe onder invloed van de
getij denstroming en de
golfwerking, maar de vorming
van eilanden die bij laag water
droog komen te liggen is niet aan
de orde. Het Rijksinstituut voor
Kust en Zee (RIKZ) heeft de
ontwikkelingen in de Voordelta de
laatste jaren op de voet gevolgd.
Dat resulteerde onder meer in een
uitvoerig rapport, ZeeZicht op de
Voordelta. Daarin zijn de
resultaten van allerlei
onderzoekingen neergelegd en
worden aanbevelingen voor de
toekomst gedaan.
Eén van de belangrijkste
conclusies is dat de zandplaten in
hoogte en oppervlakte afnemen,
mede door stormvloeden en hoge
rivierafvoeren. Het heeft
ongetwijfeld ook te maken met het
afronden van de Deltawerken en
daarmee van de ingrijpende
waterstaatskundige werken in het
zuidwesten. De natuur is op zoek
gegaan naar een nieuw evenwicht,
na afsluiting van Veerse Meer,
Grevelingen en Haringvliet en de
aanleg van de drempel in de
Oosterschelde Het RIKZ
voorspelt op de langere termijn
een toename van de oppervlakte
aan intergetijdegebieden, vooral
ter hoogte van het Haringvliet en
een verondieping van alle
getij dengeulen.
Goed nieuws
Er wordt door het RIKZ vooral
goed nieuws gemeld. De
waterkwaliteit in het gebied is
goed. Er zijn weinig soorten
bodemdieren, maar de dieren die
in de bodem leven komen in grote
dichtheden voor. Veel
bodemdieren lukt het goed zich
aan te passen aan alle
veranderingen in de
leefomgeving. De toename van de
hoeveelheid bodemdieren komt
vooral voor rekening van
schelpdieren, waarvan de
mesheften en halfgenotte
strandschelpen de belangrijkste
zijn. Het RIKZ wijst er wel op dat
de hoeveelheid schelpdieren zeer
sterk kan wisselen door
verschillen in broedvalsucces en
door zoetwaterbelasting.
De Voordelta oefent op vogels een
bijzondere aantrekkingskracht
uit. Aan dat succes dragen de
rijkdom aan bodemdieren en de
waterkwaliteit bij. Onder de
vogels die hun voedsel zoeken in
de kuststreek zitten nogal wat
soorten die op het aangrenzende
land broeden, zoals meeuwen,
sterns en lepelaars. De Voordelta
voldoet ruimschoots aan de
uitgangspunten voor een
watervogelgebied van
internationale betekenis. Aanbod
en bereikbaarheid van voedsel
zijn toegenomen, doordat de
platen die bij laagwater droog
vallen groter zijn geworden en er
meer rustige, ondiepe gebieden
zijn ontstaan.
Meeuwen hebben de overhand,
volgens de onderzoekers van het
RIKZ onder meer door de
aanwezigheid van vuilnisbelten,
tot vèr buiten de regio en door het
overboord zetten van bijvangsten
achter vissersschepen.
Het aantal viseters neemt ook toe,
waaronder grote sterns en
visdieven. Omstreeks de jaren
veertig waren aantallen van ruim
25.000 visdieven gewoon;
tegenwoordig schommelt het
aantal rond 4.000. Voorde sterns
ontbreken waarschijnlijk
geschikte broedplaatsen in de
omgeving. De dwergsterns zijn
door de toegenomen
strandrecreatie in de jaren zestig
verjaagd.
Overigens zijn in de
Grevelingenmonding de
toenemende sportvisserij op zee
en het verlengde surfseizoen een
steeds ernstiger bron van
verstoring voor veel vogelsoorten.
Daar ligt onmiskenbaar een taak
voor de natuurbescherming.
Van de zeezoogdieren is de gewone
zeehond de meest algemene. De
dieren zijn momenteel vooral te
vinden in de monding van het
Haringvliet (Hinderplaat) en voor
de Kop van Schouwen
(Verklikkerplaat). Vanuit
Duin en strand bij de Brouwersdam.
vliegtuigen worden regelmatig
tellingen verricht, waaruit blijkt
dat het aantal zeehonden
voorzichtig toeneemt. Ooit werd
het aantal dieren, in de jaren
twintig, op ongeveer 1.300
geschat. Tussen 1981 en 1984
werden helemaal geen zeehonden
gezien; in 1988 werden er vier
waargenomen en in 1997 weer 63.
Voor het eerst zijn weer jongen
dieren gesignaleerd. Af en toe
komt ook een bruinvis in de
Voordelta snuffelen.
In ZeeZicht op de Voordelta doet
het RIKZ verschillende
aanbevelingen voor een vervolg.
In elk geval de huidige
onderzoeken voortzetten en als
het even kan ook nog aanvullende
onderzoeken doen, om een beter
antwoord te krijgen over de
ontwikkelingen in de Voordelta.
De vervuiling die via de rivieren in
het kustgebied terecht komt moet
in kaart worden gebracht en aan
plankton en vissen is tot nu toe
onvoldoende aandacht besteed.
llustratie Adri Karman
Een rommelhoekje in de tuin, waar wat bloempotten en aanbindslokken zijn blijven liggen. Ook een
halfvergaan, afgedankt nestkastje, te klein om er een vogel goed in te huisvesten. Half verscholen
onder wat afgevallen bladeren en overgroeid met klimopplanten. Uit het nestkastje steken grashalmen.
Het duidt op het winterkwartier van een huisspitsmuis. Het dier hoopt er de komende maanden te
kunnen overleven. Dat valt voor een muis trouwens niet mee.
De huisspitsmuis is een solitair levende soort, die zich het liefst ophoudt in ruige graslanden, heggen en
tuinen in de omgeving van bebouwing. Als er genoeg voedsel te vinden is, houden ze zich ook wel
binnenshuis op. Muizen voeren een voortdurende strijd om het bestaan. In de nachtelijke uren, waarin
de muizen het actiefst zijn, loeren uilen, wezels, bunzingen en hermelijnen. Wanneer ze zich door de
honger gedreven overdag in het veld wagen, zijn daar de torenvalken, de buizerds en smellekens.
In de winterperiode zoeken veel van de prooidieren van muizen, zoals slakken, pissebeddenen insecten,
beschutting. Het is dus hard werken voordat het kostje gekocht is. Voor de vijanden van de muizen geldt
overigens hetzelfde. De levensverwachting van veel muizen is dan ook niet langer dan enkele maanden.
Voor het voortbestaan is het maar gelukkig dat de meeste soorten in staat zijn per jaar zo'n dertig tot
veertig jongen ter wereld te brengen. Sommige soorten zijn na zes tot acht weken al geslachtsrijp.Met
die grote overmacht aan vijanden is het de enige manier om als soort te overleven.
zie ook pagina 30
door Rinus Antonisse
Ze vallen nauwelijks meer op.
Voor de autochtonen zijn het
gewone onderdelen van het
landschap geworden. Her en der in
Zeeland, maar vooral op eertijds
militair strategische punten, zijn
er nog heel wat bunkers uit de
Tweede Wereldoorlog te vinden.
De Duitse bezetters wisten wat
dat betreft van wanten en mede
dankzij Nederlandse aannemers
werd de Zeeuwse kust een geducht
onderdeel van de Atlantikwal. De
meeste van die overgebleven
bunkers zijn intussen ontleed en
beschreven door Hans Sakkers
en/of zijn compaan Hans
Houterman.
In hun reeks van publicaties is een
nieuwe aflevering verschenen.
Bunkers op Toorenvliedt. Hans
Sakkers schrijft daarin over het
Duitse hoofdkwartier van de
Atlantikwall op Walcheren in de
periode 1942-1944. De bezetters
hadden daarvoor een fraaie plek
uitgekozen: de buitenplaats
Toorenvliedt, een park en
landhuis aan de westrand van
Middelburg, eigendom van de
familie Schorer, dat model stond
voor het buiten Korenvliet in de
boeken over Adriaan en Olivier
van Leonhard Huizinga. Waarom
de Duitsers voor Toorenvliedt
kozen, heeft Sakkers niet kunnen
achterhalen Hij wijst erop dat de
Duitsers in het algemeen kozen
voor buitenhuizen waarin zij hun
hoofdkwartieren vestigden.
Toorenvliedt had in elk geval,
mede door het typerende torentje,
allure. De bezetters herdoopten
het tot Widerstandsnest Brunhild
(een heldin uit een oude Duitse
sage).
Omdat de betonnen kolossen
zeker vanuit de lucht onmiddellijk
als militaire objecten opvielen,
werden de grootste bunkers zo
goed mogelijk gecamoufleerd. Zo
was de commandobunker
vermomd als boerderij waar
woning en schuur één gebouw
vormden, met inbegrip van een
puntdak.
Op de muren waren ramen en
mendeuren gekalkt. Voor de
aanvoer van zand, cement en
kiezel was een aftakking van de
tramlijn Middelburg-
Koudekerke-Domburg gemaakt.
Sakkers beschrijft dat er ook wel
eens wat mis ging bij de bouw. Er
werd, mede uit tijdnood, gebouwd
zonder fundering. Daarvoor was
de bodem niet overal geschikt; een
personeelsbunker zakte in 2,5
maand bijna één meter in de
bodem.
Loopgraven
Het aanleggen van loopgraven en
ander grondwerk werd gedaan
door Marokkaanse
krijgsgevangenen, die in 1940
dienst hadden gedaan in het
Franse leger. In de loop van 1943
zijn ze op Toorenvliedt vervangen
door Italiaanse Hilfswilligen,
ongewapende militairen uit
Mussolinis leger. Het
Widerstandsnest werd als
centrale commandopost in de
monding van de Westerschelde,
door vele militaire autoriteiten
bezocht. De bekendste militaire
persoon die Toorenvliedt aandeed
was ongetwijfeld
Generalfeldmarschall Erwin
Rommel, die op 4 januari 1944
langskwam. Ook Reichsminister
Albert Speer zou, in mei 1943, het
buiten hebben bezocht.
Sakkers heeft de hand weten te
leggen op het archief van de
Duitse kolonel Frans Lex, die als
Decemberwind
uit de oost,
brengt de zieken
weinig troost
Nieuwe weerwoorden zijn
welkom bij de redactie PZC,
postbus 18, 4380 AA,
Vlissingen, fax 0118-470102,
e-mail redactie@pzc.nl
foto's Marijke Folkertsma
commandant van het Reserve-
Artillerie-Regiment 5 een
hoofdkwartierbunker op
Toorenvliedt gebruikte. Lex was
zeer onder de indruk van zijn
versterkte onderkomen. Ook
citeert hij uit correspondentie
tussen tuinbaas Bram Leer en
landgoedeigenaar jhr. mr. Johan
Comelis Schorer., die in
Culemborg woonde en nauwelijks
invloed kon uitoefenen op wat er
met Toorenvliedt gebeurde. Hij
kreeg geen vergunning voor
bezoek aan Walcheren en moest
lijdzaam van afstand toezien hoe
het landgoed verloederde.
Tuinbaas Leer hield hem op de
hoogte. De geallieerde
bombardementen op de Walcherse
zeeweringen in oktober 1944
maakten een einde aan het
gebruik van Toorenvliedt als
divisiehoofdkwartier; de staf
verhuisde naar de Dam in
Middelburg.
Na de oorlog werd in Toorenvliedt
tot 1987 onderwijs gegeven.
Daarna nam Staatsbosbeheer het
pand in gebruik.
Sakkers constateert dat er op h^t
landgoed een
vestingbouwkundige schat
aanwezig is, bestaande uit
gewapend betonnen bunkers.
„Overwoekerd en onder de grond
gewerkt liggen hier specifieke
fortificaties die rechtstreeks
verwijzen naar de geschiedenis
van een divisiehoofdkwartier. Iets
wat in de rest van Nederland
nergens meer is aan te treffen.
Daarom moet Toorenvliedt
worden verheven tot een
historisch park, vindt Sakkers.
Bunkers op Toorenvliedt Duits
hoofdkwartier van de Atlantikwall op
Walcheren 1942-1944 Door Hans
Sakkers, die het boek ook heeft
Buitengebied is een wekelijkse
bijlage over natuur en landschap,
land- en tuinbouw, streektaal en
streekcultuur, architectuur en
stedenbouw, recreatieenvrije tijd,
Vragen, opmerkingen en
suggesties zijn welkom bij de
redactie van de PZC, postbus 18,
4380 AA Vlissingen, fax 0118-
470102, e-mail redactie@pzc.nl
Afkalving van de duinkust voor Westerschouwen.