Literair
ooggetuige
loopt even
achteruit
Vier eeuwen Oost-Indische inkt
Mémoires Max Nord
Nolens schrijft over
eigen zieligheid
kunst cultuur
19
letterkundige kroniek
proza
poëzie
vertaald
thriller
vrijdag 16 oktober 1998
Max Nord (82) heeft met zijn gedichten, artikelen en vertalingen
slechts een bescheiden plaats in de Nederlandse literatuur
veroverd. Maar hij heeft vele van de bekendste persoonlijkheden uit
onze letterkunde goed gekend. Daarom werd door menigeen vol
verwachting uitgezien naar Nords mémoires. Onlangs verschenen ze
onder de titel Achterwaarts.
De vierde aflevering van het dagboek
van de Vlaamse dichter Leonard
Nolens (geb.1947) heet Een lastig
portret. Het deel bestrijkt de periode
van 1 januari 1994 tot en met 17
december 1996, maar soms vallen er
maandenlange stiltes. Wie
nietsvermoedend in dit journaal begint
te lezen, moet de indruk krijgen dat hier
de braafste man van Vlaanderen aan het
woord is. Het lijkt wel of Nolens deze
notities alleen publiceert om de
letterkundige wereld te laten zien wat
een serieus en gecultiveerd iemand hij is.
En er valt nauwelijks iets vervelenders
te bedenken dan zo'n soort auteur. Je
zou aanvankelijk zeggen dat de man
nooit vrijt, eet of poept maar alleen met
verheven dingen bezig is.
Voor dat laatste trekt hij zich al
jarenlang vrijwel dagelijks te
rug in Missenburg. Niets heerlij
kers voor hem dan het „bevrijden
de alleenzijn met de wereld van de
anderen in jezelf", zoals hij zijn
navelstaarderij eufemistisch om
schrijft. Weg van die lastige ande
ren, kan de poëet Nolens gaan
scheppen. Dat hoopt hij tenmin
ste. Maar er komt nauwelijks iets
uitzijn vingers. „Mijn ziel is kreu
pel geslagen door haar eigen dage
lijkse ambitie iets nieuws op de
wereld te zetten", schrijft hij in de
opgeblazen stijl die we ook uit zijn
gedichten kennen. Zo zit hij dag in
dag uit „een aan zijn schrijftafel
kromgegroeide griffier" te wezen.
Het is de onvrede met dit lot dat dit
dagboek redt.
Hij blijkt méér te zijn dan de „sik
keneurige kamerplant" waaraan
hij in eerste instantie deed denken.
Soms schrijft hij allesbehalve dis
creet over zijn liefdeleven: „Be
angstigend hoe celluloid je ballen
kan smeren en je orgasme verhe
vigt." Hij blijkt niet alleen een ziel
maar ook een mond te hebben.
„De pens 's avonds smaakte voor
treffelijk, al had er wat meer ci
troen en paprika bij gemogen." En
jawel, we worden ook over zijn
stoelgang geïnformeerd: „De inti
miteit in de groep is zover geko
men dat G. mij gisteren verbood
vandaag na het ontbijt te gaan
kakken." Dat schrijft hij tijdens
een reis naar Spanje. Voor hem een
verschrikkelijke onderneming, en
niet alleen omdat men zich zo hin
derlijk met zijn sanitaire gewoon
tes bemoeit. „Waarom in vredes
naam heb ik Missenburg verla
ten?", moppert hij in deze dagen
dat hij andere mensen niet kan
ontvluchten en niet voortdurend
zijn binnenste kan beschouwen
(„dat binnenste dat het beste is en
dat je werkelijkheid verhevigt tot
het allerwerkelijkste").
Onvrede en spijt
Nolens blijft de onbetwiste hoofd
persoon in het universum van No-
lens. Maar in deze vaak zeer
zwaarmoedige aantekeningen
draait het niet alleen meer om de
dichter en zijn status in de litera
tuur, maar ook om de mens en zijn
eeuwige strijd. Omwille van zijn
lichamelijke gezondheid zou hij
het roken en het drinken moeten
opgeven, maar zijn geestelijke ge
zondheid lijdt daar juist onder.
Het gaat slechter en slechter met
hem. Hij wordt heen en weer ge
slingerd tussen onthouding en al
coholische coma's, tussen onvrede
en spijt: „Mijn mond heeft verdriet
omdat hij gespeend is, al mijn
bloed schreeuwt om vergiftigd te
worden." Ironie blijft de schrijver
vreemd, hij vertelt met loden ernst
over zijn „dramatische zielig
heid." Maar het dagboek van een
eerlijke zielepiet is toch altijd nog
een stuk interessanter dan het
dagboek van een integere brave-
rik.
H.W.
Leonard Nolens. Een lastig portret.
Dagboek 1994-1996 - 216 pag. If 37,50
- Quendo, Amsterdam
Leonard Nolens is de onbetwiste hoofdpersoon in het universum van
Nolens. foto Klaas Koppe
Max Nord blijkt er in de laatste
alinea van Achterwaarts zelf
een beetje verbaasd over: „Ik heb
het allemaal meebeleefd, soms
van heel dichtbijVoor het schrij-
ven van dit boek waarin hij terug
ziet op al die belevenissen is hij
„even achteruitgelopen om de
herinnering op te frissen en weer
kleine stapjes voorwaarts te kun
nen maken." De lezer moet geen
genadeloze auto-biografie ver
wachten, geen boek vol sensatio
nele onthullingen. Ook al omdat
hij blijkbaar zijn eigen plaats zo
goed kent, vestigt hij liever de
aandacht op anderen dan op zich
zelf. Maar Nord heeft inderdaad
zoveel meegemaakt en leerde
zoveel vooraanstaande mensen
kennen dat je je met zijn bijna
driehonderd bladzijden dikke mé
moires geen moment verveelt.
Dit is niet bepaald een eenvoudig
genre. Wie van zijn leven een boek
gaat maken, dreigt gemakkelijk
bijzaken met hoofdzaken te ver-
warren. Voor je het weet, ontstaat
een rommelig geheel met vage
anecdotes en onsamenhangende
verhalen. Veel auteurs van zo'n ge
schrift nemen de kans bovendien
te baat om zich heel breed te ma
ken en alsnog hun gelijk te halen.
Bij Nord is er geen spoor van dat
alles. Natuurlijk heeft ook hij zijn
teleurstellingen, zoals het uitblij
ven van erkenning voor zijn poë
zie. Maar hij heeft geen enkele nei
ging daarover te gaan zeuren. Hij
staat op die manier niet, zoals de
meeste schrijvers van mémoires,
ergens hinderlijk opgesteld tussen
publiek en historie. Hij kiest juist
voor een bescheiden houding. Zo
kom je als lezer dichtbij de be
faamde figuren over wie hij
spreekt en voel je je betrokken bij
de beschreven gebeurtenissen.
Nord heeft altijd in dienst van de
literatuur geleefd, en in dit per
soonlijke boek vindt men een
weerspiegeling van die mentali
teit. Hoe intens hij met boeken en
schrijvers verkeert, wordt eigen
lijk op iedere bladzijde duidelijk.
Bijzonder veelzeggend in dit op
zicht is het relaas over het overlij-
den van zijn vrouw in 1952. Het
leek een gelukkige tijd voor hem:
eindelijk was hij coiTespondent in
Parijs voor de krant Het Parool,
met z'n gezin verliep alles voor
spoedig. Op een avond in april
kregen hij en zijn echtgenote even
wel een ongeluk met de auto. Zij
was meteen dood, hij raakte zeer
ernstig gewond. Hij schrijft er heel
terughoudend over. Wanneer hij
weer enigszins hersteld is, krijgt
hij het plan een biografie van de
Italiaanse auteur Pirandello te
maken. „Als een soort therapie,
denk ik achteraf wel eens", licht
hij toe. Het is de literatuur, altijd
weer de literatuur die het leven
van Nord beheerst en stuurt.
Achterwaarts heeft twee grote af
delingen. In 'Eeuwig zal heugenis
blijven' staan persoonlijkheden
centraal,vooral natuurlijk uit de
Max Nord: beter als bewonderaar dan als polemist.
Nord liep het verhoor met een sis
ser af. Het leven in oorlogstijd ging
min of meer door, ook het literaire
leven. In zijn dagboek - waaruit
hij soms citeert - legde hij bijeen
komsten vast met Roland Holst,
Nijhoff, Bloem, Vasalis en vele an
deren. Nord Verhuisde eind 1943
van Den Haag naar Amsterdam,
waar Simon Carmiggelt bij hem
introk. Zijn huis werd „eexx voor
naam middelpunt" van de illegale
krant Het Parool. Hij vertelt over
literatuur. In 'Over de grens en
verder' schrijft hij over bepaalde
gebeurtenissen. Hij begint zijn
mémoires op 9 mei, 1940, één dag
voor de Duitse aanval op ons land.
Hij tekende uitgerekend toen een
contract met het Soerabaiasch
Handelsblad en had schitterende
plannen. Er zou dus weinig van te
rechtkomen. Een etmaal later zag
het er voor hem juist gevaarlijk
uit, onder meer omdat hij samen
met Menno ter Braak een de nazi's
zeer onwelgevallig boek had ver
taald. Meteen na de begetting
pleegde Ter Braak zelfmoord, voor
zijn riskante taken voor het blad
en over de ontberingen van de
laatste oorlogswinter. Na de be
vrijding ging Het Parool door en
hij werd chef kunst. Hij trok Vest
dijk aan om de letterkundige kro
niek te verzorgen. Zelfs was Nord
enige tijd waarnemend hoofdre
dacteur, niet uit voorkeur maar in
de hoop vanaf deze post zijn Parij-
se droom te kunnen realiseren. P.J.
Koets werd de nieuwe hoofdre
dacteur, op Nord afgaande een
journalistieke kluns. Een "we
reldprimeur" van hem werd niet
geplaatst omdat overleg met het
ministerie van buitenlandse za
ken Koets leerde dat het bericht
politiek „niet zo goed uitkwam."
In 1956, toen Rusland Hongaiije
binnendrong, was Nord voorzitter
van de Vereniging van Letterkun
digen. Hij vond dat een principiële
afkeuring nodig was en dat leidde
tot een enorme rel. In het aan deze
affaire gewijde hoofdstuk is een
weinig verheffende rol weggelegd
voor de fel communistische Theun
de Vries. De anders altijd zo vrien
delijke Nord is nog altijd woedend
op De Vries. Over diens verdedi
ging destijds in De Waarheid zegt
hij: „Zelden is een hypocrieter en
brutaler stuk propaganda in Ne
derland doorgeslikt sinds de jour
nalistiek van Goebbels uit onze
bladen verdwenen was." Hij ge
bruikt even grote woorden om te
benadrukken dat De Vries nooit
spijt heeft betuigd: „Het kan niet
anders of hij heeft het dodelijk
spel bewust meegespeeld in het
geloof dat de communistische
heilstaat ooit uit bloed en verrot-
tenis zou oprijzen."
Pelgrimage
Nord is gelukkig als bewonderaar
een stuk beter dan als polemist.
Mooi is bijvoorbeeld zijn stuk over
foto Klaas Koppe
een literaire pelgrimage naar het
gebied van Le Grand Meaulnes, de
door hem een halve eeuw geleden
vertaalde roman van Alain-Four-
nier. Boeiend blijken ook zijn her
inneringen aan Josepha Mendels.
Hij neemt het op voor de tegen
woordig vaak verguisde Ter
Braak, die hij heel kort voor z'n
zelfmoord nog gesproken heeft. Er
zijn ook overtuigende portretten
van Albert Helman, Arthur van
Schendel, Carmiggelt en Vestdijk.
Achteloze opmerkingen maken
duidelijk dat hij eigenlijk te veel
herinneiingen heeft voor één
boek. Over De Avonden van Reve
meldt hij terloops: „Gerard had
het boek geschreven in de tijd dat
hij als verslaggever bij Het Parool
werkte. Hij had mij ieder hoofd
stuk ter lezing voorgelegd Kri
tische op-merkingen nam hij zeer
ernstig." Het is niets te veel ge
zegd. Hier is inderdaad iemand
aan het woord die het allemaal
heeft meebeleefd. Een ooggetuige
van zo'n zestig jaar literatuurge
schiedenis.
Hans Warren
Max Nord: Achterwaarts. Mémoires -
288 pag., geïllustreerd 39,90, Meu-
lenhoff, Amsterdam.
Hella Haasse. foto Maurice Nelwan Aya Zikken. foto Anne Marie Kamp
In de bloemlezing Oost-Indi
sche inkt geeft Alfred Birney
een overzicht van '400 jaar Indië
in de Nederlandse letteren'. Ze
staan er allemaal in: Multatuli,
Louis Couperus, Maria Dermoüt,
E. du Perron, Rob Nieuwenhuys,
Hella Haasse, Helga Ruebsamen,
Rudy Kousbroek, F. Springer,
Adriaan van Dis en vele anderen.
Zo'n opsomming maakt het al
duidelijk: wat zou onze litera
tuur zijn zonder het Indische ver
leden? Het boek van Birney (de in
1951 geboren zoon van een In-
disch-Chinese vader en een Ne
derlandse moeder, hij nam van
zichzelf een fragment op uit De
onschuld van de vis) is niet alleen
bedoeld om een indruk te bieden
van deze artistieke rijkdom. De
samensteller wil ook een beeld
geven ,van de geschiedenis van
Nederlands-Indië en haar na
sleep tot op heden.'
Zijn bundel heeft vijf afdelingen
Het eerste deel heet 'De roep (de
verleiding)', daarop volgt 'Het
bezit (een schijnhuwelijk)', het
derde deel is 'Het verlies (de
scheiding)', het vierde 'De herin-
nering', en afgesloten wordt met
'Het vervolg'. Zoiets als een ver
vulling, een échte en dus tweezij
dige verbintenis is er nooit ge
weest. Van begin tot eind was het
een weinig gelukkige verhouding
tussen Indië en Nederland, tus
sen de mensen van daar en de
mensen van hier. Pas in 1860
werd de slavernij er afgeschaft,
en ook daarna was er van gelijk
heid geen sprake. Marion Bloem
vertelt hoe zij als 'Indisch meisje'
anders behandeld werd dan Hol
landse kinderen: „Nóg steeds,
zodra ik vriendelijke blauwe
ogen op me gericht voel,
smekend, vragend, verliefd, ge
ïnteresseerd. of gewoon vrolijk
uitnodigend, komt tegen beter
weten in de achterdocht bij mij
boven." Misschien is de aardigste
kant van deze bloemlezing dat
behalve het werk van al die be
roemde schrijvers veel verhalen
van onbekenden zijn opgediept.
Van G. Valette bijvoorbeeld - een
zwager van Louis Couperus - is
er een schets 'Indische jongens'
over het schoolleven: „Welk een
verschil in typen! Niets van de
eenvormigheid der lustige bende
in een hollandsche school." Of
van Dé-Lilah, een rond 1850 ge
boren inlandse die met een plan
ter trouwde. Of van Elviere Spier,
Wies van Groningen en Victor
Ido. Een opmerkelijk document
uit de Japanse periode is het dag
boek van C. Binnerts. Hij verliest
zijn gevoel voor humor ook in de
moeilijkste omstandigheden
niet, verwerpt wraakzuchtige
plannen en beseft dat de kolonia
le tijd voorbij is. Hij schreef op 2
oktober 1943 in het internerings
kamp over de inheemse bevol
king: „Dat ze ons na de oorlog
met open armen zullen ontvan
gen, verheugd onze blauwe ogen
weer te zien lijkt me op z'n minst
twijfelachtig." Interessant is ook
de oudere literatuur, zoals het
verhaal over een slavenveiling
door W.R. van Hoëvell. Twee
prachtige meisjes worden aan
een wrede meester verkocht, de
politie zet zich in - zoals de
schrijver bitter vaststelt - „om
hem te beveiligen tegen de on-
regtmatige tegenstribbeling van
onwillige lijfeigenen, Edele
roeping der Nederlandsche rege
ring!" Aan het koloniale verle
den zijn ongetwijfeld de zwartste
bladzijden uit onze geschiedenis
te wijten. Maar even zeker heeft
het óók de fraaiste pagina's van
onze literatuur opgeleverd. Dat
laatste kan men weer eens vast
stellen in dit overzicht van Adin-
da tot Aya Zikken. van Bontekoe
tot Theodor Holman.
H.W.
Oost-Indische inkt. 400 jaar Indië in
de Nederlandse letteren. Samenge
steld door Alfred Birney - 560 pagi
na's gebonden 69,90 - Contact,
Amsterdam-Antwerpen
Nicolaas Matsier. Een sluimerend
systeem (De Bezige Bij, 272 blz„
39,50). Essays over architectuur,
taal, schilderkunst en literatuur.
Raymond Harper. Als God met
ons is... (Prometheus, 298 blz..
49,90). Studie over de houding
van een middeleeuwse Latijns-
christelijke auteur tegenover af
wijkende geloofsopvattingen.
Deel 19 in de reeks Nederlandse li
teratuur en cultuur in de Middel
eeuwen.
Paul Claes: De Phoenix (De Bezige
Bij, 168 blz., 32,50). Paul Claes
laat in zijn nieuwe roman een ge
raffineerd genie uit de as van zijn
tijd oprijzen als een Phoenix.
Marie Kessels. Ongemakkelijke
portretten (De Bezige Bij, 111 blz.,
24,50). Nieuwe verhalen.
Dick Schouten: De hoogvlieger
(Bert Bakker, 116 blz., ƒ39.90).
Een veertigjarige man wordt door
zijn veel jongere echtgenote het
huis uit gezet. Als hij na elf dagen
verbanning bij zijn vrouw terug
keert, wacht hem een combinatie
van gebeurtenissen die langzaam
maar zeker zijn gedrevenheid uit
put. Nieuwe, vijfde roman van
Dick Schouten (1953).
Miriam Vanhee: Het verband tus
sen de dagen (De Bezige Bij, 214
blz.,geb„ 45,-). Keuze uit de ge
dichtenbundels die tussen 1978 en
1996 verschenen.
Jaap Bakker Rijmhandboek (Bert
Bakker, 264 blz., ƒ34,90). Inlei
ding tot de dichtkunst met een uit
gesproken praktische inslag.
Friedrich Nietzsche: Morgenrood
(De Arbeiderspers, 367 blz., geb.,
45,-, vertaald door Pé Hawin-
kels). In Morgenrood (1881) neemt
Nietzsche de heersende moraal op
de korrel. Het is hem om de her
komst van de moraal te doen, om
de verzwegen belangen die eraan
ten grondslag liggen, de diepere
fundamenten waarop ze rust. Te
vens is Morgenrood het euforisti-
sche verslag van iemand die, na
lange tijd als een mol onderaards
te hebben geleefd, nu het morgen
rood ziet gloren als bewijs van zijn
nieuw verworven vrijheid. Vierde
deel uit de Nietzsche-bibliotheek,
voor deze editie herzien door Mi
chel van Nieuwstadt.
Petrarca Francesco: Brieven
(Athenaeum, Polak Van Gen
nep, 304 blz., geb., 65,-, vertaald,
ingeleid en toegelicht door Frans
van Dooren) De invloed van
Francesco Petrarca (1304-1374)
op de Italiaanse en West-Europese
poëzie is enorm geweest: er werd
zelfs een literaire stroming naar
hem genoemd. Even belangrijk
waren zijn Latijnse blieven en
traktaten. Van zijn brieven zijn er
tot nu toe 626 uitgegeven, ver
deeld over diverse verzamelingen.
Van die meer dan zeshonderd brie
ven waren er tot voor kort Slechts
enkele in het Nederlands vertaald.
Frans van Dooren, classicus en
italianist, maakte een representa
tieve selectie.
Jef Geeraerts: De PG (Prome
theus, 288 blz., 34,90,
geb.45,-). Albert Savelkoul,
procureur-generaal te Antwer
pen, is aan het einde van een
schitterende canière. Zijn
vrouw, van oude Belgische adel,
heeft zich verschanst in het
Opus Dei, waarvan hun zoon
volwaardig lid is Via het Opus
hoopt ze een adelijke titel voor
haar kinderen te verwerven. De
prijs die zij daartoe moet beta
len is hoog. De nieuwe misdaad
roman van Jef Geeraerts is gein-
spireerd op de schandalen
waarin de Belgische magistra
tuur de laatste jaren verwikkeld
was.