=1 Eigentijds op een historische basis En dan mao vo twaolef vuuftig buitengebied*®4# 4^Kr\ foto's Willem Mieras woensdag 4 november 1998 door Esme Soesman Een eigentijdse uitstraling, maar - voor de kenner - gebaseerd op een historische basisvorm. Wie al winkelend in Goes voor het herbouwde winkelpand nummer 67 aan de Lange Vorststraat komt te staan, zal in die combinatie wellicht het geheim ontdekken. Want het pand, dat nu nog leeg staat, springt direct in het oog - zonder echter het straatbeeld indringend te veranderen. Dat had de Goese architect J. Fierloos aanvankelijk wel anders gewild, maar: „Dit is goed. Uiteindelijk is het een ontwerp geworden zonder concessies." Inmiddels is het alweer ruim een jaar geleden. Op 5 augustus 1997 brandde het Stoffenpaleis af. Dat betekende het einde van twee aangrenzende, onderling verbonden panden gelegen'aan de ARCHITECTUUR Lange Vorststraat en de Witte Paardstraat in het centrum van Goes. Het Stoffenpaleis was opgebouwd uit een glazen hoekpand - een ontwerp uit 1959 van architect Gützen - en een, aan de Witte Paardstraat gesitueerd, monumentaal deel. Twee volledig van elkaar verschillende stijlen, binnenshuis tot één geheel gesmeed. Voor Fierloos een gegeven om op door te borduren, want: „Als je iets nieuws gaat maken, kijk je automatisch altijd eerst naar hoe het was." Wisselend ritme Met name het glazen ontwerp sprak hem aan. Kreeg zijn voorganger in de jaren zestig echter nog alle ruimte om een voor zijn tijd vooruitstrevend bouwwerk neer te zetten, Fierloos kreeg van de Monumentencommissie het verzoek 'iets historiserends' te ontwerpen mee.. Dat verzoek vertaalde hij in de basisvorm. Het wisselende j-itme in oude gevels en daken is bij het nieuwe pand duidelijk terug te vinden. Het hoekpand oogt hoog en smal. De gevel aan de Witte Paardstraat laat een wisselend verloop in punt- en platheid zien. Twee vliegen in één klap, want de oorspronkelijke uiterlijke scheiding tussen de twee panden blijft hierdoor bewaard. Ook in het interieur, door verschillende vloeren via vides met elkaar te verbinden, en in kleurgebruik heeft de architect dit uitgangspunt doorgezet. Aan de Lange Vorststraatkant is gebruik gemaakt van een zalmkleurige gladde steen, de gevel aan de Witte Paardstraat is terrarood. Natuurkleuren, die - opnieuw - een eigentijdse draai geven aan het traditionele Hollands rood. Tot teleurstelling van de geestelijk vader bovendien een bron van inspiratie, want de buurman verfde zijn pand prompt in dezelfde kleurtoon. „Hij heeft daar recht op, maar het doet de kracht voor een deel teniet", aldus Fierloos. Het kleurverschil benadrukt de smalle verticale vorm. In detail kiest de architect, die in 1973 een eenmansbedrijf in zijn woonhuis begon en inmiddels met zeven mensen in een zelfontworpen kantoor aan het Stationspark is gevestigd, voor verbindende elementen. Zoals fijne, horizontale roeden tegen de onderpui, die de 'zogenaamd afzonderlijke' bouwwerken tot één geheel smeden. Zij geven het voormalige Stoffenpaleis daarnaast het overduidelijke aanzien van een winkelpui. Overigens omvat het pand, behalve twee lagen bedrijfsruimte, ook nog een appartement. Zoveel mogelijk ruimte op het beperkte oppervlakte was de taak waarmee Fierloos door het opdrachtgevende Goese winkelierspaar De Hertog naar huis werd gestuurd. „Moeilijk", erkent de architect. „Als je weet wie de toekomstige gebruikers zijn, kun je een maatpak maken. Maar het is minder erg als de opdrachtgevers het zelf ook leuk vinden om er mee bezig te zijn en dat was hier het geval." Eerder tekende Fierloos onder meer voor het gemeentehuis en de kerk in Kapelle. Ook schreef hij het woonzorgcomplex Vorsvliet in 's-Gravenpolder op zijn naam. Schrijnend Aan het bouwen voor ouderen is hem veel gelegen, want juist in dergelijke projecten kan de architect - die wekelijks spreekuur houdt in de gemeente Borsele - zijn sociale bevlogenheid kwijt. Soms wellicht schrijnend, want ideeën in de tijd veranderen. „Ik ben zorgvuldiger geworden. Ouder en misschien ook wijzer, want je gaat dingen toch anders zien." Dat betekent dat hij bij huidige ontwerpen meer rekening houdt met behoeften van gebruikers. Een ruimte waar kleinkinderen terecht kunnen hoort in zijn visie in een wooncomplex voor ouderen thuis. „Maar ik schaam me niet voor eerder werk. Het heeft te maken met je eigen ontwikkeling. Je visie en stijl staan nooit stil. Wat dat betreft is het ieder jaar opnieuw bergbeklimmen. alledaagse situaties met heel natuurlijke problemen, die op een speelse manier worden opgelost met een onverwachtse ommekeer. Overkant Niet minder vlot van de tongriem gesneden was de presentator van die avond, Piet Scheerders. Speels en grappig dook hij op allerlei gebeurtenissen in de zaal, die actief bij het geheel werd betrokken. Als twee mensen rond elven bestliengs de zaal proberen te verlaten, horen we hem zich afvragen of Jan en zijn vrouw nog vlug naar de boot moeten en of moeten ze misschien vo twaolef uren thuis zijn, wantjao, van d'overkant ee. Traditiegetrouw sluit Ambras de avond af met een meezinger, in dit geval: Van verre gekomen van verre terug mee vee schone dromen zien we ulder terug. Als we rond middernacht naar de uitgang schuifelen, hoor ik m'n buurman zeggen „As 't d'r daomi 'ier 's iets zou gebeuren mee zóvee volk", waarop een vrouw zich omdraait en 'm antwoordt: Ier is toch zeker we iets gebeurd en dan mao vo twaolef vuuftig." Reacties op deze rubriek zijn welkom. Indien u wilt reage ren, of wanneer u een tip voor ons heeft, kuntuschrij- ven of faxen naar de PZC, Postbus 18, 4380 AA Vlissin- gen,fax 0118-470102, onder vermelding van Streektaal. door Rinus Willemsen 77'n naor de zaoterdag komt de J-J zondag, de leutigste dag van de weeke, voral 'ier in Axelroept de zanger-entertainer van de Hulsterse muziekgroep Ambras in de microfoon en de hele zaal lacht en klapt. Zo willen ze het horen: de Axelaars en en 't volk uit het Land Hulst dat zaterdagavond de regen trotseerde en in De Halle het openingsprogramma meemaakte van het dialectseizoen met zang, muziek en declamatie, „t Is voor de negende kêêr en volgend jaor kunt gulder wéér op ons rekenen en wai op ou", gaat de Ambrasman onvermoeibaar verder. Dialectavonden in Oost-Zeeuws-Vlaanderen. Het is een soort volkscultuur geworden. En de successen zijn gegarandeerd. Dat is niet alleeen omdat het dialect zaols in alle landelijke streken van ons land de laatste jaren fleurig in het zonnetje staat. Nee, het komt meer door die ijzersterke combinatie van cabaret en muziek die Sankie Koster en Frans de Schepper samen met de mannen van Ambras vormen. In de openingsscène loopt Sankie driftig op het toneel heen en weer; ze is aan het behangen. „Mao mèns'n, da binn'n oe toch trokken ee. Noe moen 'k vanaovend de Halle plakken. En dat op zaoterdagaovund. Mao gelukkig datjulder d'r zien mee zóvee volk, dan schiet 't beter op ee?" En moeiteloos schiet ze over het podium mee d'r plakselimmer, kwaste en plaksel en kletst ze aan één stuk door over de cliëntèle die ze de afgelopen tijd van dienst is geweest. En natuurlijk ontbreken de lokale politici niet in haar klantenbestand. En hoewel het allemaal niet zo netjes is om over je broodheren te praten, licht Sankie toch graag even voor ons een tipje van de sluier op, die over deze gewestelijke notabelen ligt. ,,'t Diere behang van burgemêéster Van Liere. Ze zegg'n da da we méér as 165 centimeter lange is ...en misschien mot'r nog we 'n bitje bie." Maar ja, de gemeente Sluis - Aardenburg ligt voor de Axelaars wel ver weg om maar over de mensen uit het Land van Hulst niet te spreken. Daarom houdt Sankie het meestal wat dichter bij huis en wordt burgemeester Barbé van stal gehaald, of beter in het gemeentehuis van Terneuzen met rollen behang bezocht. „Da's 'n plakker joengen. Daor 'én 'k 'n goeien an 'óór, die kiek nie op 'n uurtje ofwa", gaat Sankie verder, teiwijl ze stevig in d'r papje roert. Van de weke bin 'k nog bie 'm gewist toen a t'r 'n stèên deur de rute vloog, 'k Zeggen nog 'Burgemêéster, da 's zeker van 'n supporter, die en die vinjoe zeker en vast 'n kei van 'n vint. Gekieteld Moeiteloos weet Sankie de plaatselijke sentimenten uit te spelen en dat is heel aardig als van bijna alle dorpen in de buurt bewoners in de zaal zijn. Dan komen erin de grappen momenten van spot en zelfspot naar voren. Het is vooral de humor die hier boven drijft. „Me worren even gekieteld, mao dao kunnen wulder we tegen", zegt m'n buurman, tussen de bedrijven door, „en a je dao nii tegen kan, dan moe je mao tuus bluuven. 'k Frans de Schepper...geknipt en geschoren... foto Charles Strijd Zeggen altiid: A je bakker wil worren, dan moje mao tegen d'êêtte van den oven kunnen." En daar kunnen ze tegen, die Axelaars, die op hun Sankie op handen dragen. Want ze doet niet alleen een boekje open over d'r klanten, maar ook d'r familie wordt erbij gehaald. Vooral d'r zuster en zwager moeten het ontgelden. Was die man nu wel of niet een Axelaar? Vermoedelijk wel. „M'n zwaoger ee, die ei een staocarravan gekocht ee en die stao op 'n campieng onder Kezand. Noe docht ie: Weetje wa? 'k Leggen 'm op zieje, dan kan 'k d'r in liggen.Moeiteloos weet ze met haar woordspelingen de zaal aan het lachen te krijgen en dat alles in het onvervalste Axelse dialect van vandaag, zonder dat er een zweem van oudbolligheid bij betrokken wordt. Want hoorden we niet eerder, dat dialect iets met vroegere tijden te maken zou hebben, mee petroliestellen en plattebuuskachelsNou, die tijd hebben we hier niet geroken. In een paar woorden gezegd: het vioolspel van de jonge Matthieu van Belle was ontroerend. Samen met zijn vader Hans, speelde hij enkele stukjes en het was ademloos stil in de zaal. „Die 'én géén moeite mee twi krusen an de balkeee?", zegt m'n bum-man, die schijnbaar vroeger in de één of andere dorpsfanfare mee de vlaggestok liep, „die binn'n noe 's echt muzekaol." En het applaus voor de tienjarige Matthieu was misschien nog wel harder dan een half uurtje geleden voor Sankie. Of waren er misschien meer Hulstenaars in de zaal? Piet Scheerders van Ambras had het van tevoren al gezegd, dat de pauze een half uurtje zou duren. 'n Schappelijke tiid," zei m'n buurman nog, „dan ka je op je gemakje je koffie uutdrienken en nog 's mee d'n één en d'n ander 'n praotjemaoken. Over 'tweer. Zeg hie kom uut Kezand zeker? 'k Dochten 't teminsten te 'öören an je praoten. Zeg, 'eit bie judder ook zó geregend. De plassen op 't land. Jao, da gao geld kossen 'óór. Mao 't is nog nie zo èrreg as in 't noorden ee. Néé, dan kommen wieder d'r nog nog nii slecht van af, 'iere in 't Land van Axel." Hoger sferen Als m'n buurman na de pauze aanschuift, is de zaal al bijna vol. Net als bij de koffie, is hij ook hier één van de laatste. Frans de Schepper had net voor de pauze op een aandoenlijk wijze topper In een luchtballon gezongen, een liedje waarmee hij ontgetwijfeld in hogere sferen raakt. Nu vermaakt hij de zaal met allerlei roddels uit zijn kapperssalon. En Frans krijgt werkelijk alle gewestelijke politici op zijn kappersstoel De één krijgt een eenvoudige bolwassing, 'n ander aangepast kapsel. „Maor Ko van Schaik," gaat Frans in zijn rap Hulsters dialect verder, „die aoi last van roos en die zai, da geef ni, dan beginne kik laoter nao main wethouderschap n'n tuincentrum." En met zulke grappen en grollen krijgt de kapper niet alleen zijn salon, maar ook heel de zaal op zijn hand. Op alle vragen van zijn klanten heeft hij een pasklaar, adrem antwoord en iedereen gaat tevreden en goed gemutst de deur ook. „Ik knippe nie alleen main klanten, maor ik scheer ze ook." En dat is juist het sterke van de conferences van Frans: hij plaatst zijn personen op het podium en bekijkt ze van alle kanten. Het zijn

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 32