Van jonge bouwkunst
tot rijksmonument
Zeeland kan leren van
Drenthe en Limburg
Readies op deze rubriek zijn
welkom. Indien uiviltreage
ren, of wanneer u een tip
voor ons heeft, kunt u schrij
ven of faxen naar de PZC,
Postbus 18, 4380 AA Vlissin
gen, fax 0118-470102, onder
vermelding van Streektaal.
woensdag 25 november 1998
Villa Stadszickt Tholen en boerenschuur. foto Dirk-Jan Gjeltema
door Richard Hoving
Zeeland is ruim tweehonderd
rijksmonumenten rijker. Het
gaat om watertorens, stations,
sluizen, fabriekspanden,
gemalen, vakantiehuisjes,
woningen, betonnen
verdedigingswerken en
boerderijen gebouwd in de
periode 1850-1945. In het boekje
Jonge bouwkunst geselecteerd
staan 93 voorbeelden, elk met een
foto en een beschrijving.
De aanwijzing van 213
monumenten gaat terug tot het
Monumenten Inventarisatie
Project (MIP). Het M1P begon tien
jaar geleden in Zeeland. Vanaf
1988 tot en met 1991 maakte een
groepje ambtenaren een lijst van
alle jonge gebouwen, complexen
en gebieden met een bijzondere
waarde in de provincie. De
inventarisatie leverde 5300
objecten en complexen en 48
gebieden op.
Na het MIP volgde het
Monumenten Selectie Project
(MSP). Met een aantal criteria in
de hand gingen de ambtenaren na
welke jonge bouwkunst bij het
ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (OCW) als
monument moest worden
voorgedragen- Kunsthistoricus B.
Sens is zowel bij de inventarisatie
als de selectie betrokken geweest.
Tijdens de eerste stap in het
selectieproces werden duizenden
foto's en dia's bekeken.
Uiteindelijk bleven er tussen de
driehonderd en vierhonderd
mogelijke fnonumenten over,
aldus Sens.
Om helemaal zeker van hun zaak
te zijn, werd de overgebleven
jonge bouwkunst bezocht. Deze
werden beoordeeld op basis van
vijf criteria:
cultuurhistorischewaarde,
architectuurhistorischewaarde,
omgevingswaarde, gaafheid en
zeldzaamheid. De geselecteerde
gebouwen werden zowel aan de
buiten- als binnenkant bekeken.
Sens: „Alleen het exterieur
beoordelen volstaat niet. Het is
namelijk best mogelijk dat achter
een gevel uit 1870 een compleet
nieuwe woning schuilgaat.
Voorbeelden hiervan zijn volgens
haar met name te vinden in delen
van Zeeland die in 1953 ten prooi
zijn gevallen aan het water.
Schrik
De selecteurs werden niet overal
met open armen ontvangen.
Particuliere eigenaren sloeg de
schrik om het hart als ze het woord
monument hoorden. Een
dergelijke status maakt elke
verbouwing in de toekomst
onmogelijk en doet de waarde van
een pand alleen maar dalen,
luidde de redenatie. „Dat is dus
allemaal onzin", reageert Sens.
Volgens haar gaat het om
hardnekkige vooroordelen. „Het
klopt dat er extra regels gelden als
je een monument wilt verbouwen.
Het is echter niet zo dat het
onmogelijk is." Dat een pand in
waarde daalt nadat het als
rijksmonument is aangewezen, is
nooit bewezen, aldus Sens stellig.
Na twee bezoekronden bleven er
146 losse objecten (watertorens,
kerken, woningen,
elektriciteitshuisjes) en 67
complexen (sluizen,
verdedigingswerken, boerderijen
en fabrieksgebouwen) over.
door Marco Evenhuis
De Zeeuws-Vlaamse stichting
School Dialect krijgt de
komende jaren een jaarlijkse
subsidie van 25000,- om een
lesprogramma op te stellen. Dat
moet ervoor zorgen dat de
Zeeuwse dialecten een plekje in
het Zeeuwse basisonderwijs
krijgen. Het project, een initiatief
van Ambras-voorman Piet
Scheerders, is het eerste dat op een
structurele wijze aandacht aan
dialect in de Idas besteedt.
Het project is aan het begin van dit
schooljaar van start gegaan.
Binnenkort, in de Kerstvakantie,
zullen we Piet Scheerders voor
deze rubriek naar zijn
bevindingen en verdere plannen
vragen. Vandaag in Streektaal een
aantal vporbeelden van
onderwijsprojecten uit andere
streken binnen het Nederlandse
taalgebied.
Zoals in zoveel gevallen op het
gebied van streektaal, hebben
andere regio's al veel eerder de
noodzaak van structurele
aandacht aan dialect in het
onderwijs ingezien. Er wordt ook
veel meer geld aan uitgegeven dan
hier in Zeeland. De provincie
Drenthe pompt, samen met de
meeste Drentse gemeentes,
jaarlijks direct 380.000,- en
indirect 600.000,- in de
infrastructuur van het Drents.
Met dat geld worden onder meer
het Cultuur Instituut Drenthe
(met twee
streektaalmedewerkers),
Stichting Het Drentse Boek,
Stichting Oeze Volk, het
tijdschrift Roet, een Drentstalige
vrouwentoneelgroep en onderwijs
in de streektaal uit betaald. Ter
vergelijking: in Zeeland wordt
jaarlijks zo'n 35.000,-
uitgegeven aan dialectonderzoek
in Zeeland, 25.000,- aan
dialectonderzoek in (vooral
Zeeuws-) Vlaanderen en dus ook
25.000,- aan het project School
Dialect. Dat is in totaal dus
ongeveer 85.000,-.
Geen wonder dat ze in Drenthe
iets meer doen aan
dialectonderwijs. Ten eerste is er
aandacht voor de voorschoolse
opvoeding. De twee
streektaalmedewerkers van
Drenthe geven voorlichting aan
jonge en aanstaande ouders over
de mogelijkheden van
voorschoolse tweetalige
opvoeding. Ze hopen daarmee
vooroordelen over dialect als
handicap weg te kunnen nemen.
Knienen en kabouters
Het instituut 'Drentse Taol', waai
de twee streektaalmedewerkers
voor werken, heeft verder drie
lespakketten voor het
basisonderwijs ontwikkeld. Dat
zijn de pakketten Van knienen,
kabouters en doezendpoten in de
onderbouw, Drèentse les veurvief
en zes in de middenbouw en een
programma Streektaal
Bovenbouw. Bovendien is men
momenteel druk doende een
handpoppenproject voor peuters
en kleuters op te zetten.
Ter vergelijking: de Zeeuwse
stichting School Dialect
ontwikkelt nu één pakket,
voornamelijk bestaande uit een
tekstboekje en een cd, voor de hele
basisschool.
Ook in het voortgezet onderwijs
wordt van alles gedaan. Er is een
werkgroep opgericht die
onderzoekt hoe Drentstalige
literatuur ingebouwd kan worden
in het Nederlandse
literatuuronderwijs op het VWO.
Twee scholengemeenschappen
doen al mee aan Drèents op de
lieste. Er wordt ook gekeken hoe
de streektaal een plaats kan
krijgen in de opleiding en
nascholing voor bepaalde
beroepsgroepen (binnen de PABO;
bij nascholing vanleerkrachten en
leraren; bij opleidingen voor
verpleegkundigen en
be j aardenverzorging)
Tot slot, en daarin is Drenthe
uniek, worden er mensen opgeleid
om cursussen Drents aan
volwassenen te geven. Die
cursussen zijn bijzonder populair;
dit jaar is zelfs een tekort in
cursusleiders ontstaan. Er
bestaan nu een Drenthecursus 1 en
2, waarbij aandacht is voor de
geschiedenis van het Drents,
vocabulair en grammatica,
Details uit de folder, waarmee het Limburgse schoolproject voor de
streektaal onder de aandacht wordt gebracht.
literatuur en schrijven in het
Drents. In Zeeland is alleen
Stichting Zuudwest 7 bezig met
het ontwikkelen van een cursus
Zeêuws, oe schriefje dat? Dat
moet een eenvoudige cursus
worden, waarin mensen
vertrouwd worden gemaakt met
geschreven dialect, waarin
streektaalauteurs vertellen over
hun werk, waarin de cursisten zelf
aan hun eigen spelling werken en
waarbij kennis wordt genomen
van verschillende bestaande
spelsystemen.
Limburg
In een heel andere hoek van het
Nederlandse taalgebied is men
ook doende met een
indrukwekkend schoolproject
voor de streektaal. Belgisch
Limburg heeft de pech dat België
het Europees verdrag voor Streek-
en Minderheidstalen niet heeft
ondertekend. Daardoor is het
Limburgs in Nederland wel
officieel erkend, maar het
Limburgs in België mist die
erkenning. In Belgisch Limburg
spreekt overigens ongeveer
eenzelfde percentage mensen
dialect als in Zeeland: zo'n 65%
van de bevolking. In Nederlands
Limburg is dat ruim 85%. Het
provinciebestuur is niet bij de
pakken neer gaan zitten het heeft
zelf het initiatief genomen om
een schoolproject, een creatief
lespakket voor de tweede en derde
graad van het secundair
onderwijs, op te stellen. Het
project heet Ich kal ooch Limburgs
en heeft tot doel het
taalbewustzijn van de
Limburgers te vergroten. Zo
hoopt men te bereiken dat er meer
Limburgs én meer Nederlands
gesproken gaat worden en dat de
zogenaamde tussentaal (half
dialect, half ABN: de gruwel van
elke taalliefhebber) minder
gebruikt gaat worden. De naam is
daar ook op gebaseerd: 'ich kal',
naast ABN, 'ooch Limburgs'
Het lespakket laat de leerlingen in
zestien lessen kennismaken met
het Limburgs, de verschillende
varianten ervan en de verschillen
en overeenkomsten met andere
Nederlandse streektalen. De
provincie Limburg hoopt dat
jongeren zich zo bewuster worden
van een bepaalde taalvariant en
daar mee om leren gaan. Er zijn
sinds september (het project loopt
nog tot het einde van dit jaar) meer
dan 1100 lespakketten verspreid.
Naast een lespakket heeft
Belgisch Limburgs ook 60.000
folders en meer dan 480.000 gratis
stickers verspreid.
Die stickers bestaan in acht
varianten, in de belangrijkste
varianten van het Limburgs.
Naast een sticker met de tekst 'Ich
kal ooch Limburgs' zijn er
bijvoorbeeld stickers met 'Ich
klap oek Limburgs' en 'Ichpraot
oech Limburgs''Ik klap ok
Limburgs' en het bijna Zeeuwse
'Ik praot ok Limburgs'Wie zei
ook alweer dat Zeeuws niet zou
bestaan, omdat er teveel
verschillen tussen de dialecten
van de verschillende eilanden zou
zitten?
Leuk detail: bij de stickeractie
hoort ook een wedstrijd. Wie door
het Ich kal ooch Limburgs -team
met een sticker op zijn fiets, auto,
tas, etc. wordt gespot, maakt kans
op een cd- of boekenbon.
De totale kosten van het
Belgisch-Limburgse project schat
een medewerker van de provincie
op zo n 40.000,-. Dat bedrag is,
volgens diezelfde medewerker,
eenmalig en komt op
verschillende manieren ten goede
aan de hele Limburgse bevolking.
Iedereen kan tenslotte zo'n gratis
lespakket aanvragen (het is ook
voor iedereen interessant, zelfs
voor Zeeuwen) en iedereen kan bij
postkantoor en bibliotheek gratis
stickers, folders en posters halen.
Misschien een idee voor de
Provincie Zeeland? Stichting
Zuudwest 7, zoals gezegd, ook al
in de weer met cursussen Zeeuws,
wil de Provincie Zeeland in elk
geval een aantal Limburgse
pakketten aanbieden met de
vraag eens na te denken over de
mogelijkheden voor iets
dergelijks in Zeeland. Wordt
vervolgd?
Meer informatie over de in dit artikel
genoemde cursus Zeêuws, oe schriefje
dat?krijgtuvan Stichting Zuudwest 7,
Ritthemseslraat 14. 4388 JR
Oost-Souburg, lel. 0118-461364.
Rijksbelastingen (1915) aan
Ravelijn de Groene Jager in Goes.
In Zeeuws-Vlaanderen is de keuze
onder meer gevallen op de
tramremise in Draaibrug (1886-
1887), een overblijfsel van de
eerste tramlijn in Zeeuws-
Vlaanderen. In Kloosterzande is
de kruiskerk met fronttoren aan
de Groenendijk aangewezen. De
kerk en de toren zijn in de periode
1850-1870 gebouwd.
Waardering
Jonge bouwkunst geselecteerd
dient volgens Sens een tweeledig
doel. In de eerste plaats vergroot
het de kennis van de bouwkunst en
stedebouw uit de periode 1850-
1945. Daarnaast draagt het bij
aan de waardering en het behoud
van de nog jonge gebouwen en
gebieden. „Om aan de doelstelling
te kunnen voldoen is de prijs van
het boekje (14,95 gulden - RH)
bewust laag gehouden", zegt Sens.
Met het verschijnen van Jonge
bomvkunst geselecteerd is bijna
een definitief einde gekomen aan
het MIP en het MSP. Er is nog een
heikel punt dat de werkgroep van
de provincie wil oplossen. Met de
gemeenten Veere, Vlissingen en
Middelburg wordt gesproken over
het landfront dat tijdens de
Tweede Wereldoorlog door de
Duitsers op Walcheren is
aangelegd.
De provincie draagt de bunkers,
tankgracht en piramidevormige
tankversperringen graag voor als
jong monument.
De gemeenten zijn huiverig in
verband met toekomstige
uitbreidingsplannen. Sens hoopt
dat er met de drie gemeenten
overeenstemming kan worden
bereikt. Zij noemt de waarde van
het landfront groot. „Het gaat om
recente geschiedenis die wordt
verbeeld in objecten die
nauwelijks meer weg te denken
zijn uit het landschap."
Jonge bouwkunst geselecteerd.
Rijksmonumenten in Zeeland 1S50-
1945, B. Sens en W Helm. Uitgeverij
De Koperen Tuin Goes, f 14,95
Daarnaast werd een aantal
gebieden, waaronder de
Noord weg bij Middelburg en de
Oostsingel in Goes, voorgedragen
als beschermd stadsgezicht. Sens
zegt dat het voor een aantal
monumenten nog onduidelijk is of
deze worden erkend. „De kans is
wel groot, maar officieel is het
laatste woord aan het ministerie
van OCW. Het ministerie kan
anders beslissen als er bezwaren
zijn van de eigenaar. Daarnaast
wordt ook de betreffende
gemeente om advies gevraagd.
Boekje
Vooruitlopend op een definitieve
lijst met jonge rijksmonumenten
heelt Sens samen met fotograaf W.
Helm het boekje Jonge bouiokunst
geselecteerd samengesteld. Het
eerste exemplaar wordt
donderdag in Middelburg
overhandigd aan J. C. 't Hart,
waarnemend directeur van de
Rijksdienst voor de
Monumentenzorg. Het 72 pagina's
tellend boekje geeft een
bloemlezing van de jonge
monumenten in Zeeland.
Achtereenvolgens komen de
regio's Noord-Zeeland, Midden-
ARCHITECTUUR
1 ~~l
Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen
aan bod. Achterin is een lijst met
alle voorgedragen gebouwen,
complexen en gebieden.
Plet boekje geeft een divers beeld.
In Noord-Zeeland wordt niet
alleen de watertoren van
Scherpenisse beschreven, maar
ook een boerderij uit 1909 aan de
Luchtenbergseweg in het stadje
Tholen en de Meestoof Willem III
in Noordgouwe uit 1863.
Voorbeelden van monumenten in
de regio Midden-Zeeland zijn de
fontein op hetBellamypark (1884)
in Vlissingen, een boerderij van
rond 1880 aan de
Heinkenszandseweg in
Heinkenszand en het voormalige
Ontvangerskantoor der
Woningen tramremise Draaibrug. foto Charles Strijd
foto Marijke Folkertsma
Meestoof aan de Zuid Bosweg in Noordgouwe.