Allemaal een tikje padvinder
Schrijvers houden van varkens
PZC
Op zoek
naar
Arthur
Golf links
kunst cultuur
17
<t> «htdjCfca ttrtïHtor
C -unlto! ttnnrtoiWcvftdafcï?
b belde fittof/etinAtoien
1? luie
taalteken
proza
herdrukt
In actie
tegen de
fokkerij
vrijdag 28 augustus 1998
Half augustus werd de wereld
opgeschrikt: bij de ruïne» van
het kasteel van Tintagel op de rot
sen van Cornwall was een steen ge
vonden met een inscriptie. Met een
voor Graalzoekers, archeologen en
ridderfanaten geringe verbeel
dingskracht kun je in de tekens de
naam Arthur lezen. Ze zochten hem
hier, ze zochten hem daar, ze zoch
ten hem waar dan ook.
De groen-grijze leisteen meet 35 bij 25
centimeter en werd gevonden onder
lagen potscherven en troep. De tegel
moet gebruikt zijn voor het afdekken
van een afvoer. Pater Coliavicit Artog-
nov is er ingekrast. Dat wil zeggen: Ar-
tognou. vader van een nazaat van Co 11,
heeft dit gemaakt. De inscriptie zou wij
zen op het reëel bestaan van de legenda
rische vorst. Het kan, maar de naam
geeft taalkundig nogal wat problemen.
De woordvoerder van de English Herita
ge had het niettemin over de vondst van
zijn leven. Nu mag een woordvoerder
overdrijven. Toch was het voor archeolo
gen en de toeristenindustrie in Cornwall,
voor waarheidszoekers en literatuurhis
torici om verschillende redenen groot
nieuws. De Times van 7 augustus be
steedde er dan ook een hele pagina aan:
Arthur die het zwaard uit de steen kon
trekken, is misschien geen mythe maar
heeft bestaan. British history back to li
fe.
Populair
De avonturen van Koning Arthur met de
ridders van de ronde tafel behoren tot de
grote verhalen van de Middeleeuwen.
Reeds in de tijd van ontstaan waren ze
populair. Nog steeds worden er films
over gemaakt, duiken de thema's op in
boeken, in strips, opera's. Immer stro
men verregende toeristen naar Cornwall
en Wales op zoek naar Arthur. Via de
Graal-affaire komt de koning in handen
van de nieuwe zwevers. Tussen hemel en
aarde is heel wat vals sentiment, onder
deksel van spiritualiteit. Wat voor de een
voedsel voor de geest is, vult bij anderen
beurs en maag.
Arthur is in de oude verhalen de zoon van
Uther Pendragon en Ygraine van Corn
wall. In Latijnse kronieken is hij een
strijder. Kroniekschrijvers onder wie
Geoffrey van Monmouth legden in hun
quasi betrouwbare historische stijl het
leven vast van de legendarische koning.
In de ridderepiek is Arthur koning van
een wereldrijk temidden van een gezel
schap uitgelezen ridders. Als hij heeft
bestaan moet dat in de late 5e of begin 6e
eeuw zijn geweest: een Welshman die
verzet pleegde tegen de invallende An
gelsaksen. De inscriptie op de gevonden
leisteen is volgens de archeologen in een
schrift uit die tijd. Gelukkig maar.
De verhalen over Koning Arthur en zijn
ridders zijn in Europa opgeschreven in
de 11e en 12e eeuw. De grote man wiens
werk als doorgeefluik dienstdeed was de
Fransman Chrétien de Troyes. Via zijn
boeken werd de Europese literatuur er
mee doordrenkt. Ze werden vertaald,
voortgezet, uitgebreid, bewerkt. Een
nooit eindigende story over de vorst die
niet ging eten voordat er een wonder ge
beurde, over zijn vrouw en haar minnaar
Lanceloet, over Walewein en Keye, over
Merlyn en niet te vergeten over de graal.
Zijn rijk gaat uiteindelijk ten onder door
verraad, het lag alles besloten in Lance-
loets overspelige liefde voor Guinevere.
Dat is ook goed voor het verhaal.
Wit voetje
Er is ergens een hert gesignaleerd met
een witte voet, door leeuwen bewaakt.
Een jonkvrouw zoekt een dappere ridder
om het witte voetje te halen. Wie slaagt,
mag op haar liefde rekenen. De poging
van de spotlustige Keye, Arthurs hof
maarschalk, mislukt. Lanceloet slaagt,
maar wordt zwaar gewond. De witte
voet geeft hij voor de vrouwe aan iemand
ittfc
Feest aan het hof van koning Arthur. Voorop vier koningen met gouden zwaarden, daarachter Arthur zelf in een hermelijnen mantel.
anders mee. Het blijkt een onbetrouwba
re schurk, die nu de vrouw wil. Walewein
verslaat hem. Maar Lanceloet moet de
jonkvrouw afwijzen, hij heeft immers
heimelijk trouw beloofd aan Arthurs
vrouw.
In veel verhalen is Walewein de ideale
ridder. Hij is voorkomend, gedienstig,
dapper en avontuurlijk, minzaam zon
der zich in onverantwoorde liefdesavon
turen te storten. Als de ridders met Ar
thur een keer in de hofzaal zitten, komt
er een schaakbord binnen zweven dat
weer verdwijnt. Walewein zal het voor de
legendarische koning halen. Dat is in de
Roman van Walewein het begin van een
doordachte reeks spannende en mysteri
euze avonturen.
In de Nederlandse literatuur bestaan er
zo'n vijftien Arthur-romans. Bijvoor
beeld het verhaal van de boerenkinkel
Ferguut die een hoofse Arthurridder wil
worden. De meeste zitten in een hand
schrift dat de Koninklijke Bibliotheek
bewaart onder nummer 129 A 10. Onder
medio-neerlandici even legendarisch
als Arthur zelf. Het handschrift is in de
eerste helft van de 14e eeuw door een
man of vijf (overgeschreven in
Zuid-Brabant.
In dit handschrift is een groot aantal ver
halen waarin de ridders van de ronde ta
fel hun mooie rol spelen door de samen
steller^) tot een gigantische cyclus, een
samenhangend geheel gemaakt. Daar
voor zij n heel wat episodes van de verha
len aangepast. Tegen de achtergrond van
opkomst en ondergang van het rijk van
Arthur lezen we nu de avonturen van de
helden. De kern van de cyclus is driele
dig: het levensverhaal van Lanceloet, de
zoektocht naar de Graal en de dood van
koning Arthur. Tussen de kerndelen zijn
andere verhalen ingevoegd: het verhaal
van de zwarte ridder Moriaen bijvoor
beeld en het verhaal van Lanceloet en het
hert met de Witte voet.
De teksten van deze enorme Lanceloet-
-compilatie worden momenteel onder
leiding van de Utrechtse mediaevist
W.P.Gerritsen in vele delen, met studies
over de vertaling en de bewerking naar
de bronnen gepubliceerd. Onlangs ver
scheen een kerndeel eruit. Het is subliem
werk dat de cyclus met alles erop en er
aan bereikbaar maakt, zij het dat voor de
gewone lezer de drempel hoog is. De
kaars verhalen? Wat is de invloed van het
mondelinge vertellen? Hoe werden ze bij
het opschrijven aangepast?
Publiek
Een van de interessantste problemen is
de waag naar het publiek: wie waren de
luisteraars en voor wie werden die rid
derverhalen opgeschreven? Er is een lan
ge traditie om de middeleeuwse litera
tuur in te delen naai- de drie standen:
adel, geestelijkheid en burgerij. Dat
blijkt zwaar achterhaald. Een uitge
breid hofleven bestond in deze gewesten
niet in die mate dat de Nederlandse lite
raire traditie verklaard kan worden. Zo
komen veel huidige onderzoekers tot de
conclusie dat de ridderverhalen dikwijls
voor de nieuwe elite, de stedelijke aristo
cratie geschreven moeten zijn. Ook in de
middeleeuwen geven een tijdlang veel
ouders aan hun kinderen de naam van
een Arthur-ridder, waarbij Walewein
erg populair is. Toen jaren geleden de
fraaie serie Floris op het scherm was, zal
het zo ook wel gegaan zijn. En in kringen
van Graal-zoekers heeft men ook zo zijn
voorkeuren.
Het is met die Graal wonderlijk gesteld.
Met het motief van de Graal, een schaal
waarmee het bloed van Jezus opgevan
gen, zou zijn wordt de ridderwereld in
een christelijk kader geplaatst. Zo wordt
op geniale wijze de ware queeste, de
avontuurlijke zoektocht waarbij de rid
der zichzelf waarmaakt in een moreel
perspectief geplaatst. Het is dit Graal-
motief dat velen die thans 'zoeken' zo
aanspreekt.
Niet het vinden, maar het zoeken is wat
moderne toeristen, archeologen, graal
zoekers en literatuurhistorici bindt. Het
zijn in zekere zin allemaal een beetje
padvinders.
Lo van Driel
Lanceloet: de Middelnederlandse vertaling
van de Lancelot en prose. (Middelnederlandse
Lancelotroinans; dl. 6). uitg. door Bart Be-
samusca Ada Postma, met een verantwoor
ding van de editie door W.P Gerritsen en een
beschrijving van de handschriften door Jan
Willem Klem. Uitgeverij Verloren. Hilversum
1997, f 95.00
Jozef D. Janssens e.a., Op avontuur. Middel
eeuwse epiek in de Lage Landen Uitgeverij
Prometheus. Amsterdam 1998. f 55.00
De in Cornwal gevonden steen met de inscriptie Pater Coliavicit Artognov, wat wil
zeggen: Artognou, vader van een nazaat van Coll heeft dit gemaakt.
helaas prijzige banden geven de Arthur-
-zoekers eindelijk vaste grond en laten
veel toeristische of zweverige rimram
ver achter zich. Behalve deze uitgave van
de oorspronkelijke teksten verscheen
kortelings een bundel studies over 'Mid
deleeuwse epiek in de Lage Landen'. Die
bundel geeft een verrassend beeld van
het actuele onderzoek naar de middel
eeuwse verhalen. Natuurlijk komen
hierin niet alleen de Arthurverhalen aan
de orde, ook die over de grote Karei en
dito Alexander die niet minder groot
was. Het is het episch vertellen zelf dat
vragen stelt. Wat zijn de eisen van het
genre? Als het verhalen zijn, waarom
moeten ze soms dan de indruk maken
van kronieken? Kenden de schrijvers el-
De elf ridders aan tafel aanschouwen het wonder van het bloedende Christuskind in
de Graal.
Theo Joekes
Golf is in Nederland altijd een
elitesport gebleven. Meer dan
hockey, veel meer dan voetbal, dat
aanvankelijk alleen door leden
van gegoede families werd ge
speeld Elite - de uitgelezenen -
gebruik ik met betrekking tot het
golfspel alleen in kwantitatieve,
niet kwalitatieve zin. Vijftig jaar
geleden waren er vijftien banen -
'links'- in Nederland en ongeveer
tweeduizend in Engeland en
Schotland samen.
Zou 'golf' met zijn harde 'g' als in
'go' inderdaad van het Hollandse
'kolf' afgeleid zijn? Ik bespaar u de
historische bespiegelingen. Als
het zo is, maakt dat het verschijn
sel des te merkwaardiger dat golf
hier nooit echt ingeburgerd is. Het
spel wemelt van de termen die wat
hun oorsprong betreft ook voor
Engelsen niet altijd duidelijk zijn.
'Tee. fairway, green, rough, bun
ker, club, iron, nineteenth hole'
Die termen worden ook in Neder
land gebruikt. En dat is een gevolg
van het feit dat het spel in zijn hui
dige vorm uit Schotland via Enge
land naar Nederland is gebracht.
„De populariteit in Nederland is
nog niet zo groot dat daarvoor Ne
derlandse aequivalenten zijn ge
vonden", aldus de Winkler Prins
in 1950.
Heden ten dage is het niet anders.
In het radioprogramma Vrije Vo
gels vergeleek iemand het sprieten
van een vlinder met 'een golfstick'
Maar dat is ook geen Nederlands
en het slaat dus nergens op. Zo'n
ding heet een 'golfclub'. Een qua
si-Nederlandse term als 'golf
stick' vormt geen bijdrage aan de
inburgering van het nationale
Schotse spel in de lage landen.
Die Schotse oorsprong is het beste
af te lezen aan het Engelse woord
'links'. Zo noemen de golfers hun
baan. (Alweer een plurale tantum-
'two links, one links'. De onvol
prezen Concise Oxford Dictionary
omschrijft 'links' als vlak of gol
vend terrein van zandgrond, nabij
de kust gelegen, met ruig en ge
schoren gras begroeid'. De term
'golf links' beschrijft dus een be
paald soort Schots landschap
Volgens mij zou het geen verrij
king zijn, al die spannende golf-
termen te vertalen. Zeg nou zelf!
Als een 'hole' twee betekenissen
heeft, namelijk het gehele traject
tussen de afslag en het volgende
putje, en vervolgens dat putje zelf,
moet ik die dan allebei 'putje' noe
men? Noch een 'birdie' noch een
'eagle' heeft iets met vogels te ma
ken. Een beetje geheimtaal mag
toch ook nog wel7
Atte Jongstra: Disgenoten (Queri-
do, 215 blz., 34,90). De hoofd
persoon in de nieuwe roman van
Atte Jongstra is een redenaar, veel
gevraagd op congressen en semi
nars. Zijn zelfverzekerdheid be
gint poreuze plekken te vertonen
wanneer hij op een geheime missie
wordt gestuurd naar het Hoge
Noorden, war de voorbereidingen
plaatsvinden voor een internatio
naal symposium.
Rob Schouten: Iloe laat is 't aan
den tijd (De Bezige Bij, 218 blz..
36,50). Essaybundel overpoëzie.
Michel Knelaars En het dansen
gaat door (Contact. 255 blz..
36.90). Tweede roman van Mi
chel Krielaars. In 1996 verscheen
zijn debuut Meeuw
Max Niematz. Eilandvrees (Con
tact, 205 blz., 32,90). Debuutro
man. Van Niematz verscheen eer
der de verhalenbundel Twee
vreemden in een bootje, die in
1995 werd genomineerd voor de
Debutantenprijs.
Michael Frijda Schrikdieren
(Prometheus, 208 blz., 29,90).
Verhalen Debuut van Michael
Frijda (1961).
Nanne Tepper: De vaders van de
gedachte (Contact. 143 blz..
34,90, geb.). Ideeënroman over
de macht der verbeelding. Tweede
roman van Nanne Tepper (1962).
e Simon Carmiggelt: Vergeet het
maar Ping pong en Articles de
Paris Vliegen vangen (De Arbei
derspers. 266 blz 39,90,
geb /174 blz., 34,90, geb.) Twee
dubbeldelen in de reeks Carmig-
gelt-heruitgaven. inmiddels het
vijfde en zesde deel. Vergeet het
maar en Ping pong werden oor
spronkelijk gepubliceerd in 1953
en 1954 en zijn beide een selectie
van naar thema zeer gevarieerde
Kronkels uit die periode. Hetzelf
de geldt voor Articles de Paris en
Vliegen vangen die voor het eerst
in 1955 verschenen. Simon Car
miggelt overleed in 1987.
Nederlandse auteurs komen zelden
in actie, maar vorig jaar keerde een
aantal van hen zich tegen de manier
waarop varkens worden gefokt. Door de
publiciteit rond de varkenspest was
duidelijk geworden hoe onetisch de
omstandigheden in de bio-industrie
zijn. J. J. Voskuil richtte de 'Stichting
Varkens in Nood' op, Koos van Zomeren
volgde, anderen sloten zich aan. Een van
de gevolgen van het initiatief is het boek
Varkens. Een bloemlezing.
De bundel maakt, duidelijk dat
het varken bij onze auteurs op
grote sympathie mag rekenen. „Het
varken is de ideale hond", vindt
Frans van der Helm. Daar wordt nog
een schepje bovenop gedaan door
Wouter Klootwijk. „Varkens zijn net
mensen", beweert hij. Maar nie
mand gaat zo ver als Rudy Kous
broek. Volgens hem zijn varkens 'be
toverde prinsen en prinsessen.
De bloemlezing bevat een aardige
selectie uit alles wat er van Aafjes tot
en met Van Zomeren over varkens is
geschreven. Helaas staan er ook ge
dichten in van het niveau: 'Er was
een klein varkentje, ergens in Soest-
,/die vond dat hij toch iets betekenen
moest.' Aan de andere kant moeten
we varkensgedichten van Chr. J. van
Geel, Patty Scholten en Charles Du
cal missen. De laatste gaf toch in een
van zijn verzen een tekenend beeld
van een hedendaagse varkensfokke
rij: 'Toen zagen wij het vlees in be
drijf./het blinde leven dat sliep,
vrat,/werd afgevoerd en geslacht,/
het lichaam tot eigen vuii/terugge-
bracht. De lucht beet./Wij ademden
meelstof en ammoniak.'
Daar staat in Varkens trouwens heel
wat tegenover. Het bekende verhaal
'Mijnheer Tip is de dikste mijnheer'
van A Koolhaas bijvoorbeeld. Of het
aangenaam venijnige proza van Mi-
das Dekkers, die altijd maar weinig
woorden nodig heeft om tot de kern
van de zaak te komen: „Het varken is
zo'n beetje het blootste beest dat er
is; je zit meteen op de binnenband."
Of het verhaal van Bertus Aafjes die
de rollen omdraait en een varken
laat zeggen: „Ik eet graag mensen
vlees. Zonder mensenvlees zou het
varken met kunnen bestaan."
In verschillende bijdragen wordt be
schreven hoe het allemaal zo fout
heeft kunnen lopen met de varkens
fokkerij. Het meest direct is de Fran
se Nederland-kenner Sylvain Ephi-
menco. Zonder omhaal schrijft hij
over de 'asocialen' van de 'var
kensmaffia', de varkensboerenlei
der Van Den Brink is naar zijn
zeggen 'een soort Karadzic'. De 'ge
wetenloze desperado's' zouden Ne
derland liefst 'in een reusachtige
plee' veranderen. Wouter Klootwijk
is in 'Wat wil de big?' een stuk genu
anceerder, maar zijn conclusies blij
ken nauwelijks minder vernieti
gend. Voor de fokkers werden de
intelligente dieren, zoals hij het
noemt, 'snelgroeiende ballen met
gaatjes erin'.
Sinister
Ook Koos van Zomeren schrijft over
de sinistere aspecten van de bio-in
dustrie. Hij eindigt zijn indringende
stuk met een oproep die het overden
ken waard is: „Het is óf onze moraal
die zich uitbreidt over de varkens
houderij, óf de moraal van de var
kenshouderij die zich uitbreidt over
ons." En Rudy Kousbroek wijst nog
eens op de even weerzinwekkende
als vanzelfsprekende 'traditie van
sabotage, ontduiking en bedrog' in
de kringen van varkensboeren, die
'de gemeenschap in 1997 vier mil
jard hebben gekost'. Deze bloemle
zing Varkens maakt duidelijk dat
onze schrijvers eindelijk weer eens
een onderwerp hebben waarvoor ze
op de bres willen staan.
Hans Warren
Varkens. Een bloemlezing - Samenstel
ling Stichting Varkens in Nood -190
pag./f 24,90 - Contact, Amsterdam-Ant
werpen
Rudy Kousbroek....betoverde prinsen en prinsessen..
foto Klaas Koppe