Onze Grote
Rivieren
in het nieuw
PZC
b uit en g ebi ed
Vêêgmolle en deugraover
boren Westerscheldetunnel
^EK\
Aandacht Noe voor butendiekers
28
M.
woensdag 7 oktober 1998
Veere, naar een aquarel van J.Voerman Jr.
door Hans Warren
Als een verrassing kwam de
geactualiseerde herdruk van
Onze Groote Rivieren door dr.
Jac. P. Thijsse, een van de
beroemde Verkade-albums uit de
jaren dertig, op mijn tafel met 'te
bespreken boeken' terecht. Pure
nostalgie. Als kind en als
schooljongen was ik een verwoed
verzamelaar van die albums.
Jac. P. Thijsse was geleidelijk mijn
leermeester in de natuur en grote
voorbeeld geworden. Ik probeerde
hem na te volgen en droomde
ervan later zijn voetspoor te
drukken als natuurkenner en
publicist over vogels, bloemen,
schelpen en al het moois dat er
buiten te zien is. Ik had de
middelbare school nog niet
verlaten toen ik al
correspondeerde met Thijsse en
mee mocht werken aan zijn
lijfblad De Levende Natuur. Later
heb ik hem een paar maal bezocht,
en nog later tot mijn ontroering
vernomen dat hij in mij inderdaad
een opvolger heeft gezien. Maar
toen had ik de natuurstudie al
laten varen en voor de literatuur
gekozen.
Terug naar 1938, toen Onze
Groote Rivieren verscheen en ik
zestien, zeventien was, in Borssele
woonde, ongeveer öp de Kaloot, en
in het album op pagina 18 las:
„Hier en daar zijn aardige
strandjes, o.a. bij het mooie dorpje
Ellewoutsdijk en op den
Zuidwesthoek van Zuid-
Beveland, de beroemde Kaloot,
waar de kenners en liefhebbers
van schelpen zulke aardige dingen
weten te vinden van schelpen van
nu en vroeger." Heel eerlijk gezegd
vond ik als jongen de Verkade-
albums 'nieuwe stijl' met enkel
grote platen, meest van
landschappen en stadsgezichten,
niet zo geslaagd als de ouderwetse
albums met de kleine plaatjes
waarvan je allerlei dieren en
bloemen leerde kennen. Die kleine
plaatjes zaten veelal verpakt bij
de producten als beschuit, koek en
dergelijke. Je kon ze dus direct
sparen. Grote platen waren alleen
in te ruilen tegen saaie bonnen,
wat het verzamelen veel minder
leuk maakte. Die nieuwe opzet
was het jaar tevoren begonnen
met 'Waar Wij Wonen', mij
overigens zeer dierbaar omdat ik
het oorspronkelijke handschrift
daarvan van Thijsse kreeg en nog
steeds als een schat bewaar. Op
'Waar Wij Wonen' volgde dan in
1938 'Onze Groote Rivieren'.
Althans volgens de titelpagina
van het album. Maar toen ik mijn
originele exemplaar uit de
boekenkast haalde, bleek daar een
folder in te liggen met
'Aanwijzingen voor
Verzamelaars', beginnend: „Het
album 'Onze groote rivieren' is
eind 1937 verschenen en vormt -
hoewel ook geheel op zich zelf
staand - een mooie aansluiting
aan zijn voorganger 'Waar wij
wonen'."
Taalgebruik
Die folder is na zestig jaar
enigszins vermakelijk geworden
door de uitvoerigheid en het
taalgebruik. Men prefereerde het
meervoud 'bons' boven 'bonnen',
gaf bij voorbeeld '3 bons' bij een
Prima Ontbijtkoek in geel carton
of een Prima Ontbijtkoek in groen
carton (wat zou het verschil
geweest zijn?), en ook één bon bij
een 'Waxine-12-uurs-licht, in
rood glaasje te branden', en bij een
'Waxine-Bouilloirlicht'. Tja, ik
heb de stijlvolle Art-Déco
bouilloire van mijn moeders
theeceremonie nog, maar weet u
wat het is?
Overigens moet gezegd dat het
papier van die folder als nieuw is
gebleven, terwijl het album door
en door watervlekkig geworden is
Op de platen na, gelukkig.
Die platen zijn gemaakt naar
aquarellen van J. Voerman Jr., C.
Rol en H. Rol. Helaas hebben ze in
reproductie vrij veel van hun
charme verloren. De klem-en
werden nogal eens vlak en vals, de
contouren vervaagden. Wie ook in
het bezit is van een origineel
album moet maar eens
vergelijken, bij voorbeeld plaat 20
van de Aalscholver-kolonie op
pagina 51. De subtiele contrasten
vielen weg, de door witte
uitwerpselen bevuilde nesten
steken niet meer zo kalkachtig af
tegen de hemel. Wel zijn, vreemd
genoeg, de wilde eenden en de
bloemen op de voorgrond
helderder geworden.
Leermeester
De tekst van Thijsse is natuurlijk
even enthousiasmerend gebleven.
Hij was een echte verteller, een
superieure 'leermeester' met een
ongelooflijke kennis die hij op een
plezierige manier met grapjes en
kwinkslagen wist over te dragen.
In kort bestek vertelt hij een schat
aan wetenswaardigheden over
Rijn, Maas en Schelde, over hun
geschiedenis, over de
landschappen die ze gevormd
hebben, de steden die er aan liggen
en vooral ook over de fauna en de
flora die kenmerkend voor onze
grote rivieren zijn. Veel aandacht
wordt ook gewijd aan Zeeland,
met heel kenmerkende details,
vanaf de exploten van Mondragon
en Requesens tot de onvolprezen
groente zeekraal: „het plantje met
Mi
Zuidhavenpoort, Zierikzee, naar een aquarel van J.Voerman Jr.
de gladde, half doorschijnende
groene of roodachtige stengels,
geen bladeren, en bloempjes, die
alleen door de kenners worden
ontdekt. Zeekraal wordt nog wel
gegeten. In vroeger tijd (misschien
nog) werd er in de Zeeuwsche
steden huis aan huis mee gevent;
de koopvrouw had aan haar juk
twee emmers met het aardige
groene goedje, dat onder den
invloed van verdroging ietwat
kronkelde en dan leek dat net
griezelig gedierte. Gestoofd en
met harde eieren, heel lekker. Ik
heb het eens als een groot
nieuwigheidje moeten eten op een
noenmaal van de Société
d'Acclimatation in Parijs:
'salicomie'. Ze geloofde me haast
niet, toen ik vertelde, dat ik het al
vijftig jaar geleden bij mijn
grootmoeder had gegeten."
Die grootmoeder woonde in
Middelburg, heeft hij me verteld.
Hoeveel er ook in ruim een halve
An't ende van de vorige eêuw
weunde d'r bie Souburg een
fermielje Sinke. Een
boerefermielje mie een degelijk
bedriefMae vaoder Sinke
verspeelde z'n kapitaol en op
een nacht in meie is ie d'r mee z'n
vrouwe en vuuf guus vandeu
gegae. Ie ao't bovenste stik van
z'n 'ofekkenpaele d'r af gesloge
en meegenome; daè stoeng de
naeme van z'n 'of op.
Waerschienlijk bin ze mee de
mailboot naer Iengeland gegae.
Ie schaemde z 'n eige zö vö z'n
fouten, dat n aol wat a t'n over
ao, achterliet. Gin mens ei nog
van z'n g'ore. Z'n buurman ao
nog een 'êele dotte geld van z'n
tehoed en over 't vloeken de
morge naè 't vertrek van Sinke
oor in de fermielje nog aoltied
verteld: Gotster vö de wèreld!
Met dit verhaal luidt redacteur
Marco Evenhuis de tweede
aflevering van Noe ('n bitje uut
'rzuud westen) in. Een groot deel
van Noe is gewijd aan export-
Zeeuwen en/pf door
butendiekse Zeêuwen
geschreven. Evenhuis signaleert
dat Zeeuwen buiten de
provincie zo lang aan elkaar
blijven hangen. „Ik bedoele, d'r
bin nog aoltied banden mee de
Zeeuwse kolonie in Michigan,
d'r oor nae vuuftig jaer nog
aoltied vee in de
Noordoöstpolder gelogeerd, d'r
bin nog een stik of wat Zeêuwse
verênigiengen in steden as
Rotterdam en DenAegt. En 't
bin nie alleen ouwere ex-
Zeêuwen die an bluve plakke; je
ei ook een 'eêle klampe Zeêuwse
studentenverênigiengen.
Cees Maas verhaalt over het
150-jarige stadje Zeeland in het
Amerikaanse Michigan en ex-
Zeeuwen als Willem van den
Broeke, Pier van Damme, Lou
Vleugelhof en de onlangs
overleden Marien Geuze
blikken terug. Evenhuis doet
verslag vanuit Breux, een Frans
dorpje waar de gevolgen van te
grote emigratie dagelijks
voelbaar zijn. Deze twee Noe,
het enige Zeeuwse
dialecttijdschrift, is niet echt
een themanummer. Er zijn nog
heel wat andere bijdragen die
niet over butendiekers gaan.
Zoals die van Jan Zwemer
(Krien passionel). Hij mijmert
over de uitdrukking: Kérel
Krien, wat schiete j'n 'oenders.
Zwemer zet zich af tegen het
optreden van de Middelburgse
burgemeester Spahr van dei-
Hoek, 'zö ongeveer de
verpersoönlijkieng van iets of'
iemand die as meer voorstelt
dan wat 'n wezenlijk is. De-
ultieme Krien, zou je kunne
zeie'. Als voorbeelden noemt
Zwemer het verlangen naar een
nieuwe herindeling en het
opstuwen van Middelburg
'groot groeie toet de spil van
Zeêland') in de vaart der
volkeren met hulp van
peperdure onderzoekers. Zijn
conclusie: 'Spahr van der Ploek,
wat schiete j'n 'oenders!
Noe, 'n bitje uut 't zuudivesten.
Uutgegeve deur Stichting
Zuuclwest 7,
Ritthemsestraetel4, 4388 JR,
Oost-Souburg. Aflevering twee,
september 1998. Wienkelpries f
9,00.
eeuw veranderd mag zijn, toch
valt het op hoe weinig die tekst is
gedateerd. Alleen veel feitelijke
situaties zijn natuurlijk drastisch
gewijzigd. Daarom werd achterin
deze nieuwe uitgave een katern
opgenomen met teksten en
topografische kaarten van grote
nauwkeurigheid, die de toestand
van heden op de interessantste
gebieden duidelijk weergeven.
Zoals de Maas in Limburg en
Brabant, de Neder-Rijn en Waal,
het Westelijk deel van de Delta en
deIJssel. Op die manier is het boek
óók voor wie geen nostalgische
herinneringen aan de jaren dertig
heeft waardevol geworden als
bron van kennis over 'Onze Groote
Rivieren'.
Jac. P. Thijsse: Onze Groote Rivieren,
108 pag., geb. geïll., 39,90 Uitgeverij
Terra, Postbus 188, Zutphen. Met
medewerking met de Heimans en
Thijsse Stichting
De gedetailleerde maquette van de boörtrein, die te zien is in het informatiecentrum. foto Charles Strijd
Westerschelde, naar een aquarel van J.Voerman Jr.
door Rinus Willemsen
Erg interessant vond hij de
uitleg. Daarom liep hij mee
van het ene paneel naar het
andere. Naast allerlei getallen en
tekeningen waren er ook
grafieken en tabellen en als hij
ergens geen hekel aan had, dan
waren het wel die tekeningen. Ze
deden hem denken aan zijn
rekenboek, waarin ook die dingen
stonden. Dat was op school. Maar
hier had hij die zeker niet
verwacht.
„Eigenlijk is t 'r mao weinig
plekke mêêr voor zö'n tunnel'",
zegt een oudere man, die met
aandacht langs de uitlegborden
loopt van het Informatiecentrum
voor de Westerscheldetunnel,
wan atter strekjes nog een
nieuwe grote sluze 'ierten in de
polder gebouwd za worren, dan is
zöwa 'êêl d'n
Nieuw enneuzenpolder
volgebouwd." Z'n opmerkingen
zijn lege woorden en worden door
niemand gehoord. Alle aandacht
is op de borden met nieuwe
informatie gericht. En vooral op
het model van de boormachine,
die straks zes dagen in de week
richting Zuid-Beveland zal
graven. Eigenlijk zijn het er twee.
De eerste ligt zo'n 250 meter voor
op de andere. „Die kriegen alle tivi
'n Zeeuwse dialectnaome", zegt de
oudere man tegen de jongen, die
zoals later zal blijken, zijn
kleinzoon is.Patrick reageert er
niet op, zo is hij geboeid geraakt
door de boormachine, die volgend
jaar onder de Schelde door een
gang zal graven van een dikke tien
meter doorsnee. Mee studie kijkt
hij vooral naar de kop van de
machine, waarachter de stukken
tunnelwand gezet worden. Hij kan
zich nauwelijks voorstellen, dat
alles precies in mekaar zal passen
en waterdicht zal
zijn.„ Vêêgmolle", zegt opa, „da
zou noe 's 'n goeie naome ziin voo
die machiene, of deugraover."
Als ze buiten staan, is de straffe
oostenwind wat gaan liggen en er
komt een nevel over de bouwput.
,,'t Wor dampig," zegt opa, terwijl
ze naar de auto lopen, echt
schardienweer." Als ze de polder
uitrijden, wijst hij op een hoop
zand, waar straks de aanvoerweg
zal lopen. Over 'npaorjaor dan
kènneje 'ier niks mêê van trug."
Mao wete hie di...Vol
enthousiasme vertelt hij aan
Frank, z'n broertje die net van
voetbal thuiskomt, over de
graafmachine. Patrick is een
techneut, die van getallen en
cijfers houdt. Misschien'zal hij
straks wel dagelijks door de
tunnel rijden, naar Goes, naar zijn
nieuwe school. Elke dag, twaalf
kilometer door de buis. In z'n
gedachten ziet hij de gele lampen
voorbijflitsen. Daar is de
Liefkenshoektunnel natuurlijk
nog niks bijEn dan zo'n
evenement vlak bij huis.
Frank, die eigenlijk niet zo
geïnteresseerd is in de
tunnelbouw, pakt een folder en
bekijkt de plaatjes. Het zegt hem
eigenlijk niet zoveel. Hij is meer
een jongen die van voetballen en
zwemmen houdt, maar nog meer
van computerspelletjes. Samen
met Patrick heeft hij een
computer. Ze hebben een schema
gemaakt voor eigen en
gezamenlijk gebruik, dat ze elke
M
zatermorgen aanpassen. Voor een
kwartje per dagdeel kunnen ze
uren van elkaar kopen en nu
hebben ze de samen-middag,
zoals ze die noemen.
Patrick leest de folders door, start
de computer op en voert de
getallen en wetenswaardigheden
in over de nieuwe aanwinsten.
Frank leest de getallen en zinnen
op en opa..., die zet koffie en leest
wat in de krant. Hij hoort de twee
jongens bezig als ze het over de
breedte, de dikte en lengte van de
tunnelsegementen hebben. Hij
staat op en kijkt over hun
schouders mee naar het
beeldscherm en de rappe vingers
op het toetsenbord. De foto's en
grafieken worden ingescand en
opgeslagen. Op deze manier
leggen ze een hele documentatie
aan van de tunnel, die ze eigenlijk
als hun tunnel ervaren. Het is meer
•Patrick zijn verzamenling en
Frank helpt erbij. Omgekeerd
gebeurt dat bij Franks
verzameling over zwemmen.
Opa is er stil van. Dan schiet hem
iets in zijn dachten, dat hij vroeger
eens heeft meegemaakt. Dat ging
ook over allerlei vraag- en
antwoordspelletjes. „Luuster 's",
zegt hij, vroeger moesten de
jongens en meisjes nao schooltiid
bij de domenie om
kathechesaotie." En opa legt uit,
dat die lessen een soort verplichte
bijbelkennis waren, die niet altijd
even leuk waren, vooral als je al
die namen door mekaar gooide en
je er kop noch staart aan kon
vinden. En nu was daar een jongen
van de wagenmaker, die vergat
nogal gemakkelijk en wat hij
onthouden had, dat zette hij bijna
altijd in het verkeerde verhaal. En
toen hij weer eens werd
ondervraagd en er niet veel van
gebakken had, zei hij: „Mao
domenie, wete hie danook we
'oevee spêêken d'r in een
achterwiel van 'n boerenwaogen
zittenDe dominee, die niet
gewend was aan tegenvragen te
ontvangen en zeker niet zulke,
keek het mannetje verbaasd aan,
waarop het kereltje door de kamer
riep: „Da dochte kik ive, vêêrtiene
en in 'n voorwiel twaolve." En
glunderend voegt opa eraan toe
„en dan ventje was ikke."
Tot aan etenstijd rommelen de
kinderen wat op de computer. Een
paar spelletjes, 't Is immers hun
samenmiddag. Hun ouders
zouden wat later komen, daarom
was opa vanmiddag gekomen.
Opa kijkt de straat in, het is op het
eind van de middag, 't Wor 'n
brokke mistig, denkt hij en kijkt
naar zijn auto aan de andere kant
van de straat. As 't mao nii zö
dikke ivor as toen, wan dan zag 'k
d'andere kant van de straote 'aost
nii.
Stofje
Als de jongens de computer
afsluiten staat opa erbij„Wa's da?
vraagt hij als er een paar foto's in
beeld komen. Patrick vertelt dat
het opstart- en aflsuitschermmet
een paar foto's is verlevendigd.
„En deze foto hebben we
ingescand. De echte foto staat op
de kast." Op kijkt en ziet een
trouwfoto staan. De tekst kan hij
moeilijk op die afstand lezen. Het
scherm wordt zwart. Opa gaat
naar de kast en bekijkt de foto
beter. Een man met een zwarte
hoek en dito broek staat naast een
stralend witte bruid. 'Bedankt,
Elmaen Jan'leesthij. „'k Sal 'seen
doekje pakkenzegt hij „want d'r
ligt stof op Jan z'n 'oed.
Reacties op deze rubriek zijn
welkom. Indien u wilt reage
ren of wanneer u een tip voor
ons heeft, kunt u schrijven of
faxen naar de PZC, Post
bus 18, 4380 AA Vlissingen,
fax 0118-470102, onder ver
melding van Streektaal.