Oog in oog met de dood éIIS Wonen in Arcadië zonder een idylle Expositie Naar het lijk kunst cultuur vrijdag 2 oktober 1998 17 ssmm Door alle eeuwen heen, zolang wij er getuigenis van hebben, is de dood het grootste mysterie gebleven. We zijn hier heel even op aarde en dan zijn we er niet meer. Daar moeten we onze houding tegenover bepalen, individueel en met ons allen, telkens weer en telkens toch wat anders. Onze twintigste eeuw is voornamelijk een tijd geweest waarin de dood zo goed mogelijk werd weggewerkt, onzichtbaar gemaakt. Geboren worden en sterven in een gewone huiskamer is geen regel meer. Een stervende wordt vaak naar het ziekenhuis overgebracht en vandaar naar het mortuarium. Hij wordt gecremeerd, zijn as verstrooid, en hoogstens hangt hij (of zij) nadien op een foto nog ergens in huis, liefst lachend en jong. De meeste ouderen hebben in hun leven maar een paar doden gezien. En de behoefte om van dierbare doden iets te bewaren, een schilderij op het sterfbed, een dodenmasker, zelfs een haarlok of een na de dood gemaakte foto is beslist zeldzaam. Dat het ooit anders is geweest is te zien op de fascinerende en macabere tentoonstelling 'Naar het lijk, Het Nederlandse doodsportret 1500-heden' die in Teylers Museum, Haarlem, wordt gehouden. Direct bij binnenkomst zien we daar een groot portret van een gezin, mis schien dat van Ivo en Tjaertke Fritema, maar dat doet er niet zoveel toe. Het da teert uit ongeveer 1535, het is goed ge schilderd, en j e kunt je er moeilijk van los rukken. Het toont een man, een vrouw en hun vijf kinderen. Op de voorgrond, cen traal ligt een dood kindje op een tafel. Achter de tafel, tussen vader links en moeder rechts, vier andere kinderen, drie jongens en een meisje, allen in rouwkle ding. Achter hen een wijds, symbolisch landschap met ruïne, kerk, obelisk, pira mide en burcht. Het boeiendst zijn de gelaatsuitdrukkingen van de geportret- teerden. Het kind is duidelijk dood en de moeder presenteert het met zö'n intens wanhopige, starende blik dat je er haast niet naar kijken kunt. Zij kan haar smart nergens kwijt, zoveel is duidelijk. De va der mag met zijn rechterhand een bijbel tekst aanwijzen, en met zijn linker het lijkje, het huilen staat ook hem nader dan de christelijke berusting. Hij zoekt met trillende lip een pantser. De twee kleinste jongens kijken heel verdrietig, haast on begrijpend naar het dode kindje dat nooit met hun zal kunnen spelen. De grootste jongen kijkt op naar vader: wat moet ik doen, help me, en het meisje, misschien de oudste, lijkt vooral begaan met haar moe der: kon ik je maar helpen. We kunnen dit allemaal meevoelen wan neer we voor het schilderij staan. Maar wat we toch minder goed kunnen begrij- De familie Pan (1638). Vader, moeder, zoontje en dochtertje, en drie wiegen volgetast met negen dode kinderen. pen is dat de familie Fritema dat grote pa neel van 128 x 166 centimeter ophing in een kamer in hun huis en er jaar in j aar uit tegenaan keek, ook nog toen zelfs de moe der wel weer eens gelachen zal hebben. Tenzij de lijkbleke vrouw de dood al in ei gen lichaam voelde toen ze poseerde voor de nu anonieme schilder. Dan zie je toch ook wat kunst vermag, want in een andere zaal hangt een zeer verwant, ongeveer even groot schilderij, ook anoniem, van precies een eeuw later (1638) dat de familie Pan voorstelt. Vader, moeder, zoontje en dochtertje, en maar liefst drie wiegen volgetast met negen do de kinderen, drie tweelingen en drie een lingen, waarvan er één iets ouder is ge worden. De hond ligt rechtsonder trouw De familie Fritema met hun dode kindje, omstreeks 1535. op wacht en het geheel werkt een beetj e op je lachspieren. Tussen die twee polen, ontroering en ver bazing, word je heen en weer bewogen wanneer je over deze tentoonstelling dwaalt. Al heel ijl wordt de sfeer als je een doods- portretje bekijkt van een pasgeboren, naamloos kind dat ook nog eens door een anonieme schilder vervaardigd werd en dat toch drie, vier eeuwen trotseerde. Een heel merkwaardig verschijnsel deed zich soms voor als iemand vrij bekend ge worden was als hij stierf zonder dat er ooit een portret van hem was gemaakt 'naar het leven'. Dan werd er wel eens een por tret 'naar het lijk' van hem gemaakt, waarop hij evenwel met open ogen, als le vend, werd voorgesteld. Overgeschilderd Het doodsportret is in ons land betrekke lijk schaars vertegenwoordigd, er zullen er in de loop van de tijd zeer veel zijn ver nietigd, zoals men nu wel foto's uit oude albums weggooit als niemand jn de fami lie meer weet wie er op staat. Ook werden portretten met doden erop soms overge schilderd. Daarvan is een treffend voor beeld te zien. Oorspronkelijk moeten op het werk drie kinderen hebben gestaan: links en rechts, staand, een jongetje en een meisje, ertussenin een liggend dood broer tje of zusje. Dat laatste werd er tussenuit gezaagd, de vloer werd overgeschilderd, et violè, twee kinderportretten. Maar bij een restauratie kwamen op het rechter- stuk een voorhoofd met een toefje haar en op het linker twee voetjes te voorschijn. De bloeitijd van het doodsportret was on- gever van 1500 tot 1700, met het hoogte punt in de zeventiende eeuw. Aanvanke lijk waren ze voorbehouden aan vorsten, edelen en hoge geestelijken, geleidelijk volgde ook de hogere burgerijMerkwaar dig is dat naar verhouding vrij veel por tretten van kinderlijkjes bleven bestaan. Mogelijk gooide men die toch niet zo snel weg ('ach, wel lief!') als beeltenissen van uitgeteerde oude mensen. In de negentiende eeuw kwam er, vooral ten tijde van de romantiek, een opleving in het vervaardigen van dodenmaskers en afgietsels van handen. De in Parijs wer kende Dordtse schilder Ary Scheffer maakte vooral van zijn vereerde moeder doodsportretten met verf, uit marmer en in afgietsel. Er ontstond toen ook de ge woonte dodenmaskers en afgietsels van de handen van beroemde kunstenaars te vervaardigen. Zelfs met commercieel doel, zo kon je souvernirs van Bilderdijk kopen. En met de opkomst van de fotogra fie raakte het fotografische post-mortum portret in zwang. Tekenend: zo'n portret hing men niet op, men stak het ook niet in een album, maar bewaarde het apart. Ook maskers en foto's kunnen treffen: je schrikt even terug van het al te realisti sche blozende wassen gezicht van Godard van Reede(1704)'dat je vanuitzijn mandje aankijkt, je hebt te doen met het smarte- lijk-mismaakte, door kanker opgevreten gelaat van de nog zo jonge Rik Wouters (1882-1916), en kijkt met eerbied toch naar de volkomen uitgemergelde kop van Willem Kloos tussen de doodslelies. 'Naar het Lijk' treft op onweerstaanbare, morbide manier, men kijkt niet alleen naar beeltenissen van de dode medemens, men kijkt ook als het ware de dood zelf in de ogen. Het mysterie blijft. Hans Warren Het realistische blozende wassen gezicht van Godard van Reede (1704) kijkt je van uit een mandje aan. ExpositieNaar het lijk - Teylers Museum, Spaarne 16, Haarlem, tot en met 29 november. Dinsdag t/m zaterdag 10-17 uur, zondag 12-17 uur. Begeleidend boekwerk; Bert Sliggers e.a. Naar het Lijk, Het Nederlandse doodsportret 1500- heden - 224 pag., rijk geïll. Kleur/zwart-w it, f 49,50. Anoniem kindje, geschilderd door Bartholomeus van der Helst. Het schilderij dateert uit 1645. In het Noordbrabants Museum in Den Bosch is een tentoonstelling ingericht met een titel die idyllische verwachtingen wekt: 'Wonen in Arcadië.' Vierhonderd thematisch gerangschikte kunstwerken en historische voorwerpen beloven 'een levendige indruk' te geven van het wonen in zestig particulier bewoonde Nederlandse kastelen en buitenplaatsen. Wie de idylle echt wil proeven kan zich beperken tot de catalogus met op locatie genomen foto's: uit hun 'natuurlijke' omgeving gelicht vallen op deze expositie vooral de geringe museale kwaliteit en slijtage van veel voorwerpen in het oog. De tentoonstelling 'Wonen in Arcadië' wil de aandacht vestigen op het werk van de jubilerende Stichting tot Behoud van ParticuliereHistorischeBuitenplaat- sen. De stichting werd een kwart eeuw ge leden opgericht met het doel de toekomst van historische buitenplaatsen in ons land veilig te stellenDe crisis van de j aren dertig en de Tweede Wereldoorlog luid den een periode van ernstig verval inpar ticuliere eigenaren kwamen financieel zo krap te zitten dat ze vaak veel te weinig geld voor onderhoud hadden. Begin jaren zeventig besefte ook de rijks overheid dat het hoog tijd werd voor op instandhouding gerichte regelingen. In samenspraak met de stichting is sinds dien gewerkt aan verbetering van de situ atie volgens het model van 'public-priva te partnership'. Vrij vertaald houdt dat in dat zowel overheid als particulieren een duit in het zakje doen. Na afronding van het beschermingspro gramma in 2000 zullen in totaal vijfhon derd historische buitenplaatsen de komende eeuw een 'veilige' status als rijksmonument genieten. Van dit aantal is ruim driehonderd nog steeds in particu liere handen. Volgens de definitie van de stichting gaat het daarbij om 'complexen van huis (kasteel), bijgebouwen en de daarbij behorende tuinen en parken met hun lanenstelsels en waterpartijen, die tenminste één hectare groot zijn en waar van de oorspronkelijke aanleg van voor 1850 dateert'. Stichtingsdirecteur mr. K.W. Sluyterman van Loo prijst de ontwikkeling in de afge lopen decennia van 'een goed functione rend beschermings- en instandhoudings regime'. Maar hij legt tegelijkertijd de vinger op de zere plek die ook zichtbaar wordt op deze expositie: voor behoud van de interieurs en inboedels is nog steeds bijzonder weinig geregeld. 'Wonen in Ar cadië' is dan ook mede bedoeld om het be houd van de inboedels op de agenda te krijgen. De expositie is opgezet rond themagroe- pen als portretten, salon, eetkamer, oos ters kabinet, jacht, keuken en bedienden, ridderideaal en koninklijke souvenirs. Om deze thema's in te vullen kozen de sa menstellers uit de inboedels van de zestig deelnemende huizen een grote variatie aan schilderijen, antieke serviezen, meu belen, zilver, glaswerk, porselein, tafel linnen, zwaarden, geweren, jachttrofeeën en antiek speelgoed. De kwaliteit van de selectie wekt nog net geen associaties met adellijke rommelzolders, maar in musea en oudheidkamers overal in het land zijn wel veel mooiere voorbeelden van derge lijke voorwerpen te vinden. Bovendien is een aantal van de geselecteerde voorwer pen schrijnend zichtbaar aan een op knapbeurt toe. In de kloeke catalogus vallen de bezwaren van deze expositie weg dankzij de vele prachtige interieurfoto's van.onder meer Kasteel De Keukenhof in Lisse, Het Huys ten Donck in Ridderkerk, Huis Singraven in Denekamp, Kasteel De Haar in Haar- zuilens en Huis Akerendam in Beverwijk. Alle geselecteerde kunstwerken en histo rische voorwerpen zijn voorzien van ge animeerd geschreven levensgeschiede- nisssen en gedetailleerde gegevens over de herkomst. Dat maakt deze prachtige catalogus ook tot een terecht eerbetoon aan de families die weliswaar 'Wonen in Arcadië', maar daar vele eeuwen lang te gelijkertijd heel wat lasten voor hadden te dragen. Fran^oise Ledeboer ExpositieWonen in Arcadië - Noordbrabants Museum (Verwersstraat 41, Den Bosch), t/m 10 januari 1999. De openingstijden van het muse um zijn van dinsdag tot en met vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur en op zaterdag, zondag en feestdagen van 12.00 tot 17.00 uur. Op 25 de cember en 1 januari is het museum gesloten. De catalogus (uitgeverij Waanders) is in de boek handel verkrijgbaar en kost tot 11 januari f 65,-gulden, daarna f 85,-. ïnic'i Dubbelportret van Hoirane en Juw Harinxma thoe Slooten, 1609. Olieverf op paneel. Portret van Gerard van Wageningen met vrouw en vijf kinderen, 1804olieverf op doek.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 17