one obisc Vleermuis ziet het best met zijn oren PZC Paddestoel heeft iets mystieks Natuurbeheer als inspiratiebron natuurjournaal Onbekend maakt onbemind weerwoord Rotterdam rukt op in de Hoeksche Waard 28 Bijverdiensten soms spil in boerenbedrijf 29 Een lofpsalm op Walcheren 30 De vesting Klundert 31 27 woensdag 2 september 1998 Het taboe dat sinds mensenheugnis op vleermuizen rust brokkelt heel langzaam af. De positieve aandacht voor 's werelds enige vliegende zoogdier groeit. Zo is er in het Haagse Museon de tentoonstelling Bats Masters of the Night en is 12 september uitgeroepen tot Nacht van de Vleermuis, ook in Zeeland. Die toenemende belangstelling is maar goed ook, want net als zoveel andere dieren hebben de vleermuizen het moeilijk. Ze wisten zich door de eeuwen heen ondanks door Rinus Antonisse T Troeger werden vleermuizen in V het algemeen gezien als ongeluksbrengers en handlangers van de duivel. In verhalen komt het dier vaak voor in gezelschap van heksen en vampiers. Nog bestaan er veel vooroordelen en bijgeloof. Wilde geruchten over bloedzuigen en hondsdolheid. Dat komt vooral omdat vleermuizen er een verborgen levenswijze op na houden en dat betekent: onbekend maakt onbemind. Nu de kennis over de dieren groter wordt, is duidelijk dat vleermuizen een belangrijke rol spelen in het natuurlijk milieu, onder meer bij de bestuiving van bloemen en de verspreiding van zaden. Veel planten zijn aangewezen op vleermuizen als het gaat om hun voortplanting. Het dier heeft ook een signaalfunctie voor de kwaliteit van het milieu: gaat dat achteruit, dan vergaat het ook de vleermuis slecht. Vanuit de mens bezien staat de wereld van vleermuizen op hun kop. Hun dag is onze nacht, hun rechtop is ons ondersteboven en hun zien is ons horen. Het zijn nachtdieren. Met de ogen registreren ze de hoeveelheid licht en bij voldoende duisternis verlaten ze hun schuilplaats om op jacht te gaan. Muggen vormen een groot bestanddeel van het voedselpakket. Er zijn soorten die zich specialiseren in grotere insecten als uiltjes en nachtvlinders. Een volwassen vleermuis kan per nacht een hoeveelheid insecten vangen, die gelijk is aan het eigen lichaamsgewicht Jachtgebieden Er zijn in Nederland zeventien vleermuissoorten bekend (van de totaal 64 zoogdiersoorten). Hun voorkeur voor een jachtgebied is verschillend. Dwergvleermuizen jagen meestal rond huizen en naast begroeiing van bomen en struiken. Grootoorvleermuizen zoeken voedsel bij bomen, waar ze insecten op bladeren consumeren. illustratie Adri Karman Paddestoelen spreken tot de verbeelding. In sprookjes komen ze veelvuldig voor. En in het echt, in de natuur maken paddestoelen altijd weer een bepaalde indruk- ze heben iets mystieks. Plotseling zijn ze er; sommige soorten blijven lang zichtbaar, andere zijn na enkele dagen alweer verdwenen. De paddestoelen vertonen zich in duizenden vormen en kleuren. In Nederland zijn er ongeveer 3.200 soorten waargenomen. Ze zijn het hele jaar door, ook in de winter, aanwezig. Dikwijls heel klein en met het blote oog nauwelijks waar te nemen, maar ook opvallend grote exemplaren, zoals de grote parasol- zwam. Die kan een hoogte bereiken van wel dertig centimeter en de hoed kan een doorsnee van vijfentwintig centimeter hebben. De paddestoel verschijnt als een kleine effen roodbruine kegel, die al gauw veran dert in de vorm van een trommelstok. Daarna breekt de rand op in grove, wollige schubben en wordt de hoed steeds vlakker met een stompe middenbuit. Tijdens de groei ontstaat op de steel een grijze schubte- kening door het uiteen scheuren van de opperhuid. Een langs de steel verschuifbare ring, die van boven licht en van onderen donker gekleurd is, kenmerkt het geslacht van de parasolzwammen. Ze komen algemeen voor in graslanden, bermen en loof- en naaldbossen, op voedselarme grond. zie ook pagina 30 Tot 1 november is in het Museon in Den Haag een tentoonstelling over vleermuizen te zien. Vliegende Hond. hun vogelvrije status redelijk te handhaven, maar na 1950 verminderde hun aantal dramatisch. Het verdwijnen van veel grote insecten, onder meer door gebruik van bestrij dingsmiddelen in de landbouw, is één van de oorzaken. In Zeeland is de achteruitgang van het bomenbestand ook een voorname boosdoener. De laatste 25 jaar neemt het besef toe dat vleermuizen nuttige dieren zijn, die bescherming verdienen. De Vale Vleermuis. foto Arthur, Museum van Bourges Laatvliegers jagen op een hoogte van vijf tot twaalf meter boven struiken of huizen. Watervleermuizen vliegen vlak boven het wateroppervlak en rosse vleermuizen jagen op hoogten boven de twaalf meter. Er zijn overigens ook, niet in Nederland, vleermuizen die vruchten eten. De botten van een vleermuis zijn zeer dun en breekbaar. De vleugel is een aangepaste hand, die net als bij de mens vijf vingers heeft. Die zijn lang en dun om de vlieghuid zo groot mogelijk te maken. De duim vormt een klein klauwtje, om mee te klimmen of even aan te hangen. Het gehoor is het indrukwekkendste zintuig. Een vleermuis ziet het beste met zijn oren door een uiterst verfijnd sonarsysteemte gebruiken. Hij stoot voor de mens vrijwel onhoorbare geluiden uit. De terugkaatsende echo's vangt hij met de oren op. Met dit systeem kan het dier voorwerpen waar te nemen en prooien op te sporen. Voor het verplaatsen prefereert De Grootoorvleermuis. foto Arhur, Museum van Bourges het sonarsysteem lijnvormige landschapselementen zoals hagen en houtwallen, maar ook in verstedelijkt gebied muren en straten. De grote, scheidende wateroppervlakten in Zeeland vormen in dit verband een belemmering voor een ongestoorde verspreiding. Jonge vleermuizen worden van half juni tot half juli in een kraamkamer - verzamelplaats van een aantal vrouwtjes - geboren. Na ongeveer vier weken moet de baby zelfstandig het leven in. De kraamkamer wordt opgeheven. De periode tot aan de winterslaap is nodig om een vetvoorraad te vormen. Sommige soorten paren in de herfst, andere Bie doenkere maêne kü je vee starretjes zien Nieuwe weerspreuken zijn welkom bij de redactie PZC, postbus 18,4380 AA, Vlissingen, fax 0118-470102, e-mail redactie@pzc.nl tijdens onderbrekingen van de winterslaap. Voor de winterslaap zelf worden rustige, vochtige en koele plaatsen zonder tocht gezocht. In de lente ontwaken de dieren weer. Randmeren Mede dankzij de introductie van de batdetector (een apparaat waarmee hoogfrequente signalen omgezet worden in voor de mens hoorbare geluiden) is de kennis over de aanwezigheid van vleermuizen verruimd. Sinds 1970 is er ook in Zeeland steeds meer gedaan aan het inventariseren van de dieren. Zeeuws-Vlaanderen telt de meeste soorten, omdat het verbonden is met het vleermuisrijke zuidelijke achterland. Volgens vleermuisdeskundige J. P. Bekker uit Veere gaat het de laatste tijd niet slecht met het bestand in Zeeland. De invloed van de deltawerken doet zich met name in het oostelijk deel van de provincie gelden: de zoete randmeren trekken muggen én vleermuizen aan. Nader onderzoek wordt gedaan naar de rosse vleermuis en de ruige dwergvleermuis, die net als vogels langs de kust en dijken schijnen te trekken. Bekker zegt dat er geen algemeen beeld van de ontwikkeling van de vleermuis gegeven kan worden. „Dé vleermuis bestaat niet'. Er zijn soorten, waaronder de dwergvleermuis, die het goed doen, maar bijvoorbeeld de mopsvleermuis te uit Zeeland verdwenen. De franjestaart daarentegen doet het goed (al gaat het dan om een toename van 0-1 tot vijf exemplaren). Bekker: „Sommige soorten zitten in de lift, een aantal in de min." In het Museon aan de Stadshouderslaan te Den Haag is tot 1 november de tentoonstelling Bats, Masters of the Night te zien, die op originele wijze alles over vleermuizen toont, op een manier die ook voor kinderen zeer toegankelijk is. De provinciaal coördinator van de Vleermuiswerkgroep Nederland is N.J. Honingh te Kwadendamme, 0113- 649428. door Rinus Antonisse Het moet eigenlijk tot de standaarduitrusting van elke praktiserende boer behoren. Het onlangs verschenen Handboek Agrarisch Natuurbeheer. Het geeft een nadere invulling aan de - vooral vaak in agrarische kringen geuite - stelling dat de boeren dé natuurbeheerders van Nederland zijn. Een naslagwerk en tegelijk een inspiratiebron. Het handboek is ook handig voor de boeren die op zich niks van natuurbeheer willen weten, al was het alleen maar vanwege de financieringsregelingen die uitvoerig worden besproken. Onder agrarisch natuurbeheer worden verstaan alle activiteiten van boeren die het behoud en/of ontwikkeling beogen van natuur- en landschapswaarden. Het is een breed begrip; het kan dan ook gaan om zowel het beheer van de meer algemene soorten en planten in gangbaar landbouwgebied, als om activiteiten in natuurgebieden en gericht op zeldzamere soorten. Ook beheer van cultuurhistorische waarden hoort erbij, zoals houtsingels, hoogstamfruitbomen, drinkputten, welen, oeverlanden, kreekruggen, en dergelijke. In de knel Agrarisch natuurbeheer bestaat in feite al zolang er boeren bestaan. Zij hebben het landschap in belangrijke mate gevormd. Door de veranderingen in de bedrijfsvoering (mechanisatie, specialisatie, schaalvergroting, meer kunstmeststikstof) is dat landschap echter in toenemende mate in de knel geraakt en belandde de boer in de rol van landschapsaantaster in plaats van -behoeder. Om het tij te keren is meer en meer de aandacht gericht op wat thans agrarisch natuurbeheer heet. Er is een toenemende belangstelling voor, zowel vanuit de 1 andbouw, de overheid, als de maatschappelijke organisaties. Bij de boeren gelden naast principiële overwegingen (het rentmeesterschap) ook zakelijke overwegingen. Neem ze dat eens kwalijk; ze hebben het al moeilijk genoeg het hoofd boven water te houden en elke vorm van aanvullend inkomen is welkom. Dat de overheid momenteel verwevenheid van landbouw en natuur voorstaat draagt bij aan de groeikansen voor agrarisch natuurbeheer. Het handboek is een initiatief van het Centrum voor Landbouw en Milieu, de Landbouwvoorlichting en Landschapsbeheer Nederland. Ook de landbóuw- en natuurorganisaties zijn er nauw bij betrokken. Met behulp van de informatie in het boek kan voor elke boer een bedrijfsnatuurplan op maat worden gemaakt, dat rekening houdt met de specifieke omstandigheden van de betreffende landerijen. Ook wordt een grove indicatie gegeven van de tijd die het een boer kost een bepaalde maatregel uit te voeren en is aangegeven of daarvoor een financieringsregeling geldt of niet. Sinds het begin van de jaren negentig zijn er ook bij de agrariërs zelf allerlei initiatieven van de grond gekomen op het gebied van natuur, landschap en milieu. Voorbeeld is het vox-men van een milieucoöperatie, zoals in de Zak van Zuid-Beveland. Maar ook het project Zonnesti'aal op Schouwen-Duiveland en de activiteiten van Agrarisch West- Zeeuws-Vlaanderen zijn goede vooi'beelden. Ook wordt op steeds meer plaatsen samengewerkt met organisaties voor natuurbescherming. Erfbeplanting Het hoeft lang niet altijd te gaan om uitgebreide, tijdrovende activiteiten. In en om de boerdei'ij en op de landerijen is er met kleine ingrepen doorgaans al veel te verbeteren. Zo levert erfbeplanting niet alleen een bijdrage aan een aanti-ekkelijk landschap, maar is het ook voorplantingsplaats, voedselzoekgebied, schuilgelegenheid en overwinteringsplek voor vogels, zoogdieren, amfibieën, reptielen en insecten. En het biedt bovendien beschutting tegen wind, ï-egen en zon. In het boek wordt Dirk voor de Poorte, vleesveehouder te Axel geciteerd, die in 1996 bewust een boerenboomgaard aanplantte, samen met Landschapsbeheer Zeeland. „Zij financierden het project. Omdat ik zelf de bomen heb geplant en de palen en afrastering heb geplaatst, kreeg ik nog een paar honderd gulden toe voor mijn arbeid. Ik vind dat die bomenecht bij een erf horen. Een erf moet mooi aangekleed zijn, anders is het veel te kaal." Handboek Agrarisch Natuurbeheer. Samenstelling Aad van Paassen en Niels Schrieken. Uitgave Landschapsbeheer Nederland, postbus 12048, 3501 AA, Utrecht, 030- 2340777. Prijs f75,00. Buitengebied is een wekelijkse bijlage over natuur en landschap, land- en tuinbouw, streektaal en streekcidtuur, architectuur en stedenbouw, recreatie en vrije tijd, Vragen, opmerkingen en suggesties zijn welkom bij de redactie van de PZC, postbus 18, 4380 AA Vlissingen, fax 0118- 470102, e-mailredactie@pzc.nl

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 27