Broei in de Weerribben Wetland van Jacob Vis Zit de storm nog in je snavel, Malmok? Alleen onder die groot suidersterre Brieven Annie M.G. in Haarlem geveild kunst cultuur 13 jeugdboek vrijdag 27 november 1998 Het water in de Weerribben oogt zwart als teer. Even verraderlijk als de zompige grond en de ondoordringbare moerasbossen. De veenplak zuigt en de als molshoopjes over het land verdeelde pollen veenmos zijn de dood voor de grote verscheidenheid aan planten en bomen. Toch is dit gebied waar rietland en water een onvoorspelbaar mozaïek vormen, van een fascinerende schoonheid. De grote karekiet en de bruine kiekendief schijnen het hier naar hun zin te hebben, evenals de vele toeristen die dit Nationaal Park in de zomermaanden trekt. Als 's ochtends de vele vogels een concert geven is het een onschul dig reservaat waar slechts de wet ten van de natuur gelden. Maar als de nevel daalt of het donker bezit neemt van de sloten en de petga ten, krijgt het gebied een onheil spellend karakter. Dan is het 'zwe vende' trilveen opeens geen spannend avontuur meer, maar dringt zich het angstige gevoel op dat onder die laag van halfver gaan riet en lisdodde allerlei geva ren aan het oog zijn onttrokken. Denkbeeldig is dat niet. Lees Wet land van Jacob Vis en een bezoek aan het laagveenmoeras in Noord west-Overijssel zal nooit meer zo ontspannend zijn als voorheen. Vis kent het gebied. Elf jaar gele den liep hij er rond als beheerder. De Kampenaar is eigenlijk bos bouwer, maar werd een half jaar door Staatsbosbeheer 'uitgeleend' aan de Weerribben om orde op za ken te stellen. Want op z'n zachtst gezegd boterde het niet tussen de natuurbeheerders en de riettelers. De eigenlijke beheerder ontsnapte er ternauwernood aan de dood. Vis zelf maakte eveneens kennis met de woede van potige riettelers. ,Heel veel van wat ik heb beschre ven is waar", bezweert hij. „Het was heel sinister. Ze hebben me nooit echt te pakken genomen, maar de waarschuwingen die ik kreeg waren om heel serieus te ne men. Dan wilde ik naar huis en werd me een andere route gewe zen, omdat ze me lagen op te wachten." Geheugen Ten tijde van zijn 'bewind' ver klaarde het districtshoofd van Staatsbosbeheer nooit over moord in de Weerribben te zullen schrij ven. „Sterke verhalen, geen on derwerp voor mijn volgende ro man", vond Vis toen. Maar dat was net na het verschijnen van zijn de buut 'Prins Desi' én net na zijn tij delijke aanstelling. Intussen is hij begonnen aan zijn achtste mis daadroman en is het natte land in de kop van Overijssel allang niet meer zijn werkterrein. „Ik heb Jacob Vis: „Het gaat in Wetland om de entourage en het enorme 'wij-gevoel' dat in zo'n gebied ontstaat. Als het in de Weerribben broeit, broeit het echt." foto Freddy Schinkel toen wel gedacht dat het een plek bij uitstek zou zijn voor een ver haal", vertelt de 58-jarige auteur. „Dat het elf jaar heeft geduurd, betekent dat het een goed verhaal is. Want een goed verhaal blijft hangen, dat komt wel een keer weer boven. Ik heb dit verhaal vol ledig uit mijn geheugen kunnen halen, er was geen enkele research nodig. Het boek is erger dan de werkelijkheid, maar ik heb er wel heel goed om me heen gekeken. Godzijdank is het er nooit tot moord en doodslag gekomen, maar ik was erop voorbereid dat zoiets kon gebeuren. De cultuur verschillen tussen de riettelers, die er van kinds af aan wonen, er hun boterham verdienen en daar hun hele ziel en zaligheid hebben liggen, en de natuurbeheerders met een totaal ander gezichts punt, zijn enorm. Ik heb daar let terlijk als scheidsrechter ge werkt." Wetland is de internationale be naming voor een moerasgebied als de Weerribben en tevens de titel van de misdaadroman. Een titel die de opvallende opzet van de ro man verraadt. Want het landschap is hier geen decor voor criminele afrekeningen, bloederige aansla gen of uit de hand gelopen me ningsverschillen, maar staat zelf centraal. Het is de ontwikkeling van het gebied zelf die de loop der dingen bepaalt en als bodem dient voor een hevige machtsstrijd. „Speurneuzen zijn niet zo interes sant, die spelen bij mij altijd een bijrol", legt Vis uit. „Het zijn hier, zoals in al mijn boeken, heel gewo ne mensen in een buitengewone si tuatie. Bij mij vind je geen helden. Het gaat in dit geval om de entou rage en het enorme 'wij-gevoel' dat inzo'n gebied ontstaat. Als het daar broeit, broeit het echt." De structuur van het gebied is niet zozeer een speling van de natuur alswel door mensenhanden ont staan. Het is een rechtstreeks ge volg van het afgraven van turf. De gaten waar het veen uitgestoken werd worden hier weren genoemd en de stroken grond waar de turf te drogen werd gelegd heten ribben. Na de turf kwam het riet. Was het turfsteken al loodzwaar, rietsnij- den is evenmin werk voor doetjes. Een citaat uit de mond van advo caat Maurits Weiland, verteller van het verhaal: „Mensen die bei de hebben meegemaakt gooien een stuiver op als je vraagt welk van de twee het slechtste werk is. Als ik ze zie buffelen achter hun eenassige trekkertjes ben ik blij dat ik er alleen maar naar hoef te kijken Vis, bewonderend: „Ik heb ze zien sappelen. Toen ik er werkte heb ik me geprobeerd in te leven. Veel moeite heeft dat niet gekost, het boerengevoel kan ik me goed voorstellen. En als je zo hard moet werken voor je bestaan, ben je ook bereid voor j e werk te vechten. Het is een gebied met veel stijfkoppen. Als natuurbeheerder moet je er stevig in je schoenen staan." Kalenberg In Wetland heet die beheerder Ot to Berends. Een man die zich opstelt lijnrecht tegenover de riet telers. Onder hen zijn Arthur Romkes en zijn zonen. Uit de klui ten gewassen mannen die voor niets terugdeinzen. Berends en Romkes leven op voet van oorlog. Plaats van handeling is niet alleen De Kragge, zoals de auteur het na tuurgebied heeft gedoopt, maar ook Kerkdorp, 'een gehucht dat- tot 1954 alleen per boot bereik baar was'. Hiervoor stond Kalen berg model, zo'n dorp met vooral inteelt en enkele 'vreemdelingen'. „Een heel gesloten wereldje", heeft de schrijver ervaren. „Ik was geen Otto Berends, meer een bui tenstaander als Maurits Weiland, iemand die zich verbaast maar toch ook de aardige dingen van zo'n gemeenschap ziet. Daar leer je om heel goed te luisteren, want er wordt nooit iets rechtstreeks ge zegd, altijd via een omweg. En de sociale controle is ongelooflijk, ze ruiken nog wat je twee dagen gele den hebt gegeten. De spanning in Wetland wordt niet zozeer veroorzaakt door een aaneenschakeling van brute handelingen als wel door de per manent broeierige sfeer, het aan houdende gevoel dat er iets op uit barsten staat. Alsof onder de bedrieglijk stevig lijkende plan- tenmat van De Kragge in een me tersdikke laag blubber het onheil loert, geduldig wachtend op een prooi. Er heerst niet alleen de strijd tussen de arbeiders die er hun boterham willen verdienen en degenen die de natuur willen laten prevaleren, maar ook tussen de Kerkdorpers en de buitenstaan ders. „Ik laat Maurits Weiland heel bewust een buitenstaander zijn", legt Vis uit. „Om aan te ge ven dat een buitenstaander hier altijd een buitenstaander zal blij ven." De schrijver uit Kampen laat in Wetland de speurders terugkomen die in veel van zijn romans figure ren, zoals inspecteur Ben van Arkel. Hoewel de schrijvende bos bouwer begon met Suriname en ook in andere romans buiten zijn directe leefomgeving treedt, is hij dicht bij huis op z'n best. „Mijn ziel en zaligheid moeten in zo'n boek zitten, maar het hoeft niet letterlijk dicht bij huis te zijn", geeft hij aan. „Dicht bij huis wil voor mij zeggen dat ik me dicht bij huis vóel. In zo'n boek als 'De infil trant' bijvoorbeeld over vrouwen handel bedenk ik me vooral dat het allemaal dochters zijn en ik zelf ook een dochter heb. Mijn gi'ootvader heeft op Deli gezeten en zijn verhaal wil ik ook nog eens vertellen. Dat is voor mij ook dicht bij huis." Hoe gruwelijk de ontdekkingen in De Kragge ook mogen zijn, Vis schetst geen overwegend negatief beeld van de bewoners en huii ge woonten. „Dit boek moet ook mijn liefde voor dit gebied laten zien", vindt hij. „Het kan er bloedlink zijn, maar overwegend wonen er heel aardige mensen. Het is een ge bied waar ik voor op de barricade zou gaan staan. Ik heb het met heel veel compassie geschreven. Het is een gemaakt landschap, maar met een onvergelijkbare schoonheid. Het is een feest om er rond te lo pen." Dick Laning Jacob Vis: Wetland- Uitgeverij Ellessy, f29,95. Annemarie van Haeringen kreeg voor haar prentenboek Onder water, boven water de Kinderboekwinkelprijs 1998. Jacques Vriens, winnaar in 1997 met de sprookjesbundel Groot moeder, ivat heb je grote oren overhandigde haar vorige week het Kinderboekwinkelkistje dat bij de onderscheiding hoort. De ene jury is de andere niet, maar als je de ene en de andere zou vragen ieder een top-3 samen te stellen van mooiste boeken uit de productie van een jaar zullen de verschillen gering zijn. Kwali teit valt immers niet over het hoofd te zien. Al is er in het verle den natuurlijk wel eens wat 'fout' gegaan. Waarom - bijvoorbeeld - kreeg Annie M.G. Schmidt pas in 1981 ('Otje') haar eerste en enige Gouden Griffel? Hoe kan het dat Dick Bruna tot 1990 ('Boris Beer') moest wachten op zijn Gouden Penseel? En wie heeft een verklaring voor de officiële 'miskenning' van Jenny Dalen oord, Carl Hollander en Mance Post? Zelfs het eenmalig toege kende Oeuvre Penseel voor Fiep Westendorp in 1997 kan niet ver hullen dat deze speciale bekro ning ter gelegenheid van Vijfen twintig jaar Gouden Penselen tegelijkertijd een goedmakertje was. Om een en ander na de uitreiking van Griffels, Penselen, Vlag en Wimpels en de Prijs van De Ne derlandse Kinderjury alsnog recht te kunnen zetten, stelden de Samenwerkende Kinderboek winkels in 19 93 een eigen prij s in De eerste Kinderboekwinkel prijs was voor 'Rosa' van Mary Hoffman en Caroline Binch; waarna achtereenvolgens Wou ter KI oot wijk voor 'Het erf van de oom van Adri', Lieven Baeten voor 'Nieuwsgierig Lotje', San- derijn van der Doef en Marian Latour voor 'Ben jij ook op mij?' en Jacques Vriens voor zijn bun- del met zestien klassieke sprook jes (opnieuw verteld voor jonge ldnderen) een mooi versierd Kin derboekwinkelkistje mee naar huis mochten nemen. Onder wa ter, boven water van Annemarie van Haeringen is het zesde boek dat volgens de twaalf juryleden ten onrechte nog niet werd be kroond. Vandaar... achteraf... toch nog... Gedurfd Over Annemarie van Haeringen werd in deze krant op deze plek al eens gezegd dat ze zich in haar werk met niemand laat vergelij ken, omdat ze zo'n spannend spel speelt met trefzekere contourlij nen en risicovolle Meuren. Dat is in haar zevende prentenboek precies zo. Gedurfder dan het zuurstokrozerode schutblad me teen na het mooi bij elkaar pas sende Caribisch blauw en zand kleurig geel van het omslag lijkt onmogelijk. Het verhaal vertelt over Spin die niet onaardig wil zijn, maar Schildpad toch liever niet te eten vraagt: „Kijk eens hoe stoffig je eruitziet. Zo kun je niet aan tafel. Ga eerst maar eens een bad nemen in de baai." Dat liedje zingt hij nog een keer. Na tuurlijk bezorgt Schildpad hem daarna een koekje van eigen deeg en kan hij de wijze les 'Wie slechts kruimels zaait, zal geen taarten oogsten!' in zijn zak ste ken. In het juryrapport vermelden de kinderboekverkopers dat ze zich zeer aangesproken voelen door de 'duidelijk herkenbare eigen stijl' van Annemarie van Haerin gen die 'zoals dat bij een écht prentenboek hoortin staat blijkt 'het verhaal overwegend door de prenten te laten vertellen'. Het staat er allemaal een beetje rom melig geformuleerd, maar de liefhebbers van het werk van dit dubbeltalent (dat in enkele jaren tijd ook nog eens tientallen boe ken van anderen illustreerde) weten precies wat er bedoeld wordt. En ze zullen het van harte onderschrijven. Want nog'altijd kun je van deze of gene te horen krijgen dat HarrieGeelen in 1995 het Gouden Penseel voor zijn il lustraties in 'Het beertje vanPip- peloentje' van Annie M.G. Schmidt heus verdiend heeft, maar dat Annemarie van Haerin gen minstens evenveel 'recht' op die prijs had vanwege haar vei- rulckelijke, oogstrelende en expressieve aquarellen in de her ziene uitgave van Bijbelse verha len voor jonge kinderen door D. A Cramer-Schaap Krabbenmoes Met Sjoerd Kuyper bedacht ze tijdens een gezamenlijke werkreis naar de Antillen Mal mok. Geen duizend vragen, of vissen, taart van kreeftenbrij, pudding van krabbenmoes, ruige moppen... niets kan de pelikaan Malmok bewegen zijn snavel open te doen: „Zeg eens wat, Malmok! Heb je de zee ingeslikt? Of zit de storm nog in je snavel en blaast de wind hem zo bol? Of heb je daar een maaltje vette vis? Zeg eens wat, Malmok Wie goed kan kijken heeft al op een van de eerste bladzijden in dit prentenboek gezien wat Mal mok tijdens een storm 'zo groot als de wereld' op zee is overko men. Die kan zich daarom en elke keer daarna concentreren op de weldadig mooie illustraties. Om zich telkens vol bewondering te realiseren hoe gewaagd Anne marie van Haeringen te werk gaat. Er valt in zulke losse, zwie rige en beweeglijke aquarellen niets te verstoppen, Alles moet in één keer goed. En dat lijkt bij haar een moeite van niks. Jan Smeekens Annemarie van Haeringen: Onder water, boven water. LeopoldAmster dam; f 24,90. Sjoerd Kuyper Annemarie van Haeringen: Malmok. Leopold, Am sterdam; f 24,90. D.A Cramer-Schaap en Annemarie van Haeringen: Bijbelse verhalen voorjongekinderen. Bewerkten aan gevuld door Lieke van Duin. Ploegs- ma, Amsterdam; 420 blz.: zelf lezen vanaf een jaar of negen; f 44, 90. Het boek is hier en daar nog verkrijgbaar voor de speciale actieprijs van f 35,-. Illustraties Annemarie van Haeringen Het Afrikaans is een taal die ons Nederlanders bekend in de oren klinkt. De Afrikaan se poëzie is hier echter nauwe lijks bekend. 'De literatuur van de Eskimo's en de Paparapaya's was je vertrouwder. Had die Zuid-Afrikaanse literatuur, als ze er al was, een geschiedenis? Wanneer was die geschiedenis dan begonnen?', schreef Gerrit Komrij. De belangstelling voor Zuid- Afrikaanse letterkunde is in Nederland - de taalverwant schap ten spijt - altijd al be perkt geweest. Door de apart heid verdween ook het laatste restje sympathie. Er is natuur lijk één uitzondering; de in het Afrikaans dichtende, maar in Nederland woonachtige Elisa beth Eybers. Haar gedichten zijn in haar nieuwe én in haar oude land bijzonder geliefd. Adriaan van Dis - een van de weinige Nederlandse kenners van de in het Afrikaans ge schreven literatuur - omschreef haar poëzie daarom eens als een 'stevige loopplank' tussen de twee landen. Dezelfde Van Dis heeft samen met de vertaler en recensent Robert Dorsman een belang wekkende bloemlezing samen gesteld met de mooiste 'hon- derd-en-een gedichten uit de Afrikaanse poëzie'. O wye en droewe land heet de bundel, naar een gedicht van N.P. van Wyk Louw: 'O wye en droewe land, alleen/ onder die groot suidersterre./ Sal nooit 'n hoë blydskap kom/ deur jou stil droefenis?' Zo'n fragment maakt meteen duidelijk dat het Afrikaans de dichter helpt. Wat hier bijzonder klinkt, zou in vertaling banaal overkomen. Dorsman heeft ook oog voor di t wonderbaarlijke effect, de oor zaak zou zijn 'dat het een echte volkstaal iswaardoor de regels nog niet zo vast liggen'. Invloeden Het Afrikaans mag voortgeko men zijn uit het Nederlands, de taal heeft vele invloeden on dergaan, zeker ook van de 'bruinmense'. De poëzie begint - tenminste in deze bloemle zing r met een paar anonieme liedjes. De keuze in het boek eindigt met Gert Vlók Nel, een in 1963 geboren dichter en lied jeszanger. De grote figuren in de bundel zijn N.R van Wyk Louw, D.J. Opperman, Breyten Breytenbach, Antjie Krog en uiteraard Elisabeth Eybers. De meeste gedichten zijn van een Elisabeth Eybers 'basisvertaling' voorzien. In het geval van Eybers volstaan de samenstellers evenwel met enkele woordveridaringen. Waarom lezen Nederlanders haar werk zo graag en dat van haar taalgenoten niet? In haar, nu in Nederlandse versie be schikbare boek, Afstand enver- bintenis probeert Ena Jansen die vraag te beantwoorden. In elk geval maakt Eybers haar publiek het niet eenvoudig. Haar Nederlandse lezers heb ben moeite met de taal. Haar Afrikaanse lezers met de ver wijzingen naar Nederlandse toestanden. Zelfs de seizoenen kunnen voor verwarring zor gen: februari roept bij Neder landers heel andere associaties op dan bij Zuid-Afrikanen, au gustus in Johannesburg is heel wat anders dan augustus in Amsterdam. Al deze barrières worden moeiteloos geslecht door de kwaliteit van haar werk. In Afstand en verbintenis krij gen we te zien wat voor positie deze bijzondere dichteres heeft in de Nederlandse literatuur, In O wye en droewe land kunnen we ontdekken wat voor plaats zij heeft tussen haar Afrikaan se collega's. De lezer zal niet al leen in deze taal, maar ook in deze poëzie veel herkennen. Hans Warren O wye en droewe land. Honderd en-een gedichten uit de Afrikaanse poëzie. Gekozen door Robert Dors man en Adriaan van Dis. Met een nawoord door Robert Dorsman. 176 pag.l f 29,90. Meulenhoff, Am sterdam. Ena Jansen: Afstand en verbinte nis. Elisabeth Eybers in Amster dam. Vertaald uit het Afrikaans door Riet de Jong-Goossens. 368 pag./ geillustreerd,/ f 59,50. Am sterdam University Press. Hoewel schrijfster Annie M.G. Schmidt en journalist/publicist Frits Bromberg uit Bodegraven elkaar vooral aan het lachen maakten in hun vier jaar durende correspondentie, vertrouwden ze elkaar ook allerlei intimiteiten toe. „Goed, er is niets aan de hand. Geen twaalf tumoren, laat staan één. Niks als angst. Maar de hoofdpijn blijft. En werken daarmee is een kwelling. Mijn werkhuisje wordt een martelkamertje. Voel ik me schrijfster? Allerminst. Ik ga iets heel anders doen." De 23 brieven van Annie Schmidt die de 61-jarige Bromberg in zijn bezit heeft, be vatten details uit het privé-leven van de schrijfster, die nooit verder zijn gekomen dan de werkkamer van Bromberg. Jammer, vindt hij, een ander mag ze ook lezen. Daar om heeft hij de Haarlemse boe- kenveiler Bubb Kuyper gevraagd ze onder de hamer te brengen. De hierboven geciteerde brief da teert van 1971. Annie had last van verschrikkelijke hoofdpijnen die haar het ergste deden vrezen. Angst echter bleek de oorzaak te zijn. „Ja", weet Frits Bromberg, die voor hij met vut ging j oumalist was bij respectievelijk Het Vrije Volk, de Haagsche Courant, Dag blad Het Binnenhof en de Goud- sche Courant, „een zeer begrijpe lijke angst. Zij had namelijk net een musical voltooid. Alles was geregeld. Carré was afgehuurd, het orkest en twaalf dansers, zes acteurs en de belichter, de regis seur en de garderobe juffrouw. Tussen het voltooien van haar mu- sical en de première ging ze er even tussenuit. Naar Broadway. En daar zag ze op de planken een mu sical die als twee druppels water op de hare leek en nog naar Neder land zou komen ook. Iemand was haar met het idee voor geweest en binnen vier weken moest ze zien een nieuwe musical te maken. Geen wonder dus dat ze hoofdpijn kreeg." Manuscript Bromberg begon met Annie Schmidt te schrijven toen hij zijn eerste manuscript voor een kin derboek gereed had: 'Nooit meer bang'. „Ik woonde toen in Noot dorp, zij in het nabijgelegen Ber- kel. Ik wilde dat zij het manuscript zou beoordelen. Dat heb ik haar daarom opgestuurd. Zij gaf ant woord, ik schreef haar terug en?.ij antwoordde weer. Dat heeft zo vier jaar geduurd. Zij is trouwens met de correspondentie gestopt. Toen haar man in 1975 overleed, heeft zij bijna alle contacten met de buitenwereld verbroken." Sindsdien lagen de brieven in een la. „Ik ken ze uit mijn hoofd en ik heb goeie kopieën. Dus waarom zou ik ze hier in huis houden?" Annie Schmidt is één keer bij Bromberg op visite geweest. Bo vendien heeft hij haar twee keer geïnterviewd. Maar die ontmoe tingen waren geen succes. „Van die eerste keer herinner ik me dat ik die heel bedreigend vond. Ze leek drie meter groot, ik durfde haar niet om een handtekening te vragen, zij bood die niet aan en uiteindelijk hadden we elkaar niets te vertellen. Met een halfuur was ze weer vertrokken." „Dat kwam doordat we allebei schrijvers waren. Verbaal hebben we niet zo veel in te brengen. Maar zet ons achter een schrijfmachine en dan weten we niet van ophou den. Dan komt alles los." Doch verder zegt Bromberg geen echte band te hebben gehad met Annie Schmidt. „Ik x-especteerde haar, maar ik bewonderde haar niet. Zoals zij kritisch was op mijn werk, was ik dat op het hare. Ze had me een keer kaartjes gestuurd voor een musical. Die vond ik niet geweldig en dat liet ik haar ook weten. Dat wist ze te waarderen. De enige band die we eigenlijk hadden was dat we elkaar aan het lachen maakten." Bundelen Bromberg heeft wel pogingen in het werk gesteld om de brieven te laten bundelen. De Haagse uitge verij Bzztóh was er zeer in geïnte resseerd. „Maar we kregen geen toestemming voor publicatie van haar zoon Flip van Duyn. En tja, hij heeft het copyright van de brie ven. En dat houdt hij ook." Unieke brieven zijn het overigens, want er is uitgebreid gezocht naar nog meer correspondentie van Annie, teneinde een eventuele bundel wat meer omvang te geven. Met uitzondering van een paar kattebelletjes is er nog slechts één andere brief gevonden. Daarom hoopt Bromberg dat zijn collectie een leuke som gaat opleveren als deze op 2 december in Haarlem wordt geveild. Bubb Kuyper denkt aan 10.000 gulden. Brom berg hoopt op meer. Lonneke van Koot Boekenveiler Bubb Kuyper in Haar lem veilt de brieven van Annie M.G. Schmidt woensdag 2 december.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 13