Boekerij vol oude drukkunst Literair eerherstel voor een vergeten oogarts PZC Meermanno Westreenianum De tragiek van Monroe en Miller kunst cultuur vrijdag 27 november 1998 14 Afgelopen zondag was het precies honderd vijf tig jaar geleden, dat aan de Prinsessegracht te Den Haag, in het pand waar nu Het Museum van het Boek is gevestigd, op 65-jarige leeftijd Baron Willem Hendrik Jacob van Westreenen van Tiellandt overleed. Zijn dood, op 22 november 1848, was geen wereldschokkende gebeurtenis en Den Haag liep dan ook niet uit op zijn begrafenis. Op zaterdag 25 november trok een handvol rouwkoetsen naar Eik en Duinen, waar de baron zijn laatste rustplaats vond. Wie er bij die begrafenis aanwezig zijn geweest is niet meer bekend. Maar daar, op Eik en Duinen, zal het evenmin zwart gezien hebben van de vrienden en bekenden. De dood van baron Van West reenen zou hier niet vermeld staan, als het bij die dood gebleven was. Dat nu lag anders. De baron, zo zou men later in zijn testament kunnen lezen, had de Staat der Nederlanden een schat aan oude handschriften, vroege exempla ren uit de boekdrukkunst en nog veel meer fraais aan munten, penningen, portretten en wapen schilden, waar het gemene volk doorgaans niet warm voor loopt, nagelaten. De collectie hand schriften en boeken was zeer aan zienlijk met, na die van de Ko ninklijke Bibliotheek, de grootste verzameling wiegendrukken - zo geheten 'incunabelen' omdat het om vroege typografische produc ten gaat uit de 15e eeuw. Wie was deze Van Westreenen? De baron was bij leven een nogal op status en eer belust man ge weest. Zijn adellijke titel had hij bijvoorbeeld niet geërfd, maar door veel zeuren en, ook al heette dat toen nog niet zo, lobbyen ver kregen. Ook in de dood wilde hij flink wat aanzien blijven afdwin gen. Zijn testament schreef dan ook voor dat, als de Staat der Ne derlanden de erfenis zou aanvaar den, deze ondergebracht zou worden in zijn woonhuis. Op de voorgevel moest zijn familiewa pen prijken met het opschrift 'Mu seum Meermanno-Westreenia- numEn mocht de Staat geen trek hebben in dit legaat dan vermaak te de baron zijn hele bezit aan de 'openlijke bibliotheek te Mentz'. Met de laatste stad was de Duitse plaats Mainz bedoeld, centrum van de boekdrukkunst sinds Jo- hannis Gutenberg er omstreeks 1450 zijn drukkersatelier vestig de. In Nederland heerste in die da gen, en nu nog trouwens, de hard nekkige opvatting dat Laurens Janszoon Coster de uitvinder van de boekdrukkunst behoorde te zijn en niet die monnik uit Duits land. Van Westreenens vermelding van Mainz als eventueel alterna tief was dus een sluw beroep op het nationale eergevoel. Dat bleek goed te werken toen er getouwtrek ontstond over de suc cessierechten van de erfenis: die moest het Rijk betalen, maar daar had de regering natuurlijk geen zin in. De voorzitter van de Maat schappij der Nederlandsche Let terkunde somberde daarom op 21 juni 1949 dat de collectie „in dezen ogenblik reeds gevaar loopt, om naar Haarlems mededingster, de Jan-Hendrik Bakker stad van Gutenberg, voor altoos te verhuizen." Tien dagen eerder had minister Kempenaer van binnenlandse za ken koning Willem III al geadvi seerd de erfenis te aanvaarden, want, meende Kempenaer, het zou enigszins vreemd schijnen dat, in het vaderland van Laurens Koster, 'eene boekerij van de hand wierd gewezen, die, behalve hare alge- meene, zeldzaame en groote ver dienste, nog die bijzondere waar de voor ons heeft, dat zij eene menigte van stukken bevat die de wettigheid onzer aanspraak op de eerste beginselen der drukkunst kunnen aantoonen en bevestigen; en het vreemde van dit verschijn sel zou gewis toenemen, indien men zag dat dien afstand voordee- lig was aan de boekerij eener stad, die steeds onze mededingster is geweest...' Naamsverandering Had de baron nog geleefd, hij zou tevreden kunnen zijn. Zijn slu- wigheidje had effect gesorteerd. De Staat zou zijn erfenis accepte ren. Aldus werd het museum Meermanno-Westreenianum ge boren. (Het 'Meermanno' in de naam verwees naar het legaat, dat de baron gekregen had van zijn De boekenzaal van het 150 jaar oude Meermanno. achterneef Johan Meerman, wiens vader weer buitengewoon geïnte resseerd was geweest in de oor sprong van de boekdrukkunst.) Met die last van Latijnse vervoe gingen in de naam moest het mu seum de tweede helft van de 19e eeuw in en nog een hele 20ste. Maar naamsverandering was om testamentaire redenen onmoge lijk. Het zou tot de jaren negentig van deze eeuw duren, totdat ie mand - de nu vertrokken directeur dr. T. Brandenbarg - op het idee kwam iets aan de naam toe te voe gen. Museum van het Boek Muse um Meermanno-Westreenianum heet het instituut nu. In de gewone omgang wordt dat dan al gauw 'Museum van het Boek'. Van Westreenen was een excen trieke, ijdele figuur. Dat bleek niet alleen uit de onmogelijke, maar dure naam die hij 'zijn' museum meegaf, maar uit zijn hele levens loop. Een pseudo-geleerde, die twee hobby's had: verzamelen en eretitels. Die laatste verzamelde hij ook in zekere zin, zodat zijn hobby eigenlijk tot één passie valt terug te brengen. De verzamelingen legde Van West reenen, zoals ze in Museum Meer manno-Westreenianum getuigen kunnen, met grote passie en zorg aan. Hij schijnt ook heel goed op de hoogte geweest te zijn met de context van alles wat zijn collectie binnen kwam. Graag werd hij in de gelegenheid gesteld om met die kennis wat te pronken. Om daar toe de kans te krijgen, organiseer de Van Westreenen nogal eens par tijtjes. Een ooggetuige vertelt: 'Twee brandende vuurpotten op de hooge stoep, die met karpetten en de trappen met gangloopers voor de dames gedekt waren, met een aantal bedienden aan de deur, gaven de gala te kennen. En daar kwam de gastheer: ...zoo als ge woonlijk, vol beweging, huppe lende en uiterst beleefd naar mij toe, maakte eene kleine verscho ning mij niet eerder ontmoet te hebben en was met een paar sprongen weder bij het gezel schap, om zijne ten toon gestelde liefhebberijen aan te toonen en uit te leggen.' Men ziet het voor zich: die koetsen op de Prinsessegracht en een gast heer die zich verkneukelt, dat men zijn zeldzaamheden komt bewon deren. Van Westreenen wordt in het zelfde ooggetuigeverslag ook een geleerde genoemd. Dat laatste lijkt nogal overdreven. Van West reenen was genuanceerd genoeg om te begrijpen, dat de Neder landse aanspraken op de uitvin ding van de boekdrukkunst meer door chauvinisme werden ingege ven dan door feiten, maar zie hoe hij het probleem oplost. In 1807 publiceert Van Westreenen een werkje met de titel 'Verhandeling over de uitvinding der boekdruk kunst; in Holland oorspronkelijk uitgedacht, te Straatsburg verbe terd en te Mentz voltooid'. Een ge leerde dus die zijn gelijk zoveel mogelijk spreidde over de ver schillende partijen. Diplomatiek, jawel, maar wetenschappelijk? Elektronica Over de waarde van Van West reenens nalatenschap bestaat geen twijfel. Een museum, dat in dit tijdperk van digitale elektroni ca, het schrift koestert zoals het begonnen is, dient op zijn beurt ook gekoesterd te worden. Wil liam Gibson, sf-schrijver, gespeci aliseerd in de verschrikkingen van onze cyberspace-toekomst, ver telt hoe in regenachtig Istanboel briefschrijvers met 'ouderwetse stemprinters' in plastic hoezen op de hoek van de straat staan. Dat is alles wat er rest van onze schriftcultuur: stemprinters. Zelfs als Gibson niet helemaal ge lijk zal krijgen is het duidelijk dat wij zuinig zullen moeten zijn op museum Meermanno/Westreenia- num, dat laat zien hoe de wereld er uit zag toen mensen nog met de hand schreven. En Gutenberg zijn opwindende uitvinding deed. Het Meermanno-Westreeninum Museum aan de Haagse Prinsessegracht. foto Theo Bohmers De gegevens uit dit artikel komen uit de onlangs door Museum van het Boek/ Museum Meermanno-West reenianum gepubliceerde geschiede nis. De auteur is mevrouw W.A Laseur, die jarenlang onderzoek deed. Jos van Heel bewerkte het manuscript. Als Marilyn Monroe voor het eerst Arthur Millers hand aanraakt, vergeet ze even adem te halen. Ook Miller, anno 1951 al een internationaal befaamd auteur, vooral dankzij 'Death of a salesman' (1949), lijkt ge roerd. Hoewel braaf getrouwd met Mary Grace Slattery en op stand wonend in New York blijft hij nog weken in Holly wood hangen. Miller moet er weliswaar aan zijn scenario voor The Hook werken, maar de ontmoeting met 'The body', zoals Monroe toentertijd sne rend werd neergezet, laat 'The mind' niet meer los. In het zwembad van zijn vriend, de toneel- en filmregis seur Elia Kazan, zelf minnaar van Marilyn Monroe, trekt hij 'een bloedspoor van prikkels der wellust', zoals Miller later zal opbiechten in zijn biografie Timebends: a life (1987). Blijkbaar verbergt Amerika's beroemdste schrijver zijn (lust)gevoelens voor Monroe achter sarcasme. Want als MM schrijft dat zij z'n foto heeft op gehangen omdat 'ik nooit iemand heb gekend zoals ande ren hun vader om te bewonde ren', meesmuilt Miller waarom ze dan niet een foto van Abra ham Lincoln bij haar bed zet... Toch blijven beiden elkaar schrijven. Voorzichtig, want Miller blijft keurig bij zijn jeugdliefde. En Marilyn - dan net 25 - weet dat ze van haal verse en tweede echtgenoot, honkbal-ster Joe DiMaggio (37), niet naar andere mannen mag kijken. Want dan kookt zijn Siciliaanse bloed zo heftig dat daags daarop de grimeur handenvol werk heeft om Mon roe's blauwe plekken af te pleisteren. Om zichzelf overeind te houden - buiten de set is Marilyn liever Norma Jeane Mortensen, het meisje van vroeger - slikt ze steeds meer pillen. Tien maan den na hun huwelijk gaan DiMaggio en Monroe uit elkaar. Monroe verhuist naar New York, thuishonk van Arthur Miller. Niet dat zij hem meteen opzoekt. De echte reden is haar verlangen om ook les te krijgen van Lee en Paula Strasberg, dè 'goeroes' voor wie acteur wil worden. Vooral in het terugbladeren in deze periode van Marilyn Mon roe toont Christa Maerker, au teur van het zojuist verschenen boek Legendarische liefdes: Arthur Miller Marilyn Mon roe, respect voor de kwetsbare topster. Nergens zingt Maerker mee met het steevast vals ge toonzette koor van criticasters van deze tragische legende. Juni 1956 gebeurt het onver mijdelijke: tot verbijstering van de media trouwt de intel lectueel Miller met de blonde, dus - denkt menigeen - 'dom me' Marilyn Monroe. Over deze combinatie schx-ijft Christa Maerker dat MM snakte naar de sei-ieuze, intellectuele we reld van Millei-. En Miller op zijn beuxl wilde wel eens flii-ten met de Hollywood-glamour, waar succes bijna altijd met seks wordt beki-oond. In Mil lers ring laat Marilyn 'Hope, hope, hope' graveren. In Mon roe's ring staat 'Now is forever'. Ofwel geringde wanhoop naast goudgerand zelfvertrouwen. Medelijden Al tijdens hun huwelijksreis naar Londen, waar Maiilyn sa men met Laurence Olivier The Prince and the Shoiogirl ver tolkt, dooft langzaam maar on- omkeerbaar Monroe's ster. Hulpbehoevend als een bejaar de junk klampt zij zich steeds meer vast aan Paula Sti-asberg, waardoor elke scène drie-en- dertig keer opnieuw moet. Bxxi- ten de set durft ze niet zonder pillen en drank te gaan slapen. Miller schrijft in zijn dagboek dat hij voor zijn vrouw meer medelijden dan liefde over houdt. Als MM deze notities bij toeval onder ogen krijgt, zoekt ze ti'oost en vertier bij nieuwe minnaars zoals Yves Montand, John en Robeil Kennedy. Mil lers poging om met 'The Mis fits', waarvoor hij het scenario schrijft, het lek in zijn huwe lijksboot te dichten, blijft te vergeefs. Wel leeft MM even op als de dan al oude Clark Gable haar tegenspeler is. Want in hem ziet zij haar 'wensvader'. Miller op zijn beurt zoekt en vindt begrip bij de set-fotogx-a- fe Inge Morath, zijn latere echt genote. Begin januari 1961, een week voor de première van The Mis fits is ook dit Paar van de Eeuw geschiedenis. Anderhalf jaar later, op 5 augustus 1962, over lijdt Monroe. Hans Toonen Christa Maerker: Marilyn Monroe en Arthur Miller - Uitgeverij Elmar, f 29,50 - ISBN 90-389-0785-0. Arthur Miller en Marilyn Monroe. Van de Hengelose oogarts Joop Verhage verschenen kort na de oorlog twee romans die positief werden onthaald. Maar toen hij in oktober 1947 op 37-jarige leeftijd plotseling overleed, stierf zijn oeuvre met hem. Vorige week begon het eerherstel. Toen verscheen bij uitgeverij G.A van Oorschot het Verzameld Werk van II. van Grevelingen, het pseudoniem van Verhage. Zijn weduwe, Maria Verhage- Kentie (86), heeft altijd geweten dat het eens zo ver zou komen. „Hij was van nature geïnteresseerd in de ernst van het leven." Johannes Willem Cornelis Verhage en zijn vrouw Maria Kentie vestigden zich in 1938 in Hengelo. Hij was in het voorjaar cum laude gepromoveerd op een proef schrift over oogpi'oblemen bij mijnwer kers. Zij had aan de Leidse universiteit farmacie gestudeerd en zou na het overlij den van haar man apothekersassistente worden. Oogarts was Verhage. Weliswaar was hij verbonden aan zowel het algemene als het i-ooms-katholieke ziekenhuis in Hengelo, maar hij had voornamelijk praktijk aan huis. Als hij tenminste niet in Goor of Winterswijk spreekuur hield, want deze plaatsen vielen ook onder zijn rayon. Naar Goor kon hij, toen er helemaal geen benzine meer was, nog fietsen. Naar Win terswijk ging het met een taxi aangedre ven door een kachel die achter op een aanhanger stond en voor de aandrijving zorgde. Deze reizen maakte hij vaak sa men met psychiater Heringa. Liefhebberij Eenmaal in Hengelo gesetteld pakte Ver hage een oude liefhebberij op. Schrijven. Mevrouw Verhage: „Dat heeft hij altijd wel gedaan. In Leiden al, maar hij vond het nooit geschikt voor publicatie. Hij probeei'de poëzie, maar gaf toch de voor keur aan proza, het grotere verband." Verhage sprak met niemand over zijn lite Hij overleed op 15 oktober 1947. Nog voor zijn dood was zijn tweede boek versche nen, Spel zonder inzet. Postuum kwam daar Stilte om een paleis nog bijOp enke le toneelstukken en een boekbespreking na was het dat. Simon Vestdijk en Victor van Vriesland hadden het werk van H. van Grevelingen meer dan welwillend ont haald, maar met het overlijden van de au teur stierf ook zijn oeuvre. Van het Reve, Blaman, Hermans - lezend Nederland had de handen vol aan deze veelbeloven de jongelingen. Van Grevelingen werd vergeten. „Als er gradaties bestaan van vergeten dan is H. van Grevelingen in zijn hoeda nigheid van vergeten auteur onovertrof fen." Aldus Kees Verheul in het Nawoord bij het Verzameld Werk van Van Grevelin gen, dat vorige week officieel wordt ge presenteerd. Straatrumoer Ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van boekhandel Broekhuis in Hengelo, in 1993, schreef Verheul het boek Een vier kant in de toendra. Daarin voerde hij Van Grevelingen als schrijver op: „Zijn spreekkamer, bedoeld voor patiënten maar ook gebruikt voor het werk waar niemand van wist, lag aan de voorgevel. Hier werd hij minder gestoord - soms door de telefoon, een enkele keer ook door het dienstmeisje, maar nooit door zijn vrouw of zijn kinderen. Toch was het er niet stil. Het straatrumoer dreef hem, wanneer hij probeerde te schrijven, weer snel naar de tuinkant. Beide plaatsen hadden hun be- zwaar. Het maakte niet uit. Maar de weel de van twee werkplekken zou hij nooit willen missen, al was het maar om het ex cuus van een wandelingetje door het huis, zoals ook ditmaal." Verheuls boek wordt, herdrukt als Kleine knieval, nu ook door Van Oorschot uitge geven. Hij was het die uitgeverij Van Oor Vandaar ook dat Verhage zich voor Stilte om een paleis, het postuum verschenen boek uit 1949 rond tsarin Cathaidna, uit voerig documenteerde. Hij liet verschei dene boeken uit de Leidse bibliotheek ko men. Verheul memoreert hieraan in Een vierkant in de toendra/Kleine knieval. H. van Grevelingen beschikte over een kraakheldere schrijfstijl. De psychologi sche worstelingen van de personages in bijvooi'beeld Het onverbreekbaar zegel gaan diep, maar omfloerste taal die zo licht gepaard gaat bij de weergave van troebele zielenroerselen heeft de auteur weten te vermijden. Optimistisch is het echter allemaal niet. „Bedenk wel dat hij zijn eerste boek in de ooidog heeft ge- schreven. Naar mijn idee was het zo rond de beviijding af. Hij was nu eenmaal een ernstig mens. Hij had een heldere geest, hij kon diep doordenken. Hij was van na ture geïnteresseerd in de ernst van het le ven. Maar een kamergeleerde was hij niet. Hij hield van sport en van wandelen." Het onverbreekbaar zegel speelt op het platteland rond het fictieve plaatsje Ter- walde. „Ik heb hem nooit gevraagd of hij daarbij een specifieke plaats in gedachten had. Het zou zoiets als Borne kunnen zijn. Maar ik geloof niet dat het boek in Twente speelt. De fabrikantennaam die eiin voorkomt, is ook niet Twents, nee. Eerder speelt het op de Veluwe of zoiets. De Ach terhoek misschien." Ze is blij dat ze de erkenning die haar mans oeuvre met de uitgave door Van Oorschot krijgt, mee mag maken. „Emo tioneel", zegt ze. „Maar het had ook pas na mijn overlijden kunnen gebeiu-en. Ik heb er altijd vertrouwen in gehad." Theo Hakkert H. van Grevelingen: Verzameld Werk - 560 blz., f 69,- gebonden- Uitgeverij G.A van Oor schot, Amsterdam. raire ambities. „Eigenlijk alleen met mij. Hij sprak er zelfs vaak met mij over, al heb ik nooit adviezen gegeven. Hij las altijd alles aan mij voor. Als hij weer een deel ge typt had, want dan was het pas echt af. Op een dag zei hij dat hij nu iets onder handen had wat iets zou kunnen worden." Het werd Het onverbreekbaar zegel, Verhage's eerste roman. Gepubliceerd in 1946 bij uitgeverij De Haan in Utrecht. Als auteur van Het onverbreekbaar zegel stond vermeld H. van Grevelingen. „Hij wilde per se schrijven onder pseudoniem. Hij hield zijn werk als oogarts streng ge scheiden van zijn boeken. Hij wilde niet bekend staan als een schrijvende oog arts." Verhage was daar zo consequent in dat tot verrassing van iedereen bij zijnbe- grafenis het pseudoniem werd onthuld. Oogarts Joop Verhage. schot voor Van Grevelingen wist te inte resseren. Met uiteindelijk gevolg dat bij de Amsterdamse uitgever van Voskuil, de Russische bibliotheek en veel grote na men uit de Nederlandse letteren de defi nitieve uitgave van Van Grevelingens oeuvre verschijnt. Het onverbreekbaar zegel, de eerste ro man van H. van Grevelingen, opent met een hoofdstuk over een apothekersassis tente, juffrouw Emma. Mevrouw Verha ge: „Mijn man schreef gi'aag aansluitend aan de werkelijkheid. Hij kende het medi sche milieu natuurlijk goed. Je moet schrijven over wat je weet, zei hij wel eens. Hij had ooit een mooi citaat gevon den, ik meen van Goethe, waar hij zich in kon vinden. Waarom zou je al die moeite doen om iets te bedenken wanneer er al zo veel geschiedenis is?" Maria Verhage-Kentie (86), weduwe van de in 1947 op 37-jarige leeftijd overleden schrijver-oogarts Joop Verhage. foto Torna Tudor

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 14